Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Middelburg 250412 val op trailerhelling door algvorming op stelconplaten; waterschap niet aansprakelijk

Rb Middelburg 250412 val op trailerhelling door algvorming op stelconplaten; waterschap niet aansprakelijk

4.  De beoordeling 
4.1.  Doorslaggevend voor de beantwoording van de vraag of er sprake is van een gebrekkige opstal, is of de aanwezigheid van algen op de trailerhelling, meer specifiek op de stelconplaten, de helling gebrekkig maakt, omdat zij de trailerhelling bijzonder glad maakt, althans gladder dan van een trailerhelling in redelijkheid verwacht mag worden. 
Gelet op de betwisting door het Waterschap is de rechtbank van oordeel dat [eiser] zijn stelling op dit punt onvoldoende heeft onderbouwd. De Hiswa richtlijnen waarnaar [eiser] in dit verband verwijst (productie E bij de brief van 4 januari 2012), voldoen daartoe niet. Uit deze richtlijnen blijkt niet dat stelconplaten niet geschikt zijn als ondergrond voor een trailerhelling dan wel dat zij door de aanwezigheid van algen bijzonder glad worden, althans gladder dan in redelijkheid verwacht mag worden. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de primaire grondslag waarop [eiser] de vordering baseert niet leidt tot aansprakelijkheid van het Waterschap. 

4.2.  De volgende vraag die beantwoord dient te worden is of het Waterschap een gevaarzettende situatie in het leven heeft geroepen en op grond daarvan aansprakelijk is. 
Het is een feit van algemene bekendheid dat algvorming onder de waterlijn op een betonnen plaat leidt tot gladheid en het risico in zich bergt dat iemand daarover uitglijdt. Het bestaan van een dergelijk gevaar is echter op zichzelf niet voldoende om aansprakelijkheid van het Waterschap aan te nemen. Het Waterschap is alleen dan aansprakelijk als de mate van waarschijnlijkheid van een ongeval ten gevolge van de gladheid door de algvorming op de stelconplaten zo groot is dat het Waterschap maatregelen had moeten nemen om dit te voorkomen. In dat kader zijn de volgende omstandigheden van belang. 

4.3.  De rechtbank is van oordeel dat personen bijzonder oplettend en voorzichtig dienen te zijn, wanneer zij een boot te water laten op een trailerhelling die is begroeid met algen, ongeacht het type rijoppervlak van de trailerhelling. Uit de door [eiser] overgelegde Hiswa richtlijnen (productie E bij de brief van 4 januari 2012) blijkt namelijk dat de materiaalkeuze voor een onderwatertalud belangrijk is, maar niet dat het gebruikelijk is om voor grasbetonblokken te kiezen als materiaal voor een trailerhelling en ook niet dat door een bepaalde materiaalkeuze gladheid door algengroei geheel kan worden voorkomen. Zoals reeds is overwogen onder 4.1. is daarnaast niet gebleken dat de stelconplaten ongeschikt zijn als ondergrond voor een trailerhelling. 
Uit de stukken blijkt tevens dat het in de onderhavige situatie gaat om een openbare gelegenheid waarbij geen toezicht wordt gehouden door het Waterschap. Van de zijde van de gebruiker van de trailerhelling mag dan extra oplettendheid worden verwacht. 
Daarnaast is het niet aannemelijk dat [eiser] niet heeft kunnen zien dat de trailerhelling door de algengroei glad kon zijn. Het verschil tussen het droge en het natte gedeelte van de trailerhelling, en daarmee de algengroei, is op de door [eiser] ter comparitie overgelegde kleurenfoto’s (kleurenfoto’s bij het proces-verbaal van comparitie van 9 januari 2012) namelijk duidelijk te zien. 
Bovendien had [eiser] al vaker boten via de trailerhelling te water gelaten. Hij was dus bekend met de situatie. 
Voorts volgt de rechtbank het Waterschap in haar stelling dat het opleggen van de verplichting aan het Waterschap om de trailerhelling continue vrij te houden van algvorming niet redelijk is, gezien de praktische en financiële bezwaren van het Waterschap daartegen. 
Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat in het verleden geen waarschuwingsborden bij de trailerhelling stonden (productie A2 bij de brief van 4 januari 2012) en niet gesteld of gebleken is dat dit destijds tot problemen heeft geleid. 
Verder is noch gesteld, noch gebleken dat er naast [eiser] andere personen zijn uitgegleden op de trailerhelling. 

4.4.  Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de subsidiaire grondslag waarop [eiser] de vordering baseert eveneens niet leidt tot aansprakelijkheid van het Waterschap. De mate van waarschijnlijkheid van een ongeval ten gevolge van de gladheid door de algvorming op de stelconplaten was niet dusdanig groot dat het Waterschap maatregelen had moeten nemen om dit te voorkomen. [eiser] kan zijn schade dus niet toerekenen aan het Waterschap. 

4.5.  Uit het hiervoor overwogene volgt dat de door [eiser] gevorderde aansprakelijkstelling van en schadevergoeding door het Waterschap moet worden afgewezen. Dit heeft tot gevolg dat de vorderingen tot betaling van rente en kosten niet meer aan de orde behoeven te komen. LJN BY3366