Overslaan en naar de inhoud gaan

RBROT 061223 beenamputatie na ongeval met kraan bij erkend leerbedrijf; zorgplicht onderwijsinstelling niet geschonden

RBROT 061223 beenamputatie na ongeval met kraan bij erkend leerbedrijf; zorgplicht onderwijsinstelling niet geschonden; (NB: betreft regreszaak van verzekeraar formele wg-er)

2De feiten

2.1.

Linger houdt zich bezig met reparaties en onderhoud van machines en machineonderdelen en voert daarnaast las-en montagewerkzaamheden uit. In januari 2018 is zij gebruik gaan maken van de bedrijfshal van Metaalbewerking Schiedam B.V. (hierna: Metaalbewerking Schiedam) en de in die bedrijfshal aanwezige machines en inventaris. Zij kon ook de arbeidskrachten van Metaalbewerking Schiedam inzetten voor haar werkzaamheden.

2.2.

[eiseres] is de aansprakelijkheidsverzekeraar van Linger.

2.3.

Albeda is een onderwijsinstelling en biedt onder meer technisch mbo-onderwijs aan.

2.4.

[naam 1] (hierna: [naam 1]) en [naam 2] (hierna: [naam 2]) zijn met ingang van 1 augustus 2017 de BBL1-opleiding Metaalbewerken gaan volgen bij Albeda. In dat kader zijn tussen Albeda en [naam 1] en Albeda en [naam 2] onderwijsovereenkomsten tot stand gekomen.

2.5.

Daarnaast zijn [naam 1] en [naam 2] per augustus 2017 ieder op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst getreden bij Metaalbewerking Schiedam in de functie van leerling metaalbewerker.

2.6.

Voor het onderdeel beroepspraktijkvorming van de opleiding Metaalbewerken (zie 2.4) hebben Albeda, [naam 1] en Metaalbewerking Schiedam respectievelijk Albeda, [naam 2] en Metaalbewerking Schiedam in december 2017 praktijkovereenkomsten gesloten. De algemene voorwaarden die op deze praktijkovereenkomsten van toepassing zijn luiden voor zover hier van belang:

“(…)

1. Randvoorwaarden

(…)

1.5

Het bedrijf of de organisatie die de bpv verzorgt, het leerbedrijf, beschikt op de datum van ondertekening van de praktijkovereenkomst over een erkenning van Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (verder: SBB) voor de kwalificatie waarvoor de student is ingeschreven bedoeld in artikel 7.2.10 van de WEB.

(…)”.

2.7.

Medio januari 2018 heeft [naam 3], de praktijkbegeleider van [naam 1] en [naam 2] bij Albeda, Metaalbewerking Schiedam bezocht.

2.8.

Op 22 januari 2018 rond 10.00 uur hebben [naam 1] en [naam 2] in de bedrijfshal van Metaalbewerking Schiedam geholpen bij het lossen van een vrachtwagen. De lading bestond uit vijf pakketten van metalen elementen van ongeveer zes meter lang. Deze lading was bestemd voor Linger. [naam 1] en [naam 2] maakten daarbij gebruik van een bovenloopkraan en rondstroppen. [naam 2] bestuurde de bovenloopkraan. [naam 1] heeft de rondstroppen om de lading gedaan en de lading uit de vrachtwagen begeleid. Tijdens het lossen van het laatste pakket zijn de rondstroppen gescheurd en is het pakket (met een totaalgewicht van ± 4280 kg) op het rechterbeen van [naam 1] gevallen. [naam 1] is naar het ziekenhuis overgebracht. Daar is zijn gehele rechterbeen geamputeerd.

2.9.

Het onder 2.8 beschreven arbeidsongeval is dezelfde dag gemeld bij de Inspectie SZW. De Inspectie SZW is een onderzoek gestart en heeft een boeterapport opgesteld. In het boeterapport is vermeld dat sprake is een overtreding door Metaalbewerking Schiedam van artikel 16 lid 10 Arbeidsomstandighedenwet jo. artikel 7.20 lid 1 Arbeidsomstandighedenbesluit. De Inspectie SZW heeft onder meer geconstateerd dat de rondstroppen en bovenloopkraan sterk verouderd en slecht onderhouden waren en dat bij het lossen van een vrachtwagen het hijs- en hefgereedschap niet is afgestemd op de kenmerken van de te hanteren lasten, de aanslagpunten, de haakvoorziening en de weersomstandigheden.

2.10.

Bij brief van 6 februari 2018 heeft [naam 1] Metaalbewerking Schiedam aansprakelijk gesteld voor zijn schade als gevolg van het ongeval. Op 8 februari 2018 is Metaalbewerking Schiedam in staat van faillissement verklaard.

2.11.

Bij brief van 14 februari 2018 hebben [naam 1] en [naam 2] Linger aansprakelijk gesteld voor hun schade. Linger/[eiseres] hebben aansprakelijkheid tegenover [naam 1] erkend en [eiseres] heeft de schadeafwikkeling tegen cessie op zich genomen. Daarnaast heeft [eiseres] tegen cessie de schadeafwikkeling met [naam 2] overgenomen en heeft zij – zonder erkenning van aansprakelijkheid – tegen finale kwijting een bedrag van € 15.000,00 aan schadevergoeding en een bedrag van € 7.108,00 aan buitengerechtelijke kosten aan [naam 2] betaald.

2.12.

Bij brieven van 15 februari 2018 hebben [naam 1] en [naam 2] Albeda aansprakelijk gesteld. Albeda en haar verzekeraar Zurich Insurance plc hebben deze aansprakelijkheid afgewezen.

3Het geschil

3.1.

[eiseres] c.s. vordert – samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:

1) te verklaren voor recht dat Albeda aansprakelijk is voor de schade die in ontstaan door het ongeval dat [naam 1] op 22 oktober 2018 is overkomen en waarvan [naam 2] ooggetuige is geweest,

2) Albeda te veroordelen om aan [eiseres] c.s. te betalen:

a. a) primair alle door [eiseres] geleden en nog te lijden schade en betaalde en nog te betalen bedragen ter vergoeding van de schade van [naam 1], te vermeerderen met rente, en

b) primair het gehele door [eiseres] betaalde bedrag van € 22.108,00 ter vergoeding van de schade van [naam 2], te vermeerderen met rente, en

c) primair het door Linger gedragen eigen risico onder haar verzekeringspolis bij [eiseres] van € 10.000,00, te vermeerderen met rente, en

d) primair de buitengerechtelijke kosten van € 23.118,75, te vermeerderen met rente,

e) primair de reeds door [eiseres] gemaakte overige kosten van € 28.141,88 en eventueel nog te maken overige kosten, te vermeerderen met rente, en

3) de proceskosten, te vermeerderen met rente en nakosten.

3.2.

De conclusie van Albeda strekt tot afwijzing van het gevorderde, met veroordeling van [eiseres] c.s., bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten, te vermeerderen met de nakosten en de wettelijke rente met ingang van de eerste dag na het verstrijken van een termijn van twee weken na de datum van het vonnis.

3.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4De beoordeling

4.1.

In deze zaak is het de vraag of Albeda aansprakelijk kan worden gehouden voor de schade die [naam 1] en [naam 2] hebben geleden als gevolg van het arbeidsongeval op 22 januari 2018 (zie 2.8). [eiseres] c.s. vorderen de schade van [naam 1] en [naam 2], die hun vorderingen aan [eiseres] c.s. hebben gecedeerd. Tussen partijen is niet in geschil dat deze cessies rechtsgeldig hebben plaatsgevonden.

4.2.

[eiseres] c.s. verwijten Albeda dat zij haar zorgplicht tegenover [naam 1] en [naam 2] heeft geschonden. Zij stellen – kort gezegd – dat Albeda [naam 1] en [naam 2] de beroepspraktijkvorming heeft laten doorlopen bij een leerbedrijf waar duidelijk op zeer onveilige wijze werd gewerkt. Albeda heeft onvoldoende (toe)zicht gehouden op de beroepspraktijkvorming van [naam 1] en [naam 2] en heeft onvoldoende adequaat gereageerd op signalen van de onveilige situatie bij Metaalbewerking Schiedam. Deze schending van de zorgplicht van Albeda is volgens [eiseres] c.s. primair te kwalificeren als een toerekenbare tekortkoming in de praktijkovereenkomsten met [naam 1] en [naam 2] (zie 2.6). Subsidiar stellen [eiseres] c.s. dat Albeda aansprakelijk is voor een hulppersoon (artikel 6:76 BW). Meer subsidair heeft Albeda onrechtmatig gehandeld, aldus [eiseres] c.s.

4.3.

Tussen partijen is niet in geschil dat er op Albeda tegenover haar leerlingen zoals [naam 1] en [naam 2] een zorgplicht rust. Het is vaste rechtspraak dat het handelen van een onderwijsinstelling in verband met deze zorplicht moet worden beoordeeld naar de norm van hetgeen van een redelijk handelende en redelijk bekwame onderwijsinstelling mag worden verwacht. Hoe ver de zorgplicht van een onderwijsinstelling precies strekt, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, zoals bijvoorbeeld het type onderwijs dat gegeven wordt.

4.4.

In dit geval volgden [naam 1] en [naam 2] een BBL-opleiding. Albeda heeft onweersproken aangevoerd dat bij BBL-opleidingen – anders dan bij BOL2-opleidingen – de leerling eerst zelf een baan met arbeidsovereenkomst vindt en zich daarna bij Albeda meldt voor een opleiding. Er komt een arbeidsovereenkomst tussen de student en het leerbedrijf tot stand en een onderwijsovereenkomst tussen de onderwijsinstelling en de student. Albeda heeft toegelicht dat zij vervolgens controleert of het leerbedrijf (in dit geval Metaalbewerking Schiedam) door de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) is erkend als leerbedrijf. De SBB beoordeelt onder meer of het leerbedrijf een veilige werkplek biedt. Pas na die controle door Albeda op de website van de SBB, komt er tussen Albeda, de student en het leerbedrijf een praktijkovereenkomst tot stand (zie 2.6). Albeda stelt dat het zo ook is gegaan [naam 1] en [naam 2]. [eiseres] c.s. hebben dat niet betwist.

4.5.

Naar het oordeel van de rechtbank kon Albeda ter voldoening aan haar zorgplicht – voor zover in deze zaak relevant – in beginsel volstaan met het controleren of Metaalbewerking Schiedam door de SBB was erkend als leerbedrijf. De SBB is bij wet ingesteld en is op grond van de Wet Educatie Beroepsonderwijs (WEB) belast met de erkenning van leerbedrijven voor de beroepspraktijkvorming. Het is de taak van de SBB te controleren of leerbedrijven aan de erkenningsvoorwaarden voldoen. Deze erkenningsvoorwaarden zien onder meer op een veilige werkplek. Na erkenning controleert de SBB een keer per vier jaar of het leerbedrijf nog aan de erkenningsvoorwaarden voldoet.

4.6.

Dat kan anders zijn als voor Albeda duidelijk was of had moeten zijn dat sprake was van een onveilige werkplek bij Metaalbewerking Schiedam. [eiseres] c.s. hebben gesteld dat dat het geval was en dat de praktijkbegeleider van Albeda bij zijn bezoek aan Metaalbewerking Schiedam, een week voor het ongeval (zie 2.7), direct had gezien dat iets aan de hand was en dat Albeda toen had moeten ingrijpen. Albeda betwist dat echter en [eiseres] c.s. hebben die stelling onvoldoende gemotiveerd onderbouwd. Zij hebben niet concreet gesteld waaraan de praktijkbegeleider tijdens zijn bezoek in een oogopslag had kunnen zien dat situatie bij Metaalbewerking Schiedam zo onveilig was, dat Albeda had moeten ingrijpen. De enkele stelling dat er met sterk verouderde en slecht onderhouden materialen werd gewerkt bij Metaalbedrijf Schiedam, zoals volgt uit het boeterapport van de Inspectie SZW, is daarvoor niet voldoende. Het argument dat Albeda zich niet kan verschuilen achter de SBB-status van Metaalbewerking Schiedam, gaat dus niet op.

4.7.

Onder de hiervoor vermelde omstandigheden heeft Albeda de op haar rustende zorgplicht tegenover [naam 1] en [naam 2] niet geschonden. Albeda heeft gehandeld zoals van een redelijk handelend en redelijke bekwame onderwijsinstelling in de gegeven omstandigheden mocht worden verwacht. Van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de praktijkovereenkomst door Albeda kan daarom geen sprake zijn.

Hulppersoon

4.8.

[eiseres] c.s. stellen dat Albeda op grond van artikel 6:76 BW aansprakelijk is voor de schade die [naam 1] en [naam 2] hebben geleden als gevolg van het bedrijfsongeval, omdat Metaalbewerking Schiedam als hulppersoon van Albeda moet worden beschouwd. Beroepspraktijkvorming maakte onderdeel uit van de door Albeda aangeboden opleiding en Albeda zet ter uitvoering van haar verbintenissen leerbedrijven in.

4.9.

De rechtbank volgt het standpunt van [eiseres] c.s. niet. Zoals hiervoor al is overwogen is de opleiding Metaalbewerken een BBL-opleiding, waarbij – anders dan bij BOL-opleidingen – de leerling zelf eerst een baan met arbeidsovereenkomst vindt en zich vervolgens bij Albeda meldt voor een opleiding. Er komt een arbeidsovereenkomst tussen de student en het leerbedrijf tot stand en vervolgens een driepartijenovereenkomst (de praktijkovereenkomst; zie 2.6) tussen de student, de onderwijsinstelling en het leerbedrijf ten behoeve van de beroepspraktijkvorming(zie 4.4). Albeda heeft aangevoerd dat de leerling 4 dagen per week tegen betaling van een marktconform salaris bij zijn werkgever werkt en dat de werkgever de leerling de gelegenheid geeft om één dag in week onderwijs te volgen bij (in dit geval) Albeda. [eiseres] c.s. hebben dit niet betwist en hebben ook niet betwist dat het zo ook is gegaan bij [naam 1] en [naam 2]. Onder deze omstandigheden kan niet worden vastgesteld dat Albeda bij de uitvoering van een verbintenis gebruik maakt van de hulp van andere personen. Metaalbewerking Schiedam kan daarom niet als hulppersoon worden aangemerkt.

Onrechtmatige daad

4.10.

[eiseres] c.s. baseren hun vorderingen tot slot op onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW).

4.11.

[eiseres] c.s. hebben niet meer feiten aan hun vordering op grond van onrechtmatige daad ten grondslag gelegd dan aan hun vordering op grond van wanprestatie. Gesteld noch gebleken is waarom het gestelde gedrag van Albeda, los van het contractuele kader, onrechtmatig tegenover [naam 1] en [naam 2] zou zijn. Dat betekent dat de vordering op grond van onrechtmatige daad om materieel dezelfde redenen als hiervoor uiteengezet in 4.4 tot en met 4.7 evenmin voor toewijzing in aanmerking komen.

Conclusie

4.12.

De rechtbank wijst de vorderingen van [eiseres] c.s. dus af. De overige stellingen van partijen behoeven geen bespreking meer. ECLI:NL:RBROT:2023:11936