Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Middelburg 161111 delay bij diagnose doorsnijding buigpees t.h.v. IP gewricht duim zorgt niet voor slechter resultaat

Rb Middelburg 161111 delay bij diagnose doorsnijding buigpees t.h.v. IP gewricht duim zorgt niet voor slechter resultaat 
3.  Het geschil 
3.1.  [eiseres] vordert – na vermeerdering van eis zonder processueel bezwaar van het Ziekenhuis – dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, 
- het Ziekenhuis veroordeelt tot betaling aan haar van een bedrag van € 7.865,47 bij wijze van schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de tijdstippen waarop de onderscheiden schadeposten ontstonden althans met ingang van 20 september 2010; 
- te verklaren voor recht dat het Ziekenhuis gehouden is 75/100 deel, althans een deel, van de door [eiseres] geleden en nog te lijden schade voortvloeiende uit de klachten en beperkingen ontstaan door het letsel d.d. 20 november 2004 te vergoeden; 
- de zaak voor het overige te verwijzen naar de schadestaatprocedure ex art. 612 Rv; 
- het Ziekenhuis te veroordelen in de kosten van het geding, advocatensalaris en nakosten daaronder begrepen. 

3.2.   [eiseres] stelt daartoe het navolgende. De deskundigen hebben geen uitsluitsel kunnen geven over de mate van toerekening van de blijvende klachten en beperkingen aan de medische kunstfout (waarvoor namens het Ziekenhuis aansprakelijkheid is erkend). Nu aldus het condicio sine qua non-verband zich niet laat vaststellen, dient een proportionele causaliteitsbenadering te worden gekozen, omdat vaststaat dat er een reële kans op minder ernstige klachten en beperkingen bij primair ingrijpen bestond en deze kans op een beter behandelresultaat verloren is gegaan als gevolg van toerekenbaar tekortschieten door het Ziekenhuis. De causaliteitsonzekerheid mag niet in het nadeel van [eiseres] worden uitgelegd, nu immers het Ziekenhuis een norm heeft geschonden – en daarvoor aansprakelijkheid heeft erkend – die ertoe strekt de kans op blijvende beperkingen te minimaliseren. Ten aanzien van de bewijslast stelt [eiseres] dat – nu ervan moet worden uitgegaan dat op 20 en 22 november 2004 protocollen niet zijn nageleefd – ten aanzien van de causaliteitsvraag de omkeringsregel van toepassing is. [eiseres] rekent 75% van de door haar ondervonden beperkingen toe aan de medische kunstfout. Deze schade dient in een schadestaatprocedure te worden vastgesteld. 
Daarnaast vordert [eiseres] volledige vergoeding van de schade, die zij heeft geleden doordat zij, nu zij met een vertraging van ruim een maand werd geopereerd, gedurende die maand de facto functioneel eenarmig was, en van de kosten, die zij heeft moeten maken voor het (doen) vaststellen van de (mate van) aansprakelijkheid. Zij stelt die schade op € 7.865,47 in totaal (te vermeerderen met rente). Dit bedrag bestaat uit kosten van noodzakelijk extra personeel en inzet van ouders gedurende de periode van 20 november tot 20 december 2004 in het destijds door haar (met haar man) gedreven restaurant (€ 903,45), kosten voor (door familie en vrienden geleverde) huishoudelijke hulp in diezelfde periode (€ 900,--), (extra) reis- en verblijfkosten (€ 237,78), kosten voor het deskundigenonderzoek en voor juridische bijstand tot en met december 2009 (na aftrek van de reeds uitgekeerde  € 750,-- € 4.574,24) en smartengeld (€ 1.250,--). 

3.3.   Het Ziekenhuis voert verweer. Van haar stelling dat de door haar ervaren beperkingen voor 75% zijn veroorzaakt door het opgetreden delay, heeft [eiseres] de bewijslast. De omkeringsregel is niet van toepassing. [eiseres] heeft met de enkele verwijzing naar de rapportage van de twee door partijen ingeschakelde deskundigen dat bewijs niet geleverd. Uit die rapportage, en met name uit die van Schuurman, die (anders dan Meeuwis) met name is gevraagd het verband tussen de beperkingen en het delay te onderzoeken, volgt dat de beperkingen voornamelijk worden veroorzaakt door dermatogene contracturen, die juist geen verband houden met het opgetreden delay – zij zouden ook zijn opgetreden als er geen delay was geweest. Het risico dat die beperkingen zich bij direct opereren zouden hebben voorgedaan is gelijk aan dat bij opereren na vier weken, zoals in casu is gebeurd. 
Indien de rechtbank toch enig verband tussen de beperkingen en het delay aanneemt, dan geldt – zo stelt het Ziekenhuis – dat het aandeel van het delay in de totale schade zo gering is dat geen proportionele benadering kan plaatsvinden. De schade is veel meer het gevolg van de glasverwonding dan van het delay. 
Het Ziekenhuis betwist de door [eiseres] gestelde schade in de periode van het delay (die liep tot 10 december 2004, toen de juiste diagnose werd gesteld). Ook zonder delay had [eiseres] een herstelperiode van enkele weken gehad; zij betwist dan ook dat de gestelde extra kosten voor personeel en de inzet van ouders in het bedrijf van [eiseres] zijn veroorzaakt door het delay. Voorts zijn die kosten gemaakt door een v.o.f. en is onvoldoende aangetoond dat dit schade van [eiseres] betreft. Causaal verband tussen de gestelde kosten van huishoudelijke hulp en het delay, alsmede de hoogte ervan worden betwist, alsook verschuldigdheid van vergoeding van reiskosten op 20 (en 22) november 2004. De gestelde buitengerechtelijke kosten kunnen de toets der dubbele redelijkheid niet doorstaan; als ze toewijsbaar zijn, kunnen zij slechts overeenkomstig de door de rechtbank vast te stellen proportionele verdeling worden toegewezen. Het gevorderde smartengeld acht het Ziekenhuis veel te hoog. Zij betwist tenslotte wettelijke rente verschuldigd te zijn. Het Ziekenhuis meent met het reeds uitgekeerde voorschot alle schade (ruim voldoende) te hebben vergoed. 

4.  De beoordeling 
4.1.  De rechtbank zal eerst een oordeel geven over de door [eiseres] gestelde schade in de periode voordat de juiste diagnose werd gesteld. Het gaat dan om de periode vanaf het moment dat [eiseres] zich met de snijverwonding bij het Ziekenhuis meldde tot het moment dat wel de juiste diagnose werd gesteld, dus van 20 november 2004 tot 10 december 2004. Voor de in die periode als gevolg van het delay geleden schade is het Ziekenhuis volledig aansprakelijk; dat wordt door het Ziekenhuis ook niet betwist. De daaropvolgende periode van 10 december 2004 tot 20 december 2004 (de periode die verstreek tussen het moment dat de juiste diagnose werd gesteld en het moment waarop de behandeling plaatsvond) kan niet worden gezien als een gevolg van het delay; ook wanneer direct de juiste diagnose zou zijn gesteld, zou er enige tijd zijn verstreken voordat daadwerkelijk operatief zou zijn behandeld. Gesteld noch gebleken is dat die periode in dit geval tengevolge van het delay langer is geweest dan zonder delay het geval was geweest. Voor zover voor deze periode vergoeding van schade wordt gevorderd, wordt dat afgewezen. 

4.2.  Het Ziekenhuis betwist de (hoogte van) door [eiseres] voor genoemde periode van 20 november 2004 tot 10 december 2004 gestelde schadeposten. 
4.2.1.  De kosten van inzet van (extra) personeel en van ouders in het restaurant van [eiseres] en haar man, kunnen – nu het restaurant werd geëxploiteerd door een v.o.f. – niet worden gezien als directe schade, geleden door [eiseres]. Slechts indien door dergelijke, noodzakelijke, extra kosten het inkomen uit de v.o.f. van [eiseres] zou zijn gedaald, is sprake van schade. Dat dit zich heeft voorgedaan, is niet gesteld en – nu van de hoogte van de kosten en van de winstdelingsverhouding binnen de v.o.f. geen onderbouwde toelichting is gegeven – evenmin kunnen blijken. De schadepost zal worden afgewezen. 
4.2.2.  De kosten voor huishoudelijke hulp 
Uit de aard van het letsel volgt naar het oordeel van de rechtbank voldoende dat [eiseres] gedurende de hier bedoelde periode een aantal huishoudelijke werkzaamheden niet heeft kunnen verrichten. De rechtbank gaat uit van noodzakelijke hulp gedurende 2 uur per dag. De kosten daarvan – die abstract kunnen worden berekend –stelt de rechtbank in redelijkheid op € 125,-- per week, in totaal derhalve € 375,--. 
4.2.3.  De (extra) reis- en verblijfskosten 
De bezoeken die [eiseres] vóór 10 december 2004 – de datum waarop de juiste diagnose werd gesteld – in verband met het snijletsel aan het Ziekenhuis bracht, zijn feitelijk vergeefs gemaakt. De door [eiseres] voor die bezoeken gemaakte kosten zijn eveneens vergeefs gemaakt en kunnen als schade ten gevolge van het aanvankelijk missen van een juiste diagnose worden gezien. Het Ziekenhuis is voor die kosten aansprakelijk. Nu het Ziekenhuis de door [eiseres] gestelde hoogte van de betreffende kosten van € 237,78 niet heeft betwist, stelt de rechtbank de schade vast op dat bedrag. 
4.4.4. De kosten van juridisch en medisch advies en bijstand 
De door [eiseres] gestelde kosten betreffen alle werkzaamheden – verricht door haar advocaat en diens medisch adviseur – in de periode vanaf eind 2008. De discussie ging toen – zo blijkt uit de overgelegde stukken – niet over de schade geleden in de drie weken dat de juiste diagnose nog niet was gesteld, maar over de vraag of door het delay ook daarna schade is ontstaan. Namens het Ziekenhuis was toen al voor de directe gevolgen van het delay aansprakelijkheid erkend en een bedrag van € 3.000,-- aan [eiseres] uitgekeerd. Met dat bedrag was de thans gestelde schade, voor zover geleden in de periode voorafgaand aan de juiste diagnose, volledig vergoed. Van de thans gestelde kosten van advies en bijstand kan dan ook naar het oordeel van de rechtbank niet worden gezegd dat zij betrekking hebben op de hier bedoelde periode. De schadepost zal worden afgewezen. 
4.4.5.  Het smartengeld 
Bij de vaststelling van de hoogte van een vergoeding voor gederfde levensvreugde en geleden pijn neemt de rechtbank in aanmerking dat de verwonding die [eiseres] had opgelopen niet aan het Ziekenhuis is te wijten, dat volledig herstel ook bij een directe juiste diagnose niet zeker was en dat het hier gaat om de gederfde levensvreugde en geleden pijn gedurende de periode van drie weken waarin (nog) geen juiste diagnose was gesteld. In redelijkheid stelt de rechtbank het smartengeld vast op € 400,--. 
4.4.6.  De totale schade voor de periode voorafgaand aan de juiste diagnose, door het Ziekenhuis aan [eiseres] te vergoeden, bedraagt € 1.012,78. 

4.5.  Dan dient te worden beoordeeld de vraag of en zo ja, in welke mate de thans door [eiseres] ervaren klachten en beperkingen zijn veroorzaakt door het aan het Ziekenhuis te verwijten delay. 
4.5.1.  [eiseres] heeft gesteld dat op 20 en 22 november 2004 sprake is geweest van schending van een norm, gevat in een protocol, welke norm (dus: welk protocol) was bedoeld haar te beschermen tegen het risico dat de in dit geval later gestelde diagnose zou worden gemist. Die stelling is, in het licht van het verweer van het Ziekenhuis, onvoldoende onderbouwd; met name wordt niet duidelijk gemaakt welk protocol voor de poortarts gold en of – en zo ja, hoe – een dergelijk protocol door die arts niet zou zijn nageleefd. Dat brengt met zich, dat bij de vaststelling van het in de eerste zin van deze paragraaf genoemde causale verband geen ruimte is voor toepassing van de omkeringsregel; het is aan [eiseres] om dat verband te bewijzen. 
4.5.2.  Daartoe heeft zij de hiervoor genoemde rapporten van de deskundigen dr. Meeuwis en dr. Schuurmans overgelegd. Daaruit blijkt – zoals [eiseres] ook zelf concludeert – dat het condicio-sine-qua-non-verband tussen het delay en thans door haar ervaren klachten en beperkingen niet kan worden vastgesteld. Dr. Schuurmans – naar beide partijen hebben aangegeven van beide deskundigen de meest gespecialiseerde in letsel als waarvan in dit geval sprake – noemt in zijn rapport de wijze waarop de door [eiseres] opgelopen snijwond is hersteld, een heel goed resultaat. Een dergelijk resultaat zou ook in de situatie dat er geen delay was geweest, een heel goed resultaat zij n geweest. De door [eiseres] ervaren beperkingen worden in de visie van Schuurmans voornamelijk veroorzaakt door dermatogene contracturen (littekenvorming), die kunnen samenhangen met de verwonding zelf of met het feit dat chirurgisch is ingegrepen, maar niet met de omstandigheid dat niet direct chirurgisch is ingegrepen. Gelet op dit deskundige oordeel van dr. Schuurmans ziet de rechtbank geen aanleiding om toch – zoals [eiseres] wil – ervan uit te gaan dat het delay heeft bijgedragen aan het ontstaan van de beperkingen. De rechtbank gaat er van uit dat dat delay aan de huidige klachten en beperkingen niet heeft bijgedragen. 
4.5.3.  Het vorenstaande betekent dat het Ziekenhuis voor die klachten en beperkingen, en voor de daardoor door [eiseres] geleden schade niet aansprakelijk is. Voor zover de vorderingen op die schade betrekking hebben, moeten zij worden afgewezen. 

4.6.  Het vorenstaande leidt ertoe dat het Ziekenhuis aan [eiseres] een vergoeding van in totaal € 1.012,78 verschuldigd is. Nu tussen partijen vast staat dat (de verzekeraar van) het Ziekenhuis aan [eiseres] bij wijze van voorschot reeds een bedrag van € 3.000,-- heeft betaald, heeft het Ziekenhuis aan haar vergoedingsplicht voldaan. De vorderingen van [eiseres] dienen alle te worden afgewezen. Als de in het ongelijk gestelde partij dient zij te worden veroordeeld in de kosten van dit geding. De kosten aan de zijde van het Ziekenhuis worden begroot op: 
- vast recht  € 263,--    
- salaris advocaat   € 1.130,-- (2,5 x tarief II, € 452,--) 
Totaal   € 1.393,-- LJN BU9415