Overslaan en naar de inhoud gaan

RBNNE 090119 Peuter belandt in vijver in voortuin van woning; geen aansprakelijkheid voor eigenaar woning

RBNNE 090119 Peuter belandt in vijver in voortuin van woning; geen aansprakelijkheid voor eigenaar woning

De feiten

2.1.
[eisers in conventie / gedaagden in reconventie] zijn de ouders van hun zoon [hun zoon] , verder te noemen [hun zoon] .

2.2.
Op 4 oktober 2005 omstreeks 19:00 uur is [hun zoon] , die toen 19 maanden oud was, met zijn driewieler uit de achtertuin van zijn ouderlijk huis aan de [adres] in de wijk [naam] te Groningen gegaan, waarna hij in de vijver in de voortuin van de ongeveer 35 tot 50 meter verderop gelegen woning aan de [adres] is terechtgekomen. Daar is [hun zoon] door zijn moeder en [gedaagde in vrijwaring] , bewoonster van die woning, gevonden. Op dat moment lag hij met zijn gezicht onder water en had geen ademhaling of hartactie. Door langdurig zuurstofgebrek is [hun zoon] ernstig verstandelijk, lichamelijk en visueel gehandicapt geraakt. Hij functioneert op het niveau van een kind van 11 maanden en zal de rest van zijn leven volledig afhankelijk zijn van de hulp van anderen.

2.3.
[gedaagde in vrijwaring] huurde haar woning van de eigenaar De Huismeesters. Zij heeft de vijver laten aanleggen.

2.4.
De vijver lag in haar voortuin achter een heg met draadafspanning. De voortuin, en daarmee de vijver, was via het tuinpad vrij toegankelijk. De vijver lag op ongeveer 5 meter van de ingang van de tuin, had een afmeting van 2.20 × 3.35 m en een diepte (bij volle waterstand) van 15 tot 50 cm. De vijver bevond zich op dezelfde verticale hoogte als de tuin en was niet afgeschermd met een hek of andere afscheiding.

2.5.
Achmea is de aansprakelijkheidsverzekeraar van De Huismeesters.

2.6.
NH 1816 is de aansprakelijkheidsverzekeraar van [eisers in conventie / gedaagden in reconventie] .

Artikel 5 van de toepasselijke polisvoorwaarden, verder te noemen de schade-regelingsclausule houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:

De verzekerden zijn verplicht:

a. ter zake elke gebeurtenis, waaruit tegen hen een eis tot schadevergoeding kan voortvloeien, terstond een schriftelijke en ondertekende verklaring omtrent de oorzaak, toedracht en omvang van de schade aan de maatschappij te overleggen. De door de verzekerde verstrekte c.q. te verstrekken opgaven, mondeling dan wel schriftelijk, zullen dienen tot vaststelling van de omvang van de schade en het recht op uitkering;
b. de maatschappij onverwijld alle ter zake ontvangen stukken, zoals brieven, dagvaardingen, schikkingsvoorstellen enz. onbeantwoord door te zenden;
c. ( ... )
d. de maatschappij de leiding van de schaderegeling en van processen over te laten en haar hierbij, alsmede bij verhaal, alle gevraagde medewerking te verlenen;
( ... )
Degene, die een op hem rustende verplichting niet nakomt, verliest zijn rechten uit deze verzekering, tenzij hij bewijst de belangen van de maatschappij niet te hebben geschaad.

De vorderingen 

in de zaak 15-252

3.1.
[eisers in conventie / gedaagden in reconventie] vorderen samengevat - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- voor recht te verklaren dat De Huismeesters en Achmea tegenover [hun zoon] [achternaam 1] en [eisers in conventie / gedaagden in reconventie] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die het gevolg is van het ongeval op 4 oktober 2005;
- De Huismeesters en Achmea hoofdelijk te veroordelen de schade die [hun zoon] [achternaam 1] en [eisers in conventie / gedaagden in reconventie] als gevolg van het ongeval lijden te vergoeden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met de wettelijke rente over de te onderscheiden schadeposten;
- De Huismeesters en Achmea hoofdelijk te veroordelen tot de betaling aan [hun zoon] [achternaam 1] van € 150.000,00 ten titel van voorschot op te dezen door De Huismeesters en Achmea aan [hun zoon] [achternaam 1] te betalen smartengeld, te vermeerderen met de wettelijke rente;
- De Huismeesters en Achmea hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan [eisers in conventie / gedaagden in reconventie] van een bedrag van € 875.171,92 ten titel van voorschot op te dezen door De Huismeesters en Achmea aan [hun zoon] [achternaam 1] en [eisers in conventie / gedaagden in reconventie] te betalen schadevergoeding wegens benodigde verzorging, verpleging en toezicht, te vermeerderen met de wettelijke rente;
- De Huismeesters en Achmea hoofdelijk te veroordelen tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten tot een beloop van € 113.088,74, vermeerderd met de wettelijke rente;
- De Huismeesters en Achmea hoofdelijk te veroordelen tot afgifte van een belastinggarantie die De Huismeesters en Achmea verplicht de eventueel verschuldigde belasting en premies volksverzekering over de toewijsbaar geachte bedragen te voldoen en die zich tevens uitstrekt over de kosten van een fiscale procedure en eventueel noodzakelijke deskundigenbijstand, binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis;
- De Huismeesters en Achmea hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de kosten van dit geding, te vermeerderen met nakosten en wettelijke rente.

in de zaak 16-139

in conventie

3.2. 
De Huismeesters en Achmea vorderen samengevat - bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, indien De Huismeesters en Achmea in de zaak 15-252 aansprakelijk worden bevonden:
- voor recht te verklaren dat [eisers in conventie / gedaagden in reconventie] jegens De Huismeesters en Achmea hoofdelijk aansprakelijk zijn voor alle schade als gevolg van het ongeval;
- hen hoofdelijk te veroordelen om aan De Huismeesters en Achmea te betalen al hetgeen waartoe De Huismeesters en Achmea in voormelde procedure mochten worden veroordeeld, met veroordeling van [eisers in conventie / gedaagden in reconventie] in de proceskosten, waaronder de nakosten.

in reconventie

3.3.
[eisers in conventie / gedaagden in reconventie] vorderen na wijziging van eis om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- voor recht te verklaren dat De Huismeesters en Achmea tegenover [eisers in conventie / gedaagden in reconventie] pro se hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die het gevolg is van het toerekenbare tekortschieten in de nakoming van de huurovereenkomst door De Huismeesters en die het ongeval van hun zoon [hun zoon] op 4 oktober 2005 heeft veroorzaakt;
- De Huismeesters en Achmea hoofdelijk te veroordelen de schade die [eisers in conventie / gedaagden in reconventie] als gevolg van het toerekenbare tekortschieten lijden te vergoeden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met de wettelijke rente over de te onderscheiden schadeposten;
- De Huismeesters en Achmea hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten, waaronder nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente;en voorwaardelijk, in het geval de rechtbank [eisers in conventie / gedaagden in reconventie] samen met De Huismeesters en Achmea hoofdelijk aansprakelijk acht:
- De Huismeesters en Achmea hoofdelijk te veroordelen om aan [eisers in conventie / gedaagden in reconventie] te betalen al het meerdere dat zij hebben voldaan dan het gedeelte dat voor hun rekening dient te komen, te vermeerderen met de wettelijke rente, althans in het geval zij minder hebben voldaan dan het gedeelte dat voor hun rekening dient te komen, omslag van dat gedeelte van de vordering naar De Huismeesters en Achmea, alsook [eisers in conventie / gedaagden in reconventie] te bevrijden van de verplichting bij te dragen in de vergoeding van de schade die het gevolg is van het ongeval op 4 oktober 2005.

in de zaak 16-138

3.4.
De Huismeesters en Achmea vorderen, bij vonnis voor zo veel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad: 
- voor recht te verklaren dat [gedaagde in vrijwaring] jegens De Huismeesters en Achmea aansprakelijk is voor al hun schade als gevolg van het ongeval;
- [gedaagde in vrijwaring] te veroordelen om aan De Huismeesters en Achmea te betalen al hetgeen waartoe zij in de zaak 15-252 mochten worden veroordeeld, de kosten van rechtskundige bijstand, proceskosten en nakosten.

in de zaak 17-044

3.5.
[eisers in conventie / gedaagden in reconventie] vorderen na wijziging van eis bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, NH 1816 te veroordelen om aan hen te betalen:
- datgene waartoe zij als gedaagden in de hoofdzaak 16-139 jegens De Huismeesters en Achmea mochten worden veroordeeld;
- € 72.345,45 te vermeerderen met rente;
- de kosten van verweer in de door De Huismeesters en Achmea aanhangig gemaakte procedure 16-139 (in de eis staat kennelijk abusievelijk C18/162639 / HA ZA 15-252), met veroordeling van NH 1816 in de proceskosten waaronder de nakosten.

De beoordeling 

in de zaak 15-252

4.1. 
[eisers in conventie / gedaagden in reconventie] baseren hun vordering, voor zover thans van belang, op de volgende stellingen.

4.1.1.
De Huismeesters heeft onrechtmatig gehandeld tegenover [hun zoon] en zijn ouders en is daarom aansprakelijk voor de daardoor geleden schade. Het onrechtmatig handelen bestaat uit het inbreuk maken op het subjectieve recht van [hun zoon] , in het bijzonder zijn recht op lichamelijke integriteit.

4.1.2.
Als eigenaar rustte op De Huismeesters de rechtsplicht om te voorkomen dat door de aanwezigheid van de vijver gevaar voor de veiligheid ontstaat. Die verplichting is vastgelegd in, onder meer, (artikel 6 onder b van) de leveringsakte d.d. 3 juni 2005 waarin is bepaald dat De Huismeesters gehouden is de onroerende zaak op behoorlijke wijze van de openbare weg af te scheiden en volgt ook uit de artikelen. 6:174 BW en 1a Woningwet.

4.1.3.
Gelet op de mate van waarschijnlijkheid van schade als de onderhavige, heeft De Huismeesters bovendien gehandeld in strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheid door toestemming te geven voor de aanleg van de vijver zonder dat adequate veiligheidsmaatregelen waren getroffen, althans die toestand te gedogen. De vijver lag immers in een kinderrijke buurt, vlakbij een speeltuintje voor jonge kinderen en was gemakkelijk te bereiken, terwijl van jonge kinderen bekend is dat zij onberekenbaar, onvoorzichtig en impulsief zijn en niet in staat zijn om gevaren als het onderhavige te vermijden. De voorzienbaarheid van de onderhavige schade geldt in dit geval temeer daar twee maal eerder een jong kind is de vijver was gevallen.

4.1.4.
Ten slotte is De Huismeesters tegenover [hun zoon] aansprakelijk op grond van art. 6:174 lid 1 BW omdat de vijver niet voldeed aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mocht stellen, aangezien geen veiligheidsmaatregelen waren getroffen, welke gebrekkigheid gevaar voor personen heeft opgeleverd dat zich ook heeft verwezenlijkt.

4.2.
In navolging van De Huismeesters en Achmea is de rechtbank van oordeel dat de vordering dient te worden afgewezen omdat die in de kern genomen in al haar onderdelen ten onrechte vooronderstelt dat De Huismeesters onder de gegeven omstandigheden geen toestemming had mogen geven voor de aanleg van de vijver, dan wel voorzorgmaatregelen had moeten (laten) treffen ter voorkoming van schade als de onderhavige.

4.3.
Van een inbreuk door De Huismeesters op een subjectief recht van [hun zoon] in de zin van artikel 6:162 BW is geen sprake omdat het verband tussen het gedogen/toestaan van de vijver, zonder dat veiligheidsmaatregelen waren getroffen, en het letsel van [hun zoon] te ver verwijderd is om van een inbreuk door De Huismeesters op het subjectieve recht van [hun zoon] te kunnen spreken. Hieraan zij - ten overvloede - toegevoegd dat een ‘nalaten’ ook niet kan kwalificeren als een rechtsinbreuk.

4.4.
Van een doen of nalaten in strijd met een jegens [hun zoon] in acht te nemen wettelijke plicht is niet gebleken. Een mogelijke schending van bepalingen uit de leveringsakte of van algemene voorwaarden - wat daarvan ook moge zijn - valt niet onder deze onrechtmatigheidscategorie. Artikel 1a van de Woningwet is niet op de onderhavige situatie van toepassing enkel reeds omdat dit artikel pas op 1 april 2007 werd ingevoerd, na het ongeval op 4 augustus 2005.

4.5.
Voor wat betreft de te hanteren maatstaf bij de beoordeling of sprake is geweest van een doen of nalaten in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, dient aansluiting te worden gezocht bij het Kelderluikarrest (HR 5 november 1965, NJ 1966, 136). Uit dat arrest volgt dat bij beantwoording van de vraag of aan iemand die een situatie in het leven roept of laat voortbestaan die voor anderen bij niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid gevaarlijk is, de eis kan worden gesteld veiligheidsmaatregelen te nemen, moet worden gelet op de mate van waarschijnlijkheid waarmee niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid kan worden verwacht, op de omvang van de kans dat daaruit ongevallen ontstaan, op de ernst die de gevolgen daarvan kunnen hebben en op de mate van bezwaarlijkheid van te nemen veiligheidsmaatregelen.

4.6.
In Nederlandse woonwijken, zoals [naam] , bevinden zich dikwijls niet door een omheining of anderszins beveiligde vijvers en andere vormen van open water. Geabstraheerd van de context met een peuter die niet onder toezicht staat, wordt het hebben van zo’n vijver, naar verkeersopvattingen niet als gevaarzettend of maatschappelijk onzorgvuldig gekwalificeerd. Het enkele feit dat zo’n vijver niet beveiligd is maakt dan ook niet dat de vijver niet voldoet aan de eisen die men daaraan onder de gegeven omstandigheden mag stellen, als bedoeld in artikel 6:174 lid 1 BW en artikel 1 a Woningwet.

4.7.
Dat neemt niet weg dat de onderhavige vijver destijds voor [hun zoon] natuurlijk wel een gevaarlijke situatie opleverde. Maar dat zou ook hebben gegolden voor andere op zichzelf genomen ongevaarlijke zaken die hij tegen had kunnen komen en in welk verband hem een ongeval had kunnen overkomen, zoals een geparkeerde brommer of een muurtje waar hij op had kunnen klimmen en vanaf kunnen vallen. Een peutertje dat zonder begeleiding op pad gaat kan immers op talloze manieren in gevaarlijke situaties verzeild raken. Daarbij wordt het gevaar veelal primair ingegeven door de aan de leeftijd inherente beperkingen bij een peuter en niet door het object in verband waarmee het gevaar zich kan manifesteren. Dat was hier niet anders.

4.8.
Hoewel het voorafgaand aan het ongeluk uiteraard theoretisch voorstelbaar was dat ooit een niet onder toezicht staande peuter in de vijver zou kunnen belanden, rustte op De Huismeesters niet de rechtsplicht om te voorkomen dat een dergelijk ongeluk daadwerkelijk zou kunnen plaatsvinden. Niet alleen vanwege de geringe mate van waarschijnlijkheid dat die situatie zich zou gaan voordoen, maar bovendien omdat van geen enkele eigenaar in redelijkheid gevergd kan worden om al zijn zaken, in verband waarmee een onbegeleide peuter mogelijk een ongeluk zou kunnen overkomen, zodanig te beveiligen dat dat niet zou kunnen gebeuren. Dat is anders als het gaat om een zaak die, los van de gevaren die inherent zijn aan een peuter, als gevaarlijk moet worden aangemerkt, of als sprake is van omstandigheden die meebrengen dat de eigenaar er in het bijzonder rekening mee moest houden dat een peuter in de context van zijn zaak gevaarlijk gedrag zou gaan vertonen, bijvoorbeeld bij een vijver op het speelterrein van een crèche. Die situatie is hier echter niet aan de orde. Kennelijk is [hun zoon] aan de aandacht van zijn ouders ontsnapt. Dat kan, zoals [eisers in conventie / gedaagden in reconventie] terecht hebben gesteld, elke ouder overkomen. Dat betekent evenwel niet dat in dit geval de gevaren van die mogelijkheid voor De Huismeesters zodanig voorzienbaar waren dat zij daarop had behoren te anticiperen door er voor te zorgen dat er geen vijver in de voortuin van [gedaagde in vrijwaring] zou zijn of dat maatregelen waren getroffen waardoor peuters niet in de vijver zouden kunnen vallen. Het enkele feit dat het huis van [gedaagde in vrijwaring] is gelegen vlakbij een speeltuintje maakt dat niet anders omdat peuters van 19 maanden in het algemeen niet zonder begeleiding naar de speeltuin gaan. De stelling van [eisers in conventie / gedaagden in reconventie] dat al twee keer eerder een jong kind in de vijver was gevallen kan evenmin tot een andere uitkomst leiden, reeds omdat gesteld noch gebleken is dat De Huismeesters voorafgaand aan het onderhavige ongeval daarvan kennis droeg, nog daargelaten dat zij betwist dat dat heeft plaatsgevonden.

4.7.
Uit het vorenstaande volgt dat de vordering in al haar onderdelen dient te worden afgewezen. [eisers in conventie / gedaagden in reconventie] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van De Huismeesters en Achmea worden begroot op:
- explootkosten € 99,98
- griffierecht € 1.533,00
- salaris advocaat € 15.242,00 (4 × tarief € 3.856,00)
Totaal € 16.874,98.

in de zaak 16-139

in conventie

4.8.
Omdat niet is voldaan aan voorwaarde die De Huismeesters en Achmea aan hun vordering hebben verbonden, komt de rechtbank aan de beoordeling daarvan niet toe. Onder deze omstandigheden hebben De Huismeesters en Achmea te gelden als de in het ongelijk gestelde partij, reden waarom zij in de kosten zullen worden veroordeeld. Aan de zijde van [eisers in conventie / gedaagden in reconventie] worden die begroot op:
- griffierecht € 288,00
- salaris advocaat € 13.496,00 (3,5 × tarief € 3.856,00)
Totaal € 13.774,00.

in reconventie

4.9.
[eisers in conventie / gedaagden in reconventie] leggen aan het onvoorwaardelijk deel van hun vordering het volgende ten grondslag. [eisers in conventie / gedaagden in reconventie] hebben de woning van de [adres] met een reeds bestaande erfafscheiding van De Huismeesters gehuurd. Die erfafscheiding was gebrekkig. In dat opzicht is De Huismeesters tegenover [eisers in conventie / gedaagden in reconventie] tekort geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst. Daarom is zij aansprakelijk voor de als gevolg daarvan ontstane onderhavige schade.

4.10.
Dit onderdeel van de vordering gaat ervan uit dat het ongeval niet zou hebben plaatsgevonden als de erfafscheiding van de door [eisers in conventie / gedaagden in reconventie] gehuurde woning niet gebrekkig zou zijn geweest, omdat [hun zoon] de achtertuin heeft kunnen verlaten doordat de erfafscheiding gebrekkig was. Nog daargelaten dat [eisers in conventie / gedaagden in reconventie] niet hebben onderbouwd in welk opzicht de erfafscheiding gebrekkig was, dient de vordering te worden afgewezen omdat, naar [eisers in conventie / gedaagden in reconventie] zelf hebben aangevoerd (onder meer bij conclusie van antwoord in conventie en van eis in (voorwaardelijke) reconventie onder randnummer 66) het onbekend is hoe [hun zoon] de achtertuin heeft kunnen verlaten. Een causaal verband tussen (de staat van) de erfafscheiding en (de schade als gevolg van) het ongeval kan derhalve niet worden aangenomen. Daarop strandt dit onderdeel van de vordering.

4.11.
Omdat niet is voldaan aan de voorwaarde die [eisers in conventie / gedaagden in reconventie] aan het voorwaardelijk deel van hun vordering hebben verbonden, komt de rechtbank aan de beoordeling daarvan niet toe.

4.12.
[eisers in conventie / gedaagden in reconventie] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van De Huismeesters en Achmea worden begroot op € 9.640,00 aan salaris advocaat (2,5 × tarief € 3.856,00).

in de zaak 16-138

4.13.
De rechtbank komt niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak omdat in de hoofdzaak (15-252) de vorderingen tegen De Huismeesters en Achmea worden afgewezen. Onder deze omstandigheden hebben De Huismeesters en Achmea te gelden als de in het ongelijk gestelde partij, reden waarom zij in de kosten zullen worden veroordeeld. Aan de zijde van [gedaagde in vrijwaring] worden die begroot op:
- griffierecht € 79,00
- salaris advocaat € 11.568,00 (3 × tarief € 3.856,00)
Totaal € 11.647,00.

in de zaak 17-044

4.14.
De rechtbank komt niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het eerste onderdeel van de vordering omdat in de hoofdzaak (16-139), behoudens ter zake van proceskosten, jegens [eisers in conventie / gedaagden in reconventie] geen veroordeling is uitgesproken.

4.15.
Hoewel de resterende onderdelen van de (vermeerderde) vordering geen betrekking hebben op de hoofdzaak en in zoverre vallen buiten het bestek van een vrijwaringsprocedure, zal de rechtbank die onderdelen overeenkomstig de wens van beide partijen beoordelen. Die onderdelen zien op door [eisers in conventie / gedaagden in reconventie] gemaakte kosten van rechtsbijstand waarvan zij stellen dat ingevolge de verzekeringsovereenkomst NH 1816 gehouden is die schade te vergoeden.

4.16.
NH 1816 stelt zich primair op het standpunt dat [eisers in conventie / gedaagden in reconventie] hun rechten uit de verzekering hebben verloren omdat zij niet hebben willen voldoen aan de onder 2.6. weergegeven schaderegelingsclausule. In dat verband heeft NH 1816 onder meer aangevoerd dat [eisers in conventie / gedaagden in reconventie] hebben geweigerd om NH 1816 de regie over het proces te laten voeren en dat daardoor de belangen van NH 1816 zijn geschaad, alleen al omdat [eisers in conventie / gedaagden in reconventie] in de zaak 16-139 geen verweer hebben gevoerd tegen de omvang van de schade, terwijl bovendien het bedrag dat [eisers in conventie / gedaagden in reconventie] thans vorderen veel hoger is dan de kosten die NH 1816 zou hebben gemaakt als zij zelf de regie in de procedures had kunnen voeren.

4.17.
Partijen verschillen van mening over de vraag of en in hoeverre [eisers in conventie / gedaagden in reconventie] met NH 1816 overleg hebben gehad over de inhoud van hun procedurele stellingen en verweren. Het antwoord op die vraag kan in het midden blijven omdat [eisers in conventie / gedaagden in reconventie] niet hebben betwist dat zij de leiding van de schaderegeling en van de processen niet aan NH 1816 hebben overgelaten als geregeld in de schaderegelingsclausule onder d. Dat daardoor de belangen van NH 1816 zijn geschaad hebben zij niet kunnen weerleggen. Zij hebben immers niet betwist dat wanneer NH 1816 de regie had kunnen voeren zij minder kosten zou hebben gemaakt dan hetgeen thans door [eisers in conventie / gedaagden in reconventie] van NH 1816 wordt gevorderd. Verder hebben zij niet weersproken in zaak 16-139 geen verweer te hebben gevoerd tegen de hoogte van de schade, niet gesteld is dat dat in overleg met NH 1816 is gebeurd en niet is betwist dat het in het belang van NH 1816 zou zijn om het schadebedrag zo laag mogelijk vastgesteld te krijgen.

4.18.
Omdat het vorenstaande ertoe leidt dat de gestelde schadeposten niet worden gedekt door de verzekeringsovereenkomst, dient de vordering te worden afgewezen. Als de in het ongelijk gestelde partij zullen [eisers in conventie / gedaagden in reconventie] worden veroordeeld in de proceskosten, welke aan de zijde van NH 1816 worden begroot op:
- griffierecht € 618,00
- salaris advocaat € 11.568,00 (3 × tarief € 3.856,00)
Totaal € 12.186,00. ECLI:NL:RBNNE:2019:57