Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Utrecht 101208 eiser is niet geslaagd in het bewijs dat hij over niet indalende sproeikop viel

Rb Utrecht 101208 eiser is niet geslaagd in het bewijs dat hij over niet indalende sproeikop viel
2.9.  Uit het vorenstaande volgt dat niemand van de gehoorde getuigen heeft gezien dat [eiser] op 26 september 2005 ten val is gekomen over een boven het voetbalveld uitstekende sproeikop van de sproeiinstallatie. De getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben in hun schriftelijke verklaring zoals die als productie 1 en 2 bij dagvaarding waren overgelegd, weliswaar verklaard dat [eiser] over een sproeikop is gevallen maar tijdens het getuigenverhoor hebben zij daarover aanvullend verklaard. [getuige 1] heeft bij die gelegenheid verklaard dat hij denkt dat hij zelf heeft geconcludeerd dat [eiser] over een sproeikop is gevallen maar dat hij van de afstand waar hij stond niet kon zien waarover [eiser] was gevallen. [getuige 2] heeft daarbij verklaard dat hij niet heeft gezien wat de oorzaak van de val was en dat hij denkt dat hij van [eiser] heeft gehoord dat hij zich heeft verstapt. Hieruit volgt dat de door [getuige 1] en [getuige 2] afgelegde verklaringen niet kunnen bijdragen aan het te leveren bewijs.

2.10.  [getuige 3] en [getuige 4] verklaren over de algemene werking van de sproeiinstallatie maar uit hun verklaringen blijkt dat zij niet bij het vallen van [eiser] aanwezig zijn geweest en niets kunnen verklaren over de oorzaak van die val.

2.11.  Ook [eiser] zelf heeft als getuige niet expliciet verklaard dat hij over een uitstekende sproeikop is gevallen. Hij verklaart weliswaar dat hij ‘tegen een hard voorwerp’ aankwam maar ook dat hij niet heeft gekeken waarover hij viel. Hij verklaart verder dat er geen ouders naar hem toe zijn gekomen na de val maar dat hij zelf naar de kant van het speelveld is gelopen. Aan zijn verklaring afgelegd aan mevrouw mr. S. du Plessis van Pi-Advice, inhoudende dat twee ouders van twee voetballers naar hem toe waren gekomen, hem overeind hadden geholpen en hem zouden hebben gewezen op de sproeikop, kan gezien de inhoud van deze onder ede afgelegde verklaring dan ook geen waarde worden gehecht.

2.12.  Uit het vorenstaande moet volgen dat [eiser] niet is geslaagd in het leveren van het hem opgedragen bewijs. De enkele omstandigheid dat [getuige 1] heeft verklaard dat er geen stenen of iets dergelijks op het voetbalveld waren en dat [getuige 1] en dat [getuige 4] hebben verklaard dat (zij hebben gehoord dat) het incidenteel wel eens voorkomt dat een sproeikop niet in de grond terugzakt is onvoldoende om de conclusie te kunnen dragen dat [eiser] is geslaagd in het leveren van het bewijs dat hij op 26 september 2005 over een boven het voetbalveld uitstekende sproeikop van de sproeiinstallatie, die zich op 5 à 10 meter van de zijlijn van het Wetraveld bevindt, ten val is gekomen

2.13.  Daarmee is niet komen vast te staan dat het gevaar, zoals bedoeld in artikel 6:173 BW, zich heeft verwezenlijkt. De vorderingen van [eiser] tegen de Gemeente c.s. zullen dan ook worden afgewezen. LJN BG6487