Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof Den Bosch 031006 dodelijk ongeval met radiografisch bestuurde kraan

Hof Den Bosch 03-10-06 dodelijk ongeval met radiografisch bestuurde kraan waarmee pakketen stalen platen werden verplaatst
4.6.1. Het hof heeft de indruk dat het [X.] niet louter om voldoening van haar materiële schade te doen is, maar mede (of misschien ook vooral) om het verwerven van inzicht wat betreft de toedracht van het ongeval en om de vaststelling of de werknemer en/of de werkgever enig verwijt treft terzake het ongeval.

4.6.2. Het hof kan zich over de kwestie van de aansprakelijkheid niet ten gronde buigen, omdat het op na te noemen gronden van oordeel is dat de verschillende schadeposten moeten worden afgewezen.
Anders dan de kantonrechter is het hof echter – dit dus geheel ten overvloede – vooralsnog van oordeel dat de omstandigheden van het geval veeleer wijzen in de rich-ting dat [Y.] niet alle redelijkerwijs nodige inrichting van werktuigen of gereedschappen heeft voorzien en/ of maatregelen heeft getroffen en/of aanwijzingen verstrekt om te voorkomen dat [A.] schade zou treffen en dat, zou de aansprakelijkheidsvraag ten gronde beoordeeld moeten worden, een nader onderzoek zou moeten plaatsvinden in het kader van het bewijsaanbod van [Y.].
Wat betreft die omstandigheden van het geval, in het bijzonder blijkend uit rapportage arbeidsinspectie en de verklaring van [B.] in het voorlopig getuigenverhoor, acht het hof met name van belang dat vooralsnog aannemelijk is
- dat [A.] sinds 8 werkdagen een kraan bediende die qua bediening en werkwijze enigszins afweek van de eerder door hem bediende kraan/kranen;
- dat zijn opleiding met die specifieke nieuwe kraan in wezen bestond uit zelfstandig werken ter plekke met begeleiding en beoordeling door een ervaren kraanbediende, maar dat er niet apart geoefend is (pv arb. insp. p.13);
- dat er ten tijde van het ongeval geen criteria waren voor de beoordeling van een kraanbediende, maar dat ten tijde van het opstellen van het rapport van de Arbeidsinspectie gewerkt werd aan een “opleidingsplan kraanbediende” (reeds geadviseerd in een Risicoinventarisatie en evaluatie van 1995)(bijlage 15 pv arb. insp.)
- dat [Y.] wel heeft gesteld dat er een algemene in-structie was over het achter de kraan met last aanlopen (W I nr. 09.108), bevestigd door [B.], (o.m. pv arb.insp. p. 11), die ook verklaart dat “er” een lijst met aandachtspunten hangt, maar dat onvoldoende is gesteld over de naleving van die instructie in deze of andere loodsen en/of van controle op die naleving;
- dat het ongeval heeft plaatsgevonden terwijl en omdat [A.] zich bevond in de nauwe ruimte tussen pallets met platen;
- dat een dergelijke positie in ieder geval werd ingenomen ten tijde van het verwijderen van de lepels van de kleminrichting (pv arb. insp. p.4, 6 en 9);
- dat inmiddels gewerkt wordt met kranen met automatische grijpers, zodat de werknemer zich niet meer tussen de pallets hoeft te begeven om de hijslast los te maken (voorlopig getuigenverhoor [B.]);
- dat het werken met een kraan die lasten tilt tot 6000 kg, terwijl die lasten een slingerende beweging kunnen maken, het risico van een ongeval meebrengt en dat dat risico zich verwezenlijkt heeft.
LJN AZ3975
Het hof geeft [Y.] in overweging om af te zien van het incasseren van de proceskosten, gelet op hetgeen hiervoor onder 4.6.2 is overwogen