Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Midden-NL 150715 omvallende linoleumrol; hoofdelijke aansprakelijkheid aannemer en onderaannemer/werkgever; onderlinge draagplicht 80% -20%

Rb Midden-NL 150715 omvallende linoleumrol; hoofdelijke aansprakelijkheid aannemer en onderaannemer/werkgever; onderlinge draagplicht 80% -20%

zie ook: rb-midden-nl-150715-omvallende-linoleumrol-hoofdelijke-aansprakelijkheid-wn-er-van-aannemer-aannemer-en-onderaannemer/werkgever

4 De beoordeling

4.1.
Nu in de hoofdzaak met nummer 830893 AC EXPL 12-5678 is geoordeeld dat Alfasecure (hoofdelijk met [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ) aansprakelijk is voor de door [B] als gevolg van het ongeval op 4 juni 2009 geleden schade, beschouwt de kantonrechter de vordering in de vrijwaring als een vordering om de onderlinge draagplicht tussen partijen in de zin van artikel 6:10 BW vast te stellen. In dat kader dient de schade over hen te worden verdeeld met overeenkomstige toepassing van artikel (6:102 j°) 6:101 BW, tenzij uit wet of rechtshandeling (bijvoorbeeld de overeenkomst tussen partijen) een andere verdeling voortvloeit. Op grond van artikel 6:101 BW wordt de vergoedingsplicht verdeeld in evenredigheid met de mate waarin de aan ieder toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen, met dien verstande dat een andere verdeling plaatsvindt indien - kort gezegd - de billijkheid dit wegens de omstandigheden van het geval eist.

4.2.
Zoals [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] terecht hebben opgemerkt bij conclusie na getuigenverhoren in vrijwaring rust op Alfasecure de stelplicht en bewijslast ten aanzien van de feiten en omstandigheden die hebben geleid tot de schadeveroorzakende gebeurtenis dan wel de verdeling van de schade tussen hen.

4.3.
[gedaagde sub 1] heeft haar standpunt dat niet tussen haar en Alfasecure een overeenkomst bestond, maar tussen haar en Alfagroup kennelijk niet willen handhaven bij conclusie na getuigenverhoor in vrijwaring. De kantonrechter gaat derhalve uit van een overeenkomst tussen [gedaagde sub 1] en Alfasecure.

4.4.
Alfasecure heeft gesteld dat zij met [gedaagde sub 1] contractueel is overeengekomen dat [gedaagde sub 1] verantwoordelijk was voor de veiligheid van de werknemers van Alfasecure op de werkvloer (van het project). [gedaagde sub 1] heeft echter betwist dat zij de zorg voor de veiligheid van de werknemers van Alfasecure contractueel heeft overgenomen. De toepassing van de algemene voorwaarden van Alfasecure (waaruit dit zou blijken) is volgens [gedaagde sub 1] niet (eenduidig) overeengekomen. [gedaagde sub 1] heeft verwezen naar haar aan Alfagroup gerichte inkooporder d.d. 17 maart 2009 (productie 1 bij conclusie van antwoord in vrijwaring).
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Alfasecure haar stelling dat [gedaagde sub 1] de zorg voor haar werknemers contractueel heeft overgenomen in deze procedure (in de vrijwaring) onvoldoende onderbouwd. Dit geldt mede in het licht van de door [gedaagde sub 1] overlegde inkooporder en de daarop genoemde toepassing van algemene voorwaarden van de zijde van [gedaagde sub 1] en de verwerping van andersluidende voorwaarden. Alfasecure is daarop niet specifiek ingegaan. Dit leidt ertoe dat een contractuele tekortkoming van [gedaagde sub 1] niet is komen vast te staan.

4.5.
Het ontbreken van een contractueel overgedragen zorgplicht doet echter niet af aan de feitelijke situatie dat de schade die [B] heeft geleden en lijdt is veroorzaakt door het handelen van [gedaagde sub 2] . Dit is in de hoofdzaak met nummer 830893 AC EXPL 12-5678 als een onrechtmatige daad gekwalificeerd, waarvoor [gedaagde sub 1] op grond van artikel 6:170 BW als werkgever aansprakelijk is. De kantonrechter ziet overigens niet in hoe Alfasecure op haar beurt daarvoor weer aansprakelijk zou moeten worden geacht op grond van artikel 6:171 BW. Alfasecure heeft ook betwist dat [gedaagde sub 2] werkzaamheden verrichtte ter uitoefening van het bedrijf van [gedaagde sub 1] . De stelling van [gedaagde sub 1] vindt ook geen steun in de feiten. [gedaagde sub 2] was door [gedaagde sub 1] aangewezen om, nadat [gedaagde sub 1] de bekabeling had aangebracht, ten behoeve van de afmontage door de werknemers van Alfasecure de kabels aan te wijzen of deze te verleggen als deze niet op de juiste plaats bleken te liggen. Deze werkzaamheden liggen nog steeds in de sfeer van het bedrijf van [gedaagde sub 1] .

4.6.
Daar komt bij dat, noch in de hoofdzaak (zie onder 4.10 in de hoofdzaak) noch in de vrijwaring, is gesteld of gebleken dat en wanneer [gedaagde sub 1] de (door [E] en [gedaagde sub 2] in het getuigenverhoor d.d. 14 mei 2014 genoemde) instructie heeft gegeven dat als werknemers obstakels tegenkomen die verhinderen dat zij hun werk kunnen doen zij dit moeten melden en dat degene van wie het is het obstakel moet opruimen en hoe op de naleving daarvan toezicht is gehouden (artikel 7:658 lid 1 BW). Het gebrek hieraan heeft kunnen bijdragen aan het (gevaarzettende) handelen van [gedaagde sub 2] .

4.7.
Bij gebreke van een contractuele overdracht van Alfasecure van de zorg voor haar werknemers aan [gedaagde sub 1] , had naar het oordeel van de kantonrechter ook van Alfasecure meer verwacht mogen worden ter waarborging van de veiligheid van haar werknemers op de werkplek, ook al was zij maar een kleine speler binnen het grotere bouwproject. De kantonrechter wijst in dat verband op hetgeen is overwogen onder 4.13 in de hoofdzaak.

4.8.
Op basis van de hiervoor genoemde omstandigheden komt de kantonrechter tot het oordeel dat 80% van de oorzaak die (uiteindelijk) de schade van [B] heeft veroorzaakt moet worden toegerekend aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] en 20% aan Alfasecure. Daar komt bij dat ook [gedaagde sub 1] in directe verbinding stond met de hoofdaannemer [C] en daarmee de lijnen naar andere door [C] ingeschakelde aannemers korter waren, zodat zij het meer in haar macht had te zorgen voor de verwijdering van obstakels op de werkvloer.

4.9.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zullen worden veroordeeld om aan Alfasecure te betalen 80% van al datgene waartoe Alfasecure wordt veroordeeld om aan schadevergoeding aan [B] te voldoen.
De kantonrechter wijst erop dat opzet of bewuste roekeloosheid van [gedaagde sub 2] is gesteld noch gebleken (zie ook onder 4.5. in de hoofdzaak), zodat hij ter zake van de schade niet jegens [gedaagde sub 1] aansprakelijk zal zijn (artikel 7:661 BW). Overigens heeft [gedaagde sub 1] ook genoemd dat [gedaagde sub 2] in het geheel niet zal hoeven bijdragen aan de schade en dat hij als werknemer van [gedaagde sub 1] is verzekerd onder haar AVB-verzekering (conclusie na getuigenverhoor in vrijwaring onder 3.8.). ECLI:NL:RBMNE:2015:8741