Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Amsterdam 120516 causaal verband tussen geestelijk letsel en ‘mobbing’/pesten wn-er staat onvoldoende vast; wg-er niet aansprakelijk

Rb Amsterdam 120516 causaal verband tussen geestelijk letsel en ‘mobbing’/pesten wn-er staat onvoldoende vast; wg-er niet aansprakelijk

GRONDEN VAN DE BESLISSING
Feiten
1. Als gesteld en erkend dan wel niet (voldoende) weersproken staat, voor zover van belang, vast:
1.1 [eiseres] , 59 jaar oud, is van 1 december 1986 tot 1 juni 2015 bij (de rechtsvoorganger van) het Slotervaartziekenhuis in dienst geweest, laatstelijk als kwaliteitsfunctionaris op de afdeling medische microbiologie.
1.2 [gedaagde 2] heeft van 1 augustus 2010 tot begin 2012 bij het Slotervaart gewerkt als arts-microbioloog. Na het vertrek van [naam 1] , die als arts-microbioloog verantwoordelijk was voor de afdeling, werd [gedaagde 2] in maart 2011 de verantwoordelijke.
1.3 Voor het Slotervaart was in 2011 van belang: accreditatie van het microbiologisch laboratorium (al in 2007 aandachtspunt van de visitatiecommissie) en intensieve samenwerking tussen de laboratoria microbiologie en moleculaire diagnostiek.
1.4 Vanaf eind maart 2011 tot haar ziekmelding op 11 juli 2011 ervoer [gedaagde 2] weerstand van [eiseres] tegen zijn bemoeienis (prod.1 gedaagden) terwijl [eiseres] van haar kant zich stoort aan het gedrag van [gedaagde 2] (dagvaarding onder 25).
1.5 Na een gesprek met [naam 2] en [gedaagde 2] op 11 juli 2011 meldt [eiseres] zich (vroeg in de middag) ziek. Die dag mailt [gedaagde 2] om 17.27 aan [eiseres] of zij direct naar huis wil gaan om af te koelen. Zij zal worden uitgenodigd voor een vervolggesprek.
1.6 Op 12 juli 2011 sommeert de raadsman van [eiseres] het Slotervaart om [eiseres] in haar functie te herstellen. De personeelsfunctionaris [naam 2] schrijft op 14 juli 2011 aan de raadsman van [eiseres] dat [gedaagde 2] [eiseres] met onmiddellijke ingang van haar taken heeft ontheven tijdens het gesprek op 11 juli 2011.
1.7 Op 21 juli, 17 en 25 augustus 2011 volgen bezoeken van [eiseres] aan de bedrijfsarts. Deze oordeelt telkens dat er een probleem is in de arbeidsrelatie en geen ziekte of gebrek in engere zin.
1.8 Op 1 augustus vindt een gesprek plaats tussen het lid van de Raad van Bestuur van Slotervaart [naam 3] , [gedaagde 2] en [eiseres] . Ondanks herhaald verzoek mocht de raadsman van [eiseres] niet aanwezig zijn bij dat gesprek. [naam 3] stelt namens het Slotervaart voor: 1. dat [eiseres] als kwaliteitsfunctionaris haar werkzaamheden zal hervatten met dien verstande dat haar werkplek buiten de afdeling medische microbiologie wordt gecreëerd, haar werkzaamheden worden gecoacht, aan het einde van elke week werkafspraken worden gemaakt en de werkzaamheden van de afgelopen week worden beoordeeld; 2.wil [eiseres] het voorgaande niet dan zal haar werk als analist worden aangeboden. [eiseres] wil haar advocaat hierover consulteren. Deze laat per e-mail van 1 augustus 2011 weten dat [eiseres] op 2 augustus 2011 haar werkzaamheden als kwaliteitsfunctionaris zal hervatten.
1.9 Tussen 2 augustus 2011 en 15 september 2011 hervat [eiseres] enige keren haar werk voor korte tijd na dreiging met salarisstops van de kant van Slotervaart. Op 15 september 2011 luidt het deskundigenoordeel van de verzekeringsarts van het UWV dat [eiseres] per 21 juli 2011 haar eigen werk niet kan doen.
1.10 De bedrijfsarts adviseert vervolgens tot vier keer toe (eerste keer op 23 september 2011) over te gaan tot mediation om het herstel te bevorderen.
1.11 Op 6 oktober 2011 heeft [eiseres] wederom een gesprek met [naam 3] in aanwezigheid van haar zuster. De raadsman van [eiseres] mocht wederom niet aanwezig zijn bij dit gesprek.
1.12 Er volgen onderhandelingen over mediation. Het Slotervaart zoekt een mediator die op 14 november 2011 de raadsman van [eiseres] benadert voor het maken van een afpraak met [eiseres] . Het komt niet tot mediation.
1.13 Op 3 juni 2013 wordt aan [eiseres] bericht dat zij vanaf 8 juli 2013 een loon gerelateerde WGA-uitkering zal ontvangen.

Vordering
2. [eiseres] vordert:
- te verklaren voor recht dat gedaagden het bepaalde in de artt.7:658 en 7:611 BW hebben geschonden;
- te verklaren voor recht dat gedaagden elk onrechtmatig jegens haar hebben gehandeld;
- veroordeling tot betaling van schade op te maken bij staat;
- veroordeling tot betaling van een voorschot op schade van Eur 30.000,-;
- vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van Eur 5.163,45;
- de proceskosten.

Verweer
3. Het Slotervaart en/of [gedaagde 2] verweren zich tegen de vorderingen. Voor zover van belang komt dat verweer hierna aan de orde.

Beoordeling
4. [eiseres] stelt dat zij om voeging heeft verzocht van deze zaak met de onder nummer 15-12123 bij deze rechtbank tussen dezelfde partijen in behandeling zijnde zaak. Dat is juist met dien verstande dat de raadsman van eiseres bij het aanbrengen van de genoemde zaak heeft verzocht om gevoegde behandeling met deze zaak. Dat verzoek is opgevat als een verzoek tot rolvoeging en niet als een incidentele vordering tot voeging wegens verknochtheid. Zo is zaak dan ook, zonder bezwaar van partijen, behandeld.

5. Gebeurtenissen in de periode eind maart 2011 tot juni 2013 (zie onder 1. en dagvaarding onder 131/132) kwalificeert [eiseres] als 'mobbing' door [gedaagde 2] en haar werkgever het Slotervaart. Zij stelt dat haar daardoor gezondheidsschade is berokkend ten gevolge waarvan zij schade heeft geleden. Waar artikel 7:658 BW spreekt over het treffen van maatregelen etc. door de werkgever ter voorkoming dat de werknemer schade lijdt in de uitoefening van zijn werkzaamheden worden de gebeurtenissen na 29 augustus 2011, de laatste dag waarop [eiseres] op het werk is verschenen, buiten beschouwing gelaten.

6. Uit de stukken wordt duidelijk dat [eiseres] en [gedaagde 2] elkaar niet liggen. Eind maart 2011 heeft [eiseres] tweemaal contact met [gedaagde 2] dat zij als minder prettig ervaart (zie dagvaarding 16-19). Tijdens een overleg op 13 april 2011 is [eiseres] boos. [gedaagde 2] geeft haar toestemming te vertrekken wat zij doet (zie dagvaarding 21). Op 12 mei 2011 is er een mailwisseling waarin [eiseres] en [gedaagde 2] zich mengen. [eiseres] betitelt de reactie van [gedaagde 2] naar haar als 'niet chique'. Op 17 mei 2011 stelt [eiseres] onbestreden dat zij met twee (niet met name genoemde) collega's naar de personeelsconsulent [naam 2] gaat omdat zij zich stoorden aan het gedrag van [gedaagde 2] . [naam 2] reikt hun opties voor een oplossing aan. In zijn niet gedateerde verklaring (prod.1 bij antwoord) heeft [gedaagde 2] niet expliciet gereageerd op de hiervoor bedoelde thans 5 jaar oude gebeurtenissen. Hij heeft wel verklaard dat hij zich niet herkent in het verwijt van [eiseres] dat hij haar pestte. [eiseres] heeft niet gesteld dat zij [gedaagde 2] ooit op zijn gedrag heeft aangesproken. In elk geval levert deze periode onvoldoende aanwijzingen op dat [gedaagde 2] als leidinggevende [eiseres] heeft gepest dan wel op anderszins onaanvaardbare wijze heeft bejegend.

7. Vanaf half mei 2011 heeft [eiseres] het idee dat haar positie wordt bedreigd door [gedaagde 2] en dat hij haar het werken onmogelijk maakte. Daarbij baseert zij zich ook op hearsay (dagvaarding onder 33) of op de interpretatie van stukken van derden (zie dagvaarding onder 32). [gedaagde 2] bestrijdt van zijn kant dat hij [eiseres] het werk onmogelijk maakte of wilde maken. Hij geeft een toelichting op enige hem door [eiseres] gemaakte verwijten (zie prod. 1 bij antwoord). Een en ander onderstreept de moeizame relatie [eiseres] / [gedaagde 2] . Duidelijk is wel dat [eiseres] haar mening over [gedaagde 2] en wat hij wil heeft gevormd en zij interpreteert de gebeurtenissen vanuit dat perspectief (zie bijv. dagvaarding onder 30-32). Ook haar houding ten aanzien van de door [gedaagde 2] gewenste en uitgevoerde 0-audit verbetert de relatie natuurlijk niet (zie dagvaarding onder 10 en prod. 4 bij antwoord).

8. Op 11 juli 2011 hebben [gedaagde 2] en de personeelsfunctionaris [naam 2] een gesprek met [eiseres] over haar functioneren (zie 1.5 en 1.6). In een brief van 12 juli 2011 (prod.14 dagvaarding) legt [naam 2] vast wat daarbij is besproken. Voor zover thans van belang is [eiseres] in elk geval ontheven van haar taken als kwaliteitsfunctionaris op inhoudelijke gronden, blijkens die brief. [gedaagde 2] schrijft daarover (prod.1 antwoord) dat hij [eiseres] niet heeft willen ontheffen van haar taken maar haar op non-actief heeft willen stellen. Blijkens genoemde brief verliep het gesprek moeizaam. Daarom is aangeboden later het gesprek te vervolgen op een rustiger wijze.

9. Dan volgt een voor iedereen moeizame periode. De bedrijfsarts ziet telkenmale geen ziekte maar een probleem in de arbeidsrelatie. [eiseres] is het daar niet mee eens en haar huisarts en raadsman steunen haar daarbij. Het Slotervaart hoopt door een gesprek met een lid van de Raad van Bestuur de lucht te klaren. Dit levert nieuwe problemen op door het verschillende standpunt dat partijen innemen over de aanwezigheid van de raadsman van [eiseres] bij dit gesprek. De gemaakte afspraken (zie 1.8) pakken verkeerd uit. [eiseres] voelt zich op 2 augustus 2011 weggezet van de 9e naar de 3e verdieping (hoewel is afgesproken dat voor haar een werkplek buiten de afdeling zal worden gecreëerd) en zij voelt zich vernederd omdat zij als toehoorder is uitgenodigd bij een bespreking op diezelfde dag waar volgens [eiseres] haar taken over collegae zijn verdeeld terwijl [gedaagde 2] aanvoert dat aan [eiseres] een coördinerende taak is toebedeeld waarin zij gecoacht zou worden (zie prod.1 antwoord). [eiseres] meldt zich weer ziek op 3 augustus 2011. Na dreigen met salarisstop hervat [eiseres] haar werk. Iedereen blijft bij zijn standpunt (bedrijfsarts ziet geen ziekte in enge zin, [eiseres] vindt wel dat zij ziek is maar gaat toch van 23 tot 25 augustus 2011 en op 29 augustus 2011 werken en meldt zich dan (telkens) weer ziek, de huisarts vindt [eiseres] wel ziek, het Slotervaart wil dat [eiseres] in elk geval -reïntegratief- gaat werken). De op 19 augustus 2011 door [eiseres] aangevraagde second opinion brengt uitkomst.

10. Eiseres stelt dat zij het slachtoffer is van ‘’mobbing’’. Het gaat dan in de visie van [eiseres] om pesten/treiteren door de organisatie, een systematisch negatief behandelen, in het bijzonder door onheuse bejegening door haar meerdere [gedaagde 2] . Op grond van de stukken zijn er geen aanwijzingen voor ‘’mobbing’’ noch van pesten door [gedaagde 2] . Het gaat evenwel bij de beoordeling van de vordering niet uitsluitend om een onjuiste kwalificatie van [eiseres] van de gebeurtenissen in de periode maart 2011 tot juli 2013 maar (ook) om de vraag of de genoemde gebeurtenissen tot de haar gestelde gezondheidsschade hebben geleid.

11. Voldoende is komen vast te staan dat [eiseres] en [gedaagde 2] elkaar niet liggen. Hun omgangsvormen komen niet overeen. [eiseres] lijkt echter te onderschatten dat [gedaagde 2] voor accreditatie van de afdeling diende te zorgen. Zij zijn daarover in elk geval niet op vruchtbare wijze in gesprek gekomen. [eiseres] is gaan klagen bij [naam 2] (zie onder 5.), het is duidelijk dat zij van alles wat haar niet zint of van wat zij hoort een soort dagboek bijhoudt, zij zoekt steun bij collega’’s (zie prod.13 dagvaarding) en schiet in de verdediging (of in de aanval met –door [gedaagde 2] voldoende gemotiveerd- weersproken aanvallen op de persoon [gedaagde 2] , zie dagvaarding 38,128). [gedaagde 2] negeert het probleem of onderkent het niet of wil er omheen werken tot het gesprek op 11 juli 2011 (zie 1.5 en 1.6). Na ruim drie maanden ergernis over haar nieuwe chef [gedaagde 2] en op handen zijnde veranderingen valt [eiseres] na genoemd gesprek van 11 juli 2011 uit. Zij meldt zich ziek maar haar uitvallen wordt door de bedrijfsarts niet als ziekte in engere zin erkend/herkend. Hij acht [eiseres] in staat te werken met dien verstande dat het arbeidsconflict moet worden aangepakt. Hoewel daartoe pogingen zijn ondernomen (gesprek met [naam 3] , reïntegratief werk) heeft de arbeidsongeschiktheidsperiode tot eind augustus 2011 niet bijgedragen aan het herstel van de verhoudingen. Beide partijen hebben hier niet gelukkig geöpereerd. Het Slotervaart heeft zich nogal formalistisch opgesteld (raadsman weigeren bij gesprek aanwezig te zijn, dreigen met salarisstop) en [eiseres] werd door haar adviseurs (huisarts en raadsman) te zeer gesteund in haar visie dat [gedaagde 2] niet bezig was met accreditatie voor elkaar krijgen maar met haar ‘’wegpesten’’.

12. Voor de beoordeling of [eiseres] voldoende feiten en/of omstandigheden heeft gesteld die tot het oordeel kunnen leiden dat zij daardoor de gestelde (gezondheids)schade heeft geleden is van belang dat duidelijk wordt wat haar mankeert. Door spanning of conflicten op het werk raken vele mensen voor kortere of langere tijd (situatief) arbeidsongeschikt. Om dat aan te pakken zijn er arbodiensten en dienen werkgever en werknemer reïntegratie-inspanningen te leveren. Dat is niets bijzonders en levert niet zonder meer aansprakelijkheid van de werkgever op wegens gezondheidsschade. In dit verband heeft [eiseres] een brief van 20 november 2012 overgelegd van [naam 4] , klinisch psycholoog-psychotherapeut, waarin deze stelt dat [eiseres] ‘’wederom wordt aangemeld met een (geagiteerd) depressief toestandsbeeld in het kader van een recidiverende depressieve stoornis en een posttraumatische stressstoornis.’’ Voorts is overgelegd het arbeidsdeskundig onderzoek voor de WIA-aanvrage. Daarin staat dat er sprake is van ernstige psychiatrische problematiek en dat na een ziekteperiode vanaf 11 juli 2011 wegens conflict en burn out beeld sprake is van een marginale belastbaarheid. De verwachting is dat de medische situatie op lange termijn wezenlijk zal verbeteren, aldus het rapport. Op grond van voornoemde (medische) oordelen kan niet worden vastgesteld dat de hiervoor onder 4 t/m 10 besproken arbeidsomstandigheden in de periode maart 2011 tot 25 augustus 2011 tot de gestelde gezondheidsschade hebben kunnen leiden. De vordering op de primaire grondslag wordt daarom afgewezen.

13. Voor de overige grondslagen heeft [eiseres] onvoldoende concreet feiten en/of omstandigheden gesteld. De vordering wordt dus eveneens afgewezen op de subsidiaire grondslagen.

14. De verwijten die [eiseres] aan [gedaagde 2] maakt zijn onvoldoende komen vast te staan gelet op hetgeen hiervoor is overwogen. De vordering tegen hem wordt daarom afgewezen. ECLI:NL:RBAMS:2016:3561