Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof Den Haag 190608 niet dragen onzichtbare gordel + meerijden met alcoholh. best.; geen eig. schuld

Hof Den Haag 190608 niet dragen onzichtbare gordel en meerijden met alcoholhoudende bestuurder; geen eigen schuld
4. Op grond van de verklaring van de getuige [getuige 2] dat zij de autogordels altijd gebruikte voor het vastzetten van haar kinderen, maar dat deze autogordels regelmatig wegzakten tussen de zitting van de achterbank en de rugleuning zodat zij niet meer zichtbaar waren, is het hof echter tevens van oordeel dat het door ZLM te leveren bewijs dat de autogordels voor [appellant] zichtbaar op de achterbank aanwezig waren, voldoende is ontzenuwd. De verklaring van [getuige 2] is naar het oordeel van het hof duidelijk, gedetailleerd en overtuigend. Gelet op deze verklaring acht het hof de mogelijkheid dat de autogordels ten tijde van het ongeval waren weggezakt tussen de zitting en de leuning en derhalve niet zichtbaar waren voor [appellant], voldoende aannemelijk. Dit brengt mee dat ZLM niet is geslaagd in het op haar rustende bewijs dat de autogordels voor [appellant] kenbaar op de achterbank aanwezig waren.

5. Grief II slaagt derhalve. Dit houdt in dat bij de beoordeling van het beroep van ZLM op eigen schuld aan de zijde van [appellant], voorbij gegaan dient te worden aan het feit dat hij geen autogordel droeg.

6. De overige grieven stellen de vraag aan de orde in hoeverre de schade van [appellant] in het kader van eigen schuld aan hemzelf moet worden toegerekend, gelet op het feit dat de bestuurder [bestuurder] te veel alcohol had gedronken en dat bekend was dat [bestuurder] een agressieve rijstijl had. Het hof zal deze grieven gezamenlijk behandelen.

7. Vast staat dat [bestuurder] ten tijde van het ongeval teveel alcohol in zijn bloed had, te weten 375 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht (ugl). Het hof is met de rechtbank van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat het alcoholgebruik van [bestuurder] een belangrijke rol heeft gespeeld bij het ongeval. [appellant] heeft na het ongeval tegenover de politie (productie 1A bij inleidende dagvaarding) verklaard dat hij wist dat [bestuurder] in de avond/nacht voorafgaande aan het ongeval enige biertjes en enige whisky-cola’s had gedronken. Hij heeft echter betwist dat hij wist - of uit het gedrag van [bestuurder] kon afleiden - dat deze dermate veel had gedronken, dat hij niet meer in staat was de auto veilig te besturen. Het hof is van oordeel dat [appellant] wist, althans kon weten, dat [bestuurder] meer had gedronken dan de algemeen bekende veiligheidslimiet van 2 consumpties, zodat hij eveneens kon weten dat er een gerede kans was dat [bestuurder] meer alcohol had gedronken dan wettelijk is toegestaan (220 ugl). Op dit punt kan [appellant] worden verweten dat hij desondanks met [bestuurder] is meegereden, vooral nu hij wist dat [bestuurder] nog maar kort zijn rijbewijs had, een nogal agressieve rijstijl had en vaak hard reed. Daartegenover staat echter vast - als door [appellant] gesteld en door ZLM onvoldoende gemotiveerd betwist - dat [appellant] niet wist hoeveel [bestuurder] precies had gedronken, en dat [bestuurder] voorafgaande aan het besturen van de auto geen dronken indruk maakte. Aan [appellant] kan dan ook geen groot verwijt worden gemaakt. [appellant] had echter wel kunnen en moeten beseffen dat te veel alcohol in combinatie met onervarenheid en een agressieve rijstijl een sterk verhoogde kans op ongevallen meebrengt. Het hof acht voldoende aannemelijk dat het besluit van [appellant] om desondanks met [bestuurder] mee te rijden heeft bijgedragen aan de schade als bedoeld in artikel 6:101 BW.

8. Naar het oordeel van het hof heeft het besluit van [appellant] om met [bestuurder] mee te rijden slechts in geringe mate aan de schade bijgedragen. [bestuurder] had als bestuurder de plicht om, mede ter bescherming van zijn passagiers, niet teveel alcohol te drinken en veilig te rijden. Aan deze specifieke en essentiële verplichtingen heeft hij niet voldaan. De schade is dan ook in de eerste plaats en voor het grootste deel veroorzaakt door het overmatige alcoholgebruik en het agressieve rijgedrag van [bestuurder], welke omstandigheden aan [bestuurder] moeten worden toegerekend. Het hof is, alles afwegende, van oordeel dat het onjuiste, aan [appellant] toe te rekenen, besluit om met [bestuurder] mee te rijden slechts voor 10% aan de schade heeft bijgedragen.

9. [Appellant] heeft nog aangevoerd dat de billijkheid vanwege de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten en de omstandigheden van dit geval, eist dat in het onderhavige geval ZLM de schade voor 100% dient te dragen. Dit betoog slaagt. Het hof is van oordeel dat de ernst van de door [bestuurder] gemaakte fouten zodanig is, dat die van [appellant] daarbij in het niet vallen. Tevens acht het hof van belang dat [appellant] als gevolg van het ongeval op jeugdige leeftijd zeer ernstig blijvend letsel heeft opgelopen in de vorm van een dwarslaesie, en dat de schade is gedekt onder een verzekering. Alles afwegende komt het hof derhalve tot het oordeel dat de billijkheid meebrengt dat ZLM de schade van [appellant] voor 100% dient te dragen.

10. Het bovenstaande brengt mee dat het hof het vonnis van de rechtbank zal vernietigen, en dat de vordering van [appellant] alsnog zal worden toegewezen. ZLM zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep.
LJN BD6919