Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof Arnhem 301007 arb.ongeschiktheid niet in rechtens relevante mate ontstaan door werkzaamheden

Hof Arnhem 301007 psychische toestand en arbeidsongeschiktheid niet in rechtens relevante mate ontstaan door werkzaamheden
2.4  Deze stukken - ook in onderlinge samenhang bezien - leiden niet tot het bewijs van de stelling dat de arbeidsongeschiktheid van [appellant] in overwegende mate is ontstaan door de door More aan hem opgedragen werkzaamheden.
Uit het verslag van de besprekingen van 18 en 24 november 1997 blijkt volgens [appellant] dat er gebrek was aan discipline en/of professionaliteit op diverse afdelingen van More, dat de afdeling account bij More niet efficiënt was en dat de personele bezetting niet goed was. Indien dit al juist is, volgt hieruit nog niet dat [appellant] in overwegende mate ten gevolge van de aan hem opgedragen werkzaamheden arbeidsongeschikt is geworden. Gebrek aan discipline, professionaliteit en efficiëntie - indien al komt vast te staan dat daarvan destijds bij More sprake was - leidt immers niet noodzakelijkerwijs (in overwegende mate) tot arbeidsongeschiktheid, terwijl geen feiten of omstandigheden zijn gesteld of gebleken dat deze daartoe bij [appellant] wel hebben geleid.
Hetzelfde geldt voor het verslag van 6 juni 1998, waaruit volgens [appellant] eveneens blijkt van het „wegvloeien” van kwaliteitsbesef en scherpte bij More en van een grote werkdruk. Ook deze feiten - indien die al zouden komen vast te staan - kunnen niet zonder meer leiden tot de conclusie dat de aan hem opgedragen werkzaamheden de arbeidsongeschiktheid van [appellant] in overwegende mate hebben veroorzaakt. Feiten of omstandigheden waaruit volgt dat dit bij [appellant] wel het geval was zijn gesteld noch gebleken.
Evenmin kan de inhoud van het door [appellant] overgelegde verwijsformulier tot die conclusie leiden. In dit formulier is door de bedrijfsarts vermeld dat [appellant] ziek thuis is in verband met spanningsklachten, waarbij werkdruk een belangrijke rol speelt. Uit de inhoudelijk niet betwiste uitgebreide diagnose van de klinisch psychologe [A.] (weergegeven in het tussenarrest) van 5 maart 2004 blijkt dat de psychische toestand van [appellant] betrekking heeft op de gehele persoonlijke situatie van [appellant], waarvan het werk slechts een van de aspecten is.
In zijn tussenarrest heeft het hof voorlopig overwogen dat die psychische toestand en daarmede de arbeidsongeschiktheid van [appellant] niet in rechtens relevante mate is ontstaan door de door More aan [appellant] opgedragen werkzaamheden. Feiten die tot een ander oordeel kunnen leiden, zijn niet gesteld of gebleken. Het voornoemde oordeel van het hof is thans definitief.

2.5  Hieruit volgt dat het probandum niet is bewezen.
LJN BC3139