Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Den Bosch 180407 anti-ramkraakpaaltjes niet gebrekkig; val ongelukkige samenloop v. omstandigh.

Rb Den Bosch 18-04-07 anti-ramkraakpaaltjes niet gebrekkig; val was ongelukkige samenloop van omstandigheden
3.1.  [eiseres] is op 1 oktober 2004 gestruikeld over een paaltje dat voor de uitgang van de winkel van Brameco staat. In deze procedure gaat het om de vraag of Brameco en Interpolis de letselschade die [eiseres] hierbij heeft opgelopen, dienen te vergoeden.

3.2.  [eiseres] acht Brameco aansprakelijk op grond van artikel 6:174 BW als bezitter van een gebrekkige opstal, dan wel op grond van artikel 6:162 BW omdat Brameco een gevaarzettende situatie in het leven heeft geroepen.

3.3.  Een gebrekkige opstal in de zin van artikel 6:174 BW is een opstal die niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen en daardoor gevaar voor personen of zaken oplevert. Wanneer dit gevaar zich verwezenlijkt, is de bezitter van de opstal aansprakelijk, behoudens hier niet aan de orde zijnde uitzonderingen.

3.4.  Het in het leven roepen van een gevaarzettende situatie kan, bij verwezenlijking van dat gevaar, leiden tot aansprakelijkheid op grond van artikel 6:162 BW, indien is voldaan aan de criteria die door de Hoge Raad zijn geformuleerd in het Kelderluikarrest van 5 november 1965 (NJ 1966, 136). In dit arrest is bepaald dat alleen in het licht van de omstandigheden van het gegeven geval kan worden beoordeeld of en in hoeverre aan iemand, die een situatie in het leven roept welke voor anderen bij niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid gevaarlijk is, de eis kan worden gesteld, dat hij rekening houdt met de mogelijkheid dat die oplettendheid en voorzichtigheid niet zullen worden betracht en met het oog daarop bepaalde veiligheidsmaatregelen neemt. Daarbij dient te worden gelet niet alleen op de mate van waarschijnlijkheid waarmee de niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid kan worden verwacht, maar ook op de hoegrootheid van de kans dat daaruit ongevallen ontstaan, op de ernst die de gevolgen daarvan kunnen hebben, en op de mate van bezwaarlijkheid van de te nemen veiligheidsmaatregelen. Deze criteria dienen in onderling verband te worden beschouwd.

3.5.  Uit de stellingen van partijen en de overgelegde stukken blijkt het volgende.
3.5.1.  Brameco drijft een winkel in Middelbeers onder de naam “BoerenBond”. Op het privé-terrein voor deze winkel staan betonnen paaltjes die zijn bedoeld om ramkraken te voorkomen. BoerenBondwinkels worden vaak beschermd tegen ramkraken door een verlaagd aangelegd parkeerterrein, maar in Middelbeers was dat niet mogelijk vanwege de aanwezigheid van een voetgangerspassage. Net als bij meerdere andere vestigingen van de BoerenBond is daarom gekozen voor het plaatsen van paaltjes. Brameco stelt niet te weten of de gemeente akkoord zou zijn gegaan met het plaatsen van rolluiken, in verband met het aanzicht van de winkel.
3.5.2.  De verklaringen van partijen over de precieze afmetingen van de paaltjes zijn niet helemaal gelijkluidend. Omdat [eiseres] geen exacte afmetingen heeft genoemd en Brameco wel, zal de rechtbank uitgaan van de door Brameco opgegeven maten - die overigens niet veel afwijken van de door [eiseres] genoemde globale maten - en van hetgeen blijkt uit de foto’s die zijn overgelegd. Het gaat om vijf robuuste ronde paaltjes van 65 centimeter hoog, met onderaan een breedte van 27 centimeter (bovenaan iets smaller), die op een onderlinge afstand van 1.85 meter zijn geplaatst en op een afstand van 2.30 meter van het pand. De winkel heeft een aparte in- en uitgang met automatische schuifdeuren van glas. Buiten naast de deuren staan rekken met planten opgesteld. Van de vijf paaltjes staan er twee recht voor respectievelijk de in- en uitgang om de bescherming tegen ramkraken zo effectief mogelijk te maken. De paaltjes waren op het moment van het ongeval grijs van kleur. Anders dan [eiseres] heeft gesteld is het terrein waarop deze paaltjes staan niet grijs, maar liggen daar rode straatstenen. Dit is door Brameco gesteld en blijkt ook uit de twee kleurenfoto’s die [eiseres] ter zitting heeft overgelegd.
3.5.3.  [eiseres] had de winkel al eerder enkele malen bezocht en heeft er op 1 oktober 2004 een zak kattenbakvulling van 25 liter gekocht. Zij is met deze zak in haar handen de winkel uitgelopen. Op het moment dat zij de deur uitliep, werd zij geroepen door een medewerker van de BoerenBond die een bekende van haar is. Zij heeft achterom gekeken en iets terug gezegd. Vervolgens is zij gestruikeld over het paaltje dat buiten voor de uitgang van de winkel staat. Door deze val heeft [eiseres] verschillende breuken in haar rechterknie en –onderbeen opgelopen. Zij heeft na het ongeval twaalf dagen in het ziekenhuis gelegen en tien weken rust moeten houden. Zij ondervindt nog altijd enige beperkingen als gevolg van het ongeval. [eiseres] drijft samen met haar man een taxibedrijf.
3.5.4.  Na het ongeval heeft Brameco vernomen dat meer mensen zijn gestruikeld over de paaltjes voor de winkel en heeft Brameco de paaltjes wit geschilderd.

3.6.  Tussen partijen is niet in geschil dat het paaltje op het terrein voor de winkel een opstal is in de zin van artikel 6:174 BW, waarvan Brameco de bezitter is. De rechtbank stelt voorop dat een betonnen paaltje op een stoep voor de uitgang van een pand het gevaar in zich bergt dat daar iemand over struikelt. Het bestaan van een latent gevaar is echter op zichzelf niet voldoende om aansprakelijkheid van de bezitter van een opstal in het leven te roepen. Relevant is de vraag aan welke veiligheidseisen de opstal van Brameco in de hier gegeven omstandigheden diende te voldoen. Hierbij geldt, zoals door [eiseres] is aangevoerd, dat aan winkels voor wat betreft de in acht te nemen veiligheid jegens het winkelend publiek hoge eisen worden gesteld, omdat een winkel voor iedereen toegankelijk is en vanwege het profijtbeginsel. Ook heeft [eiseres] terecht gesteld dat een bezitter van een voor iedereen toegankelijke opstal er rekening mee moet houden dat niet iedereen de grootst mogelijke voorzichtigheid betracht. Aangenomen kan immers worden dat de aandacht van winkelend publiek vooral gericht is op de schappen met winkelwaren. Bovendien betreft het hier een winkel die tuin- en dierbenodigdheden verkoopt, zodat er rekening mee moet worden gehouden dat een deel van de klanten bij het verlaten van de winkel grotere materialen in de handen draagt.

3.7.  Tot zover de algemene uitgangspunten. Voor wat betreft de concrete beoordeling van het hier aan de orde zijnde geval overweegt de rechtbank het volgende.

3.8.  Bij de inrichting van winkel en buitenterrein dient Brameco er rekening mee te houden dat klanten niet altijd bijzonder oplettend zijn en dat bovendien een deel van de klanten de winkel verlaat met grotere pakketten in de handen. Dit betekent niet dat Brameco geen paaltjes voor de winkel mag plaatsen. Het is niet ongebruikelijk dat winkeliers paaltjes voor hun winkelpand plaatsen om ramkraken te voorkomen. De paaltjes zijn in dit geval van een flink formaat – ze zijn breed en reiken tot ruim boven de knie – en duidelijk zichtbaar, ook toen zij nog grijs waren, en zijn op meerdere passen afstand van de deur geplaatst. De enkele omstandigheid dat er andere anti-ramkraakmaatregelen denkbaar zijn die minder potentieel gevaar in het leven roepen voor klanten en passanten, betekent naar het oordeel van de rechtbank niet dat een ondernemer verplicht zou zijn om voor die optie te kiezen. Brameco mag van haar klanten verwachten dat deze een groot pakket op een zodanige wijze dragen dat daardoor het zicht naar voren niet, althans niet volledig wordt belemmerd, dan wel dat zij gebruik maken van een winkelwagen om het pakket naar de auto te brengen. Van een naar buiten lopende klant mag men toch enige mate van oplettendheid verwachten, nu men er op bedacht moet zijn dat op het terrein buiten een winkel sprake kan zijn van obstakels of afstapjes. In zoverre is er naar het oordeel van de rechtbank een belangrijk verschil tussen de situatie in de winkel en die daarbuiten. Binnen de winkel zal de aandacht van de klanten vooral gericht zijn op de schappen, waarop de inrichting van de winkel moet zijn afgestemd, mede ter waarborging van de veiligheid van het winkelend publiek. Buiten de winkel dienen klanten en passanten, net zoals op de openbare weg, veel meer bedacht te zijn op (niet ongebruikelijke en goed zichtbare) obstakels, afstapjes, drempels, en dergelijke. [eiseres] is niet alleen met een grote zak in haar handen, maar ook nog achterom kijkend de winkel uitgelopen. Zij heeft hierdoor het paaltje niet gezien. De rechtbank is van oordeel dat Brameco met een dergelijke mate van onoplettendheid van haar klanten redelijkerwijs geen rekening hoeft te houden.

3.9.  [eiseres] meent dat Brameco zorg had moeten dragen voor beschermende maatregelen. De rechtbank oordeelt dat Brameco weliswaar niet heeft betwist dat zij eenvoudig maatregelen had kunnen nemen, zoals het plaatsen van waarschuwingsborden of het wit schilderen van de paaltjes (dit laatste heeft Brameco nadien ook gedaan), maar gelet op de (onvoorzichtige) wijze waarop [eiseres] de winkel heeft verlaten, is niet aannemelijk dat Brameco door het treffen van dergelijke maatregelen het ongeval van [eiseres] had kunnen voorkomen. [eiseres] wijst er op dat men door de aanwezigheid van bloemenrekken aan beide zijden van de uitgang min of meer gedwongen wordt recht vooruit te lopen, waar nu juist het paaltje staat. De rechtbank oordeelt dat ook hier geldt dat degene die de winkel verlaat rekening moet houden met de mogelijke aanwezigheid van dergelijke obstakels op het buitenterrein en dus moet zorgen voor enig zicht op de grond. De bloemenrekken zijn zo geplaatst dat aan beide zijden nog voldoende ruimte overblijft om de paal die recht tegenover de deur staat te passeren. Dit blijkt uit de verschillende foto’s die zijn overgelegd. De plaatsing van het paaltje recht tegenover de uitgang is bedoeld om een zo effectief mogelijke bescherming tegen ramkraken te bieden. Dat de bloemrekken het zicht belemmeren bij de uitgang, zoals [eiseres] heeft gesteld, blijkt niet uit de foto’s, waarop te zien is dat de rekken naast de uitgang zijn geplaatst.

3.10.  Tot slot overweegt de rechtbank dat een paaltje voor de uitgang van een winkel een latent gevaar oplevert voor het winkelend publiek, maar dat de kans dat daaruit ongevallen ontstaan niet heel groot is, terwijl dergelijke ongevallen bovendien doorgaans geen ernstige gevolgen zullen hebben. Bij de twee andere struikelincidenten waar [eiseres] op heeft gewezen, was geen sprake van ernstig letsel, zoals helaas wel bij [eiseres] het geval was.

3.11.  Het bovenstaande in onderlinge samenhang bezien brengt de rechtbank tot de conclusie dat er geen grond is om te oordelen dat de situatie voor de winkel van Brameco niet voldoet aan de veiligheidseisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden moet stellen. Er is dus geen sprake van een gebrekkige opstal als bedoeld in artikel 6:174 BW. Ook ziet de rechtbank in de omstandigheden van het geval geen grond om te oordelen dat Brameco door het plaatsen van de paaltjes een gevaarzettende situatie in het leven heeft geroepen die leidt tot aansprakelijkheid op grond van artikel 6:162 BW. De rechtbank is daarentegen van oordeel dat het ongeval dat [eiseres] is overkomen en de ernstige gevolgen die dit ongeval helaas voor haar heeft gehad, en nog altijd heeft, te wijten zijn aan een ongelukkige samenloop van omstandigheden.
LJN BA3146