Overslaan en naar de inhoud gaan

RBGEL 040821 SVI; Uitsluitingsclausule alcoholgebruik; bevrijdend verweer dat alcohol is genuttigd na ongeval verworpen; terugbetaling voorschotten (2)

RBGEL 040821 SVI; Uitsluitingsclausule alcoholgebruik; bevrijdend verweer dat alcohol is genuttigd na ongeval verworpen; terugbetaling voorschotten

3.4.
De vordering onder a. van A.S.R. is als volgt opgebouwd:

Betaalde voorschotten € 20.500,00

Buitengerechtelijke kosten € 5.500,00

Kosten onderzoeksbureau I-TEK € 4.213,68

Schadevergoeding interne kosten € 532,00

BIK volgens liquidatietarief € 1.390,00
Rente en kosten € p.m.

Totaal: € 32.135,68 + p.m.

3.5.
A.S.R. legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [ged/eis. verzet] ten tijde van het ongeval onder invloed van alcohol verkeerde, zodat hij op grond van artikel 3.3 VPSI geen recht heeft op dekking. Daarnaast heeft [ged/eis. verzet] onjuiste informatie verschaft aan A.S.R., zodat er ook gelet op artikel 6.1 e.v. en artikel 8.9 VPSI jo. artikel 7:941 BW geen dekking bestaat. [ged/eis. verzet] is daarnaast de buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd vanwege de pogingen het openstaande bedrag buitengerechtelijk te incasseren. De interne kosten van A.S.R. zijn gebaseerd op de gemiddeld gemaakte interne kosten (14 uren), gematigd met 50%.

3.6.
[ged/eis. verzet] vordert in het verzet dat het verstekvonnis wordt vernietigd en dat de vorderingen van A.S.R. alsnog worden afgewezen, met veroordeling van A.S.R. in de proceskosten.

3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4De beoordeling
4.1.
Het verzet kan geacht worden tijdig en op de juiste wijze te zijn ingesteld, nu het tegendeel gesteld noch gebleken is, zodat [ged/eis. verzet] in zoverre in zijn verzet kan worden ontvangen.

4.2.
De vraag is of A.S.R. terecht dekking onder de verzekering heeft geweigerd op grond van één van de twee in 2.12 genoemde gronden.

4.3.
Op grond van artikel 3.3 lid 1 VPSI is er onder meer geen dekking bij overmatig alcoholgebruik van de bestuurder van het motorrijtuig. In datzelfde artikellid is bepaald dat in het geval de bestuurder zijn rijbewijs korter heeft dan 5 jaar met overmatig alcoholgebruik bedoeld wordt een bloed-alcoholgehalte van 0,2 promille of hoger. De bewijslast en het bewijsrisico van de stelling dat ten tijde van het ongeval bij [ged/eis. verzet] sprake was van overmatig alcoholgebruik in vorenbedoelde zin rust in dit geval op A.S.R., aangezien A.S.R. zich beroept op het rechtsgevolg van die stelling, namelijk terugbetaling van de betaalde voorschotten en vergoeding van de door A.S.R. gemaakte kosten.

4.4.
Tussen partijen staat (inmiddels) vast dat [ged/eis. verzet] (en dus niet ene [betrokkene1] ) de bestuurder was van het motorrijtuig waarmee het ongeval is veroorzaakt, dat [ged/eis. verzet] ten tijde van dat ongeval een beginnend bestuurder was in de zin van de aangehaalde polisvoorwaarde en dat in het ziekenhuis, zo’n twee uur na het ongeval, bij hem een bloed-alcoholgehalte van 0,6 promille is gemeten.

4.5.
[ged/eis. verzet] heeft zich echter op het standpunt gesteld dat desalniettemin niet is voldaan aan de uitsluiting van artikel 3.3 lid 1 VPSI, aangezien het gemeten alcoholpromillage zou zijn veroorzaakt door ná het ongeval door hem genuttigde alcoholhoudende drank, hem aangereikt door [betrokkene6] .

Dit heeft te gelden als een bevrijdend verweer, wat betekent dat op [ged/eis. verzet] de stelplicht rust van de feiten en omstandigheden waaruit volgt dat het in het ziekenhuis gemeten alcoholgehalte in zijn bloed (0,6 promille) is veroorzaakt door de inname van alcoholhoudende drank ná het ongeval, hem aangereikt door [betrokkene6] .

4.6.
[ged/eis. verzet] heeft in dit kader gesteld dat hij na het ongeval, toen [betrokkene6] ter plaatse kwam, van haar te drinken heeft gehad. [betrokkene6] had die avond vrienden van haar, die ook op de kermis waren, naar huis gebracht. Die vrienden hadden een fles meegenomen in de auto van [betrokkene6] en hadden daaruit onderweg gedronken. Die fles is in de auto van [betrokkene6] achtergelaten. [betrokkene6] wist weliswaar niet wat er in die fles zat, maar gezien de toestand van haar passagiers heeft [betrokkene6] (achteraf) niet de indruk dat er water in die fles zat (de rechtbank begrijpt dat [ged/eis. verzet] daarmee wil stellen: maar alcoholhoudende drank). [ged/eis. verzet] heeft uit die fles gedronken, na het ongeval. En de daarbij ingenomen alcohol verklaart zijn toestand zoals twee uur later gemeten in het ziekenhuis, aldus nog steeds [ged/eis. verzet] .

Ter onderbouwing van deze stellingen heeft [ged/eis. verzet] verwezen naar de door [betrokkene6] ten overstaan van I-TEK afgelegde verklaring, zoals weergegeven onder 2.10 en naar de verklaringen van [betrokkene7] en [betrokkene8] (2.11).

4.7.
A.S.R. heeft deze stellingen van [ged/eis. verzet] gemotiveerd betwist. A.S.R. heeft ten eerste gewezen op het uiterst ongeloofwaardig karakter van de door [ged/eis. verzet] gegeven verklaring voor het bij hem gemeten alcoholpromillage. Het ligt immers niet in de rede om aan een slachtoffer van een ongeval, dat verwond naast de auto ligt, alcohol te geven. Ten tweede heeft A.S.R. gewezen op de tegenstrijdigheid, op cruciale punten, van de verklaring van [ged/eis. verzet] (in zijn bericht van 17 september 2018, zie onder 2.9) en die van [betrokkene6] (2.10). Ten derde heeft A.S.R. gewezen op de verklaringen van [ged/eis. verzet] , vlak na het ongeval, ten overstaan van de politie (2.5) en het ambulancepersoneel (2.6): tegen de politie heeft [ged/eis. verzet] verklaard “zelf wel alcoholhoudende drank [te hebben] gedronken” en tegenover het ambulancepersoneel spreekt [ged/eis. verzet] over “3 baco’s en 3 shotjes”.

4.8.
De rechtbank is van oordeel dat [ged/eis. verzet] , in het licht van deze gemotiveerde en overtuigende betwisting door A.S.R., onvoldoende onderbouwd heeft gesteld dat het in het ziekenhuis gemeten alcoholgehalte in zijn bloed is veroorzaakt door de inname van alcoholhoudende drank ná het ongeval. Voor dat oordeel is ten eerste van belang dat [ged/eis. verzet] zijn ter zake ingenomen stellingen enkel baseert op hetgeen hij van [betrokkene6] achteraf heeft begrepen. Zelf heeft [ged/eis. verzet] immers geen herinnering meer aan het ongeval en wat er kort daarna is gebeurd. [ged/eis. verzet] kan uit eigen waarneming dan ook niet verklaren over het al dan niet nuttigen van alcoholhoudende drank kort na het ongeval. Voor dat oordeel is ten tweede van belang dat hetgeen [ged/eis. verzet] heeft gesteld op cruciale punten níet wordt onderbouwd door de door hem daartoe aangedragen verklaring van [betrokkene6] . [betrokkene6] verklaart immers niet dat, zoals [ged/eis. verzet] in deze procedure wél heeft gesteld, zij hem een fles alcoholhoudende drank heeft aangereikt. [betrokkene6] verklaart niet te weten wat er in de fles zat die zij bij [ged/eis. verzet] heeft neergelegd. [betrokkene6] construeert in haar verklaring achteraf - gegeven het feit dat er een onderzoek loopt naar het alcoholpromillage in [ged/eis. verzet] bloed - dat er mogelijk wodka of iets dergelijks in de fles heeft gezeten. Dat deel van haar verklaring vormt echter geen onderbouwing van de stelling dát er alcohol in de fles zat die [betrokkene6] bij [ged/eis. verzet] heeft neergelegd. Dat de fles volgens [betrokkene6] van glas was en er een doorzichtige vloeistof in zat, maakt dat niet anders. [betrokkene6] heeft [ged/eis. verzet] bovendien niet zien drinken uit die fles. [betrokkene6] verklaart immers niet te weten of [ged/eis. verzet] ervan gedronken heeft. Het zij herhaald: ook [ged/eis. verzet] zelf kan hier niets over verklaren. Daar komt nog bij dat volgens [betrokkene6] er maar een bodempje in de fles zat, terwijl het later bij [ged/eis. verzet] gemeten alcoholpromillage drie keer de voor hem toegestane hoeveelheid betrof.

4.9.
De enkele stelling ter zitting van [ged/eis. verzet] dat [betrokkene6] een jaar na haar ten overstaan van I-TEK afgelegde verklaring een nieuwe verklaring heeft afgelegd, althans heeft willen afleggen, waarin zij zou hebben verklaard, althans zou hebben willen verklaren dat zij (ditmaal wel) wist dat er alcohol in de fles zat die zij [ged/eis. verzet] heeft aangereikt, omdat zij dat zou hebben gezien, is door [ged/eis. verzet] op geen enkele wijze van een onderbouwing voorzien. De genoemde tweede verklaring is door hem niet in het geding gebracht. Dit leidt ertoe dat deze stelling van [ged/eis. verzet] als onvoldoende onderbouwd terzijde zal worden geschoven. Ook de verklaringen van [betrokkene7] en [betrokkene8] vormen, voor zover zij uit eigen waarneming verklaren, geen (voldoende) onderbouwing van de door [ged/eis. verzet] ingenomen stellingen over de alternatieve verklaring voor het gemeten alcoholpromillage.

4.10.
Hetgeen A.S.R. bij wege van betwisting heeft aangevoerd, vormt voor de rechtbank daarnaast een veel plausibeler verklaring voor het gemeten alcoholpromillage in [ged/eis. verzet] bloed. Aan de door [ged/eis. verzet] zelf afgelegde verklaringen vlak na het ongeval ten overstaan van personen (politieambtenaren en ambulancepersoneel), die op geen enkele manier een belang hebben bij een anders dan waarheidsgetrouwe weergave van die verklaringen in respectievelijk het mutatie rapport en het ritformulier, kent de rechtbank een veel groter gewicht toe dan aan de achteraf - toen duidelijk was wat A.S.R. hem tegenwierp - door diezelfde [ged/eis. verzet] gegeven, hoogst curieuze en onvoldoende onderbouwde verklaring voor het te hoge alcoholpromillage. De rechtbank acht het onaannemelijk dat iemand die in de war was, zoals [ged/eis. verzet] heeft opgeworpen, zomaar zou zeggen drie shotjes en drie Bacardi-cola te hebben gedronken. Niet valt in te zien - [ged/eis. verzet] heeft een reden daarvoor ook niet genoemd - waarom hij, ook in verwarde staat, het betreffende ambulancepersoneel een dusdanig concrete leugen over zijn eigen alcoholinname zou opspelden. De enkele stelling namens [ged/eis. verzet] ter zitting dat het ritformulier van de ambulance onder het beroepsgeheim valt - zonder daaraan juridisch een gevolg te verbinden voor de onderhavige procedure - wordt als onvoldoende ter zake dienend terzijde geschoven.

4.11.
Het voorgaande betekent dat het (bevrijdend) verweer van [ged/eis. verzet] , inhoudende dat het in het ziekenhuis gemeten alcoholgehalte in zijn bloed is veroorzaakt door de inname van alcoholhoudende drank ná het ongeval, wordt verworpen. Dit leidt ertoe dat A.S.R. terecht aan [ged/eis. verzet] de uitsluitingsclausule van artikel 3.3 lid 1 VPSI heeft tegengeworpen.

4.12.
Het gevolg daarvan is dat A.S.R. niet gehouden is dekking te verlenen voor de gevolgen van het [ged/eis. verzet] overkomen ongeval. De door A.S.R. onder voorbehoud betaalde voorschotten - € 20.500,00 (waarvan € 1.000,00 op verzoek van zijn belangenbehartiger aan [ged/eis. verzet] moeder is betaald) en € 5.500,00 ten titel van buitengerechtelijke kosten (bgk), zoals door A.S.R. ter zitting toegelicht aan de hand van haar productie 11 - zijn door A.S.R. onverschuldigd aan [ged/eis. verzet] betaald. [ged/eis. verzet] zal worden veroordeeld deze bedragen terug te betalen.

4.13.
A.S.R. maakt voorts aanspraak op vergoeding door [ged/eis. verzet] van de onderzoekskosten ad € 4.213,68 die A.S.R. aan I-TEK heeft betaald. [ged/eis. verzet] heeft zich tegen dit deel van de vordering verweerd met de stelling dat het onderzoek is gedaan op initiatief van A.S.R. zonder dat [ged/eis. verzet] A.S.R. daarvoor enige aanleiding heeft gegeven. De kosten zij bovendien buitenproportioneel. Die kosten dienen volgens [ged/eis. verzet] dan ook voor rekening van A.S.R. te blijven.

4.14.
Ter zitting heeft A.S.R. - na aanvankelijk ook ten aanzien van deze kostenpost voor het anker van onverschuldigde betaling te zijn gaan liggen - desgevraagd aangevoerd dat als grondslag voor vergoeding van de gemaakte onderzoekskosten ook “fraude, wanprestatie, onrechtmatige daad” heeft te gelden.

4.15.
Daarmee voldoet A.S.R. naar het oordeel van de rechtbank echter niet aan de, voor deze specifieke vordering, op haar rustende stelplicht. Voor zover A.S.R. haar vordering heeft willen baseren op artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder b BW, had het op haar weg gelegen stellingen in te nemen over, onder andere, de vereiste wettelijke verplichting tot schadevergoeding, het causaal tussen de (kaal gestelde) wanprestatie of onrechtmatige daad en (het maken van) de onderzoekskosten en tot slot de toepassing van de dubbele redelijkheidstoets. De stelling dat A.S.R. gezien de zeer merkwaardige verklaring voor de aangetroffen hoge hoeveelheid alcohol in het bloed van [ged/eis. verzet] I-TEK heeft ingeschakeld, is in dat kader onvoldoende. Hetzelfde geldt voor de verder ongemotiveerde stelling ter zitting dat het onderzoek van I-TEK in overleg met de belangenbehartiger van [ged/eis. verzet] heeft plaatsgevonden. Dat de polisvoorwaarden een grondslag bieden voor vergoeding van deze kosten heeft A.S.R. evenmin gesteld. De vordering tot vergoeding van de onderzoekskosten zal worden afgewezen.

4.16.
De gevorderde interne kosten ad € 532,00 treffen eenzelfde lot. Ook deze kosten zijn door [ged/eis. verzet] gemotiveerd betwist. A.S.R. heeft nagelaten concreet te stellen op welke grondslag deze kosten voor toewijzing in aanmerking komen. Hoewel A.S.R. de omvang van deze interne kosten wel nader heeft onderbouwd, is dat, in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, onvoldoende.

4.17.
Ten aanzien van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten geldt het volgende. Dit zijn kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder c BW. De gevorderde vergoeding komt echter niet voor toewijzing in aanmerking, nu gesteld noch gebleken is dat een aanmaning conform de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW heeft plaatsgevonden. De brief van 27 september 2019 (2.12) is niet als zodanig aan te merken. In die brief is immers niet vermeld dat bij het uitblijven van betaling buitengerechtelijke incassokosten zullen worden gevorderd.

4.18.
De door A.S.R. gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom zal als niet afzonderlijk betwist worden toegewezen vanaf 27 oktober 2019.

4.19.
A.S.R. vordert voorts vergoeding van beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden begroot op € 484,27 voor verschotten en € 721,00 voor salaris advocaat (1 rekest × tarief € 721,00), totaal € 1.205,27. De beslagkosten zullen worden toegewezen tot het gevorderde bedrag van € 1.140,27.

4.20.
Het verstekvonnis zal op grond van het vorenstaande worden vernietigd. De vorderingen van A.S.R. zullen worden toegewezen zoals hierna vermeld.

4.21.
[ged/eis. verzet] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in zowel de verstek- als verzetprocedure worden veroordeeld. De kosten van de verstekprocedure worden begroot op de in het verstekvonnis begrote kosten. Van betekening van het verstekvonnis door A.S.R. is niets gesteld of gebleken, zodat het ervoor moet worden gehouden dat A.S.R. hiervoor geen kosten heeft gemaakt. De kosten van de verzetprocedure worden aan de zijde van A.S.R. begroot op € 721,00 aan salaris advocaat (1 punt × tarief € 721,00).

4.22.
Dat [ged/eis. verzet] “de noodzakelijkheid van de toewijzing van de nakosten” heeft betwist, staat gelet op artikel 237 lid 4 BW en hetgeen A.S.R. daarover gemotiveerd heeft gesteld aan toewijzing van die nakosten - op de wijze als hierna te melden - niet in de weg. ECLI:NL:RBGEL:2021:4212