Overslaan en naar de inhoud gaan

GHAMS 201222 Vorderingen wn-er tzv (o.m.) aansprakelijkheid wg-er voor werkomstandigheden afgewezen

GHAMS 201222 Vorderingen wn-er tzv (o.m.) aansprakelijkheid wg-er voor werkomstandigheden afgewezen

Aansprakelijkheid voor schade geleden door werkomstandigheden (artikel 7:658 lid 2 BW)

3.20
Grief 4 richt zich tegen het oordeel van de kantonrechter dat de stelling dat [appellant] ziek is geworden door aan Huawei verwijtbare werkomstandigheden tegenover de betwisting niet nader is onderbouwd, zodat daarvan niet kan worden uitgegaan. Alleen al daarom kan volgens de kantonrechter niet worden gezegd dat uitbetaling op basis van 24 uur naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, aldus [appellant] . Hetzelfde geldt voor de beperking van het salaris tot 70%, zoals volgt uit de arbeidsovereenkomst na verloop van zes weken. [appellant] stelt in dit verband dat Huawei niet heeft voldaan aan haar verplichtingen in het kader van goed werkgeverschap. De ziekmelding van [appellant] op 23 november 2018 is volgens [appellant] veroorzaakt door de werkomstandigheden. Hij is slecht behandeld op het werk. Hij is uitgescholden en er is tegen hem geschreeuwd. Ook werd [appellant] geïsoleerd en buitengesloten van zijn werkzaamheden. [appellant] heeft verschillende e-mailberichten gezonden over de slechte werkomstandigheden, onder meer aan de HR-afdeling. Er werd niets aan gedaan, ook niet door zijn leidinggevende. [appellant] heeft eerder, in 2016, tijdens zijn dienstverband bij Huawei een burn-out gehad. De reden hiervan waren ook de werkomstandigheden bij Huawei. Hij kreeg taken opgedragen die niet ethisch waren, aldus [appellant] . [appellant] vordert in hoger beroep een verklaring voor recht dat Huawei aansprakelijk is voor de schade van [appellant] . Hij maakt aanspraak op achterstallig salaris van zijn loon tot 100% van 1 februari 2019 (de maand waarin 70% is uitgekeerd door Huawei) tot 24 november 2020. Hij vordert bij wijze van voorschot op de schadevergoeding het verschil van 30% dat hij aan inkomsten is misgelopen.

3.21
Huawei voert hiertegen aan dat niet is gebleken dat [appellant] schade heeft geleden door werkomstandigheden. Hij heeft dit nooit laten weten aan Huawei. Van systematische of enige uitsluiting dan wel pesten van [appellant] is geen sprake geweest. De bedrijfsarts heeft niet geconcludeerd dat de werkgever de oorzaak is van de arbeidsongeschiktheid van [appellant] . Bovendien heeft Huawei het advies van de bedrijfsarts opgevolgd en is mediaton gestart. Huawei bestrijdt elke stelling dat zij zich zou bezig houden met illegale praktijken.

3.22
Voorop gesteld wordt dat het op grond van artikel 7:658 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) aan [appellant] is te stellen en zo nodig te bewijzen dat hij de schade waarvan hij vergoeding vordert, heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden bij Huawei. Naar het oordeel van het hof bieden de door [appellant] in dit verband overgelegde stukken onvoldoende ondersteuning voor de stelling dat zijn klachten zijn veroorzaakt door de werkomstandigheden bij Huawei. Dat valt, anders dan [appellant] heeft betoogd, niet op te maken uit de stukken van de bedrijfsarts. Dat er volgens de bedrijfsarts onderliggend een vertroebelde arbeidsrelatie speelt en dat de medische symptomen het resultaat zijn van werkgerelateerde aspecten, leidt niet tot een ander oordeel. De verklaring van de bedrijfsarts is niet gebaseerd op eigen wetenschap maar berust op hetgeen hij van [appellant] heeft vernomen. Verder heeft [appellant] onder meer gewezen op zijn e-mail van 24 augustus 2018 aan [naam 4] en [naam 5] waarin hij heeft geschreven: “What is happening now that I am excluded heavily from training business communication and discussions (attached also emails showing this) and I am not treated well even on personal level, on more than one occasion I got persons screaming and shouting on my face” en zijn e-mail van 9 oktober 2018 aan zijn leidinggevende [naam 1] waarin hij heeft geschreven: “at the moment I face a systematic way of work exclusion, isolation ( ... )”, hetgeen hij heeft herhaald bij e-mail van 6 november 2018, waarin hij tevens melding heeft gemaakt van stress. Maar ook deze correspondentie is te vaag en onvoldoende concreet om aan te nemen dat zijn gezondheidsklachten zijn veroorzaakt door de werkomstandigheden. Ook in de daarop volgende e-mailberichten van november 2018 waarnaar [appellant] heeft verwezen, zijn daarvoor onvoldoende aanknopingspunten te vinden. De verklaring van zijn behandelend psycholoog waarin is vermeld dat deze de bedrijfsarts heeft geïnformeerd over een werkgerelateerde serieuze depressie bij [appellant] , is evenmin voldoende voor een dergelijke conclusie. Ook de hiervoor genoemde berichten in onderling verband en samenhang bezien vormen onvoldoende aanknopingspunt voor de stelling van [appellant] dat de schade die hij stelt te hebben geleden, veroorzaakt is door de werkomstandigheden. Daarbij komt dat ook niet is gebleken dat [appellant] zijn klachten met betrekking tot de werkomstandigheden voldoende kenbaar heeft gemaakt binnen de organisatie van Huawei, wat wel op zijn weg had gelegen indien hij meende dat hij door de arbeidsomstandigheden ziek was geworden. In de correspondentie van [appellant] dan wel diens gemachtigde aan Huawei is niet te lezen dat de werkomstandigheden ziekmakend zijn geweest voor [appellant] en dat hij daardoor arbeidsongeschikt is geraakt. [appellant] stelt dat hij in 2016 taken opgedragen heeft gekregen van Huawei die niet ethisch waren, maar ook deze stelling heeft hij onvoldoende onderbouwd. Dat hij dergelijke taken opgedragen heeft gekregen valt niet af te leiden uit de e-mailberichten waarop [appellant] in dit verband heeft gewezen en vormt, mede gelet op de betwisting daarvan door Huawei, onvoldoende onderbouwing voor de door [appellant] gestelde onethische praktijken van Huawei. Nu op grond van het voorgaande evenmin is gebleken dat Huawei niet heeft voldaan aan haar verplichtingen in het kader van goed werkgeverschap, zijn de door [appellant] gevorderde verklaring voor recht dat Huawei aansprakelijk is voor de schade van [appellant] en het gevorderde salaris bij wijze van voorschot op de schadevergoeding, niet toewijsbaar. Grief 4 faalt eveneens.

3.23
[appellant] heeft geen concrete stellingen te bewijzen aangeboden die, indien bewezen, tot een andere beslissing zouden kunnen leiden, zodat zijn bewijsaanbod wordt gepasseerd. ECLI:NL:GHAMS:2022:3613