Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Den Bosch 250407 art. 7:508 lid 1 BW; reisorg. kan aanspr. voor dood of letsel niet uitsluiten

Rb Den Bosch 25-04-07 art. 7:508 lid 1 BW; reisorganisator kan aansprakelijkheid voor schade door dood of letsel reiziger niet uitsluiten of beperken
2.4.   Tussen partijen is een reisovereenkomst gesloten als bedoeld in artikel 7:500 e.v. BW. Solmar Tours, de reisorganisator, heeft zich immers jegens de familie [A], de reiziger, verbonden tot het verschaffen van een te voren georganiseerde reis die zowel vervoer als verblijf, waaronder minimaal een overnachting, omvat. De reisorganisator is volgens artikel 7:507 lid 1 BW verplicht tot uitvoering van de reisovereenkomst overeenkomstig de verwachtingen die de reiziger op grond van de reisovereenkomst redelijkerwijs mocht hebben. Als de reis niet verloopt overeenkomstig de verwachtingen die de reiziger op grond van de reisovereenkomst redelijkerwijs mocht hebben, is de reisorganisator verplicht de schade te vergoeden, aldus het tweede lid van dat artikel behoudens de daarin genoemde uitzonderingen. In dit geval staat vast dat de reis niet is verlopen overeenkomstig de verwachtingen die de familie [A] redelijkerwijs mocht hebben. Zij mocht immers verwachten dat zij op veilige wijze zou worden vervoerd naar de vakantiebestemming, hetgeen niet is gebeurd. Dat betekent dat sprake is van non-conformiteit in de zin van artikel 7:507 BW en Solmar Tours in beginsel de schade moet vergoeden die de familie [A] heeft geleden tengevolge van het busongeval. Dit is slechts anders als Solmar Tours stelt (en zo nodig bewijst) dat er sprake is van één van de uitzonderingen die in artikel 7:507 lid 2 BW zijn genoemd. (...)

2.8.  Naar het oordeel van de rechtbank heeft Solmar Tours onvoldoende gesteld om te concluderen dat sprake is van overmacht in de zin van artikel 7:507, lid 2 onder b dan wel c, BW. De (gestelde) omstandigheden dat het rijtijdenbesluit is nageleefd en de twee chauffeurs elkaar tijdig hebben afgewisseld, leiden niet (op zichzelf) tot het aannemen van een overmachtsituatie. Met de stelling dat het ongeval niet te wijten is aan de chauffeur, die bij conclusie van antwoord niet nader is onderbouwd, is kennelijk -zo begrijpt de rechtbank- bedoeld te verwijzen naar het relaas van de chauffeur over de toedracht van het ongeval. Nog daargelaten of die stelling voldoende is voor het aannemen van overmacht (zie de alternatieve criteria in 2.6), vindt de rechtbank die stelling onvoldoende feitelijk onderbouwd. Met betrekking tot de toedracht van het ongeval heeft Solmar Tours geen concrete feiten en omstandigheden naar voren gebracht anders dan het ter zitting meegedeelde relaas van de chauffeur dat "een andere partij vlak voor hem is ingevoegd, waardoor hij een abrupte uitwijkmanoeuvre moest maken". Dit relaas, dat pas ter comparitie naar voren is gebracht, is echter niet onderbouwd door bijvoorbeeld een schriftelijke verklaring van de betreffende chauffeur of enig ander schriftelijk stuk met betrekking tot de toedracht. Voorts is dit relaas moeilijk te rijmen met de tevens door Solmar Tours ingenomen stelling dat het onderzoek in Frankrijk de oorzaak van het ongeval niet heeft kunnen uitwijzen en al helemaal niet met de - niet serieus betwiste - omstandigheid dat de chauffeur is veroordeeld door de Franse strafrechter in verband met het ongeval. Nu de stelplicht en bewijslast op Solmar Tours rust, had het op haar weg gelegen om concreet feitelijk onderbouwde stellingen in te nemen en ter zake dienende stukken in het geding te brengen althans in ieder geval een gespecificeerd bewijsaanbod te doen. Dit geldt temeer nu Solmar Tours ter zitting werd vertegenwoordigd door de directeur van Bus Partner, de onderneming die het busvervoer van de reis verzorgde, waar de betreffende chauffeur nog steeds in dienst is. Desgevraagd heeft hij ter zitting verklaard dat Bus Partner noch Solmar Tours ooit de stukken van het Franse onderzoek heeft opgevraagd bij de Franse autoriteiten dan wel bij de chauffeur. De procureur van Solmar Tours heeft ter zitting daaraan toegevoegd dat Solmar Tours het niet nodig heeft gevonden om stukken over de toedracht van het ongeval in het geding te brengen omdat dat op de weg van de familie [A] ligt. Gelet op het ontbreken van concreet feitelijk onderbouwde stellingen omtrent de toedracht van het ongeval en van een gespecificeerd bewijsaanbod, zal de rechtbank het beroep van Solmar Tours op overmacht verwerpen.

2.9.  Solmar Tours heeft aangevoerd dat zij haar aansprakelijkheid in de toepasselijke algemene voorwaarden heeft uitgesloten c.q. beperkt. Dit verweer slaagt evenmin, nu artikel 7:508 lid 1 BW bepaalt dat de reisorganisator zijn aansprakelijkheid voor schade, veroorzaakt door dood of letsel van de reiziger, niet kan uitsluiten of beperken. Niet gesteld of gebleken is dat de uitzondering van lid 2 van dat artikel van toepassing is.

2.10.  Tenslotte heeft Solmar Tours betoogd dat de familie [A] niet heeft voldaan aan haar schadebeperkingsplicht, omdat zij zich niet heeft gewend tot de verzekeraar van Bus Partner. Bus Partner heeft aansprakelijkheid erkend voor de gevolgen van het ongeval en heeft zich bereid verklaard de schade van de passagiers te vergoeden naar Belgisch recht, aldus Solmar Tours. De omstandigheid dat een andere partij aansprakelijkheid heeft erkend voor de geleden schade, leidt er niet toe dat de familie [A] verplicht zou zijn te proberen haar schade op die partij te verhalen. Uit artikel 6:102 BW vloeit immers voort dat in een situatie dat op twee (rechts)personen de verplichting tot vergoeding van dezelfde schade ligt, deze personen hoofdelijk aansprakelijk zijn. Het staat de benadeelde vrij om beide personen dan wel slechts één van hen aan te spreken voor de gehele schade. De omstandigheid dat Bus Partner in de onderlinge verhouding met Solmar Tours uiteindelijk de gehele schade of een groot deel daarvan voor haar rekening zou moeten nemen, kan niet aan de familie [A] worden tegengeworpen. Dat Solmar Tours eventueel de aan de familie [A] te vergoeden schade niet (geheel) op Bus Partner kan verhalen, is een risico dat volgens de parlementaire geschiedenis van titel 7A van boek 7 BW bij de reisorganisator rust en dus evenmin kan worden tegengeworpen aan de familie [A]. Overigens heeft de familie [A] er (terecht) op gewezen dat het aanspreken van Bus Partner (in plaats van haar contractspartij Solmar Tours) diverse mogelijke nadelen voor haar oplevert, zoals het procederen voor een buitenlandse rechter en naar buitenlands recht.

2.11.  Dit betekent dat alle verweren van Solmar Tours moeten worden verworpen en de vorderingen van de familie [A] worden toegewezen. De gevorderde bepaling dat de omvang van de schade wordt vastgesteld naar "Nederlandse maatstaven" zal echter worden afgewezen, nu niet is toegelicht wat daarmee wordt bedoeld. De bepaling dat de omvang van de schade wordt vastgesteld naar Nederlands recht is wel toewijsbaar, nu - zoals hiervoor al overwogen - het Nederlandse recht volgens de toepasselijke algemene voorwaarden bij uitsluiting van toepassing is.
LJN BA4613