Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Almelo 040608 kort geding; asbestafval op boerenerf; voorschot ad. € 35.000,- toegewezen

Rb Almelo 040608 kort geding; asbestafval op boerenerf; voorschot ad. € 35.000,- toegewezen
9.  Vast staat dat Eternit, voor zover thans relevant, asbest in het verkeer heeft gebracht in de vorm van asbestafval. Gelet op de inmiddels bekend veronderstelde publicaties en de recente jurisprudentie over dit onderwerp (vgl. Hoge Raad 25 november 2005 inzake Horsting/Eternit, Gerechtshof Arnhem 27 februari 2007 inzake Jansman/Eternit, Gerechtshof Arnhem 5 juni 2007 inzake erven Jansen/Eternit, voorzieningenrechter rechtbank Groningen 15 juni 2007 inzake Hageman/Eternit, voorzieningenrechter rechtbank Maastricht 16 april 2007 inzake Arfman/Nefalit, voorzieningenrechter rechtbank Rotterdam 1 augustus 2006 inzake Okker/Eternit) dient, nu hieromtrent in deze procedure geen nieuwe feiten zijn gesteld, ook in deze procedure geconcludeerd te worden dat blootstelling aan asbest in ieder geval als veruit de belangrijkste oorzaak van mesothelioom heeft te gelden, een conclusie die met het artikel van de medisch adviseur van Eternit niet in tegenspraak is. In dit kader merkt de voorzieningenrechter nog op dat sinds 1969 in Nederland algemeen erkend is, dat asbeststof de ziekte mesothelioom kan veroorzaken. Slechts een geringe blootstelling aan asbest kan de ziekte veroorzaken. [Eiseres] lijdt aan de ziekte mesothelioom, welke ziekte in 80 tot 85 % van de gevallen door blootstelling aan asbest wordt veroorzaakt. In 15 tot 20% van de mesothelioom gevallen kan geen oorzaak worden gevonden, behoudens de zeldzame gevallen van therapeutische bestraling. Bovendien overweegt de voorzieningenrechter dat, als een schade een gevolg kan zijn van meerdere gebeurtenissen voor elk waarvan een andere persoon aansprakelijk is, en vast staat dat de schade door tenminste één van deze gebeurtenissen is ontstaan, de verplichting om de schade te vergoeden dan op ieder van deze personen rust, tenzij hij bewijst dat dit niet het gevolg is van een gebeurtenis waarvoor hijzelf aansprakelijk is. Eternit dient aldus te bewijzen dat de ziekte die bij [Eiseres] is geconstateerd niet het gevolg is van een gebeurtenis waarvoor zij aansprakelijk is. Dat geldt ook voor de stelling van Eternit dat niet vast staat dat [Eiseres] ziek is geworden door asbeststof dat afkomstig is uit haar producten. Eternit heeft niet gesteld in een bodemprocedure tot dat bewijs in staat te zijn. Deze rechtsregel is thans neergelegd in artikel 6:99 BW, maar was ook in de hier relevante periode geldend recht (HR 9 oktober 1992, NJ 1994, 535).

10.  Door Eternit is overigens niets concreets aangevoerd waaruit kan volgen dat enige andere oorzaak tot de ziekte bij [Eiseres] heeft geleid. Evenmin zijn door Eternit concrete feiten aangevoerd waaruit kan volgen dat [Eiseres] ziek is geworden van asbest dat niet van Eternit afkomstig is. De mate van blootstelling is in casu irrelevant, nu vast staat dat bij [Eiseres] de ziekte mesothelioom is geconstateerd, blootstelling aan asbest veruit de belangrijkste oorzaak van deze ziekte is en Eternit niet aannemelijk heeft gemaakt dat de ziekte bij [Eiseres] is veroorzaakt door een andere stof dan asbest dan wel door asbest dat niet van Eternit afkomstig is.

11. Voor het onderhavige kort geding betekent dit dat de kans dat de gezondheidsschade van [Eiseres] is veroorzaakt door blootstelling aan asbest afkomstig van Eternit, zodanig groot is dat daarmee het causaal verband voldoende vaststaat.

Onrechtmatigheid

12.  Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of Eternit aansprakelijk is voor de schade die [Eiseres] lijdt als gevolg van de blootstelling aan asbest. Met andere woorden heeft Eternit onrechtmatig gehandeld jegens [Eiseres]. Als onrechtmatige daad moet in casu worden aangemerkt het doen of nalaten in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, waarbij de zorgvuldigheidsnorm geldt die beschermt tegen al te gevaarlijke situaties waaruit schade aan personen of zaken kan voortvloeien.

13.  De rechtmatigheid van het handelen van Eternit moet worden beoordeeld in het licht van de maatschappelijke opvattingen ten tijde van de aan Eternit verweten gedragingen of nalatigheden. In dat verband dient te worden opgemerkt dat vanaf het moment waarop binnen de maatschappelijke kring waartoe Eternit behoort, bekend moest worden geacht dat aan het werken met asbest gevaren voor de gezondheid zijn verbonden, een verhoogde zorgvuldigheidsnorm had te gelden met het oog op de belangen van degene die zich bevinden in de directe nabijheid van een plaats waar met asbest wordt gewerkt.
Het is afhankelijk van de omstandigheden van het geval en van de toentertijd bestaande kennis en inzichten, welke veiligheidsmaatregelen vanaf dat moment van Eternit konden worden verwacht. In dat verband zijn mede van belang de mate van zekerheid dat het werken met asbest gezondheidsrisico’s meebracht en de aard en ernst van die risico’s
(HR 25 november 2005 inzake Horsting/Eternit).

14.   Gelet op de inhoud van de verklaringen van met name J.M. [Eiseres]-Nijland en B.L.J. Wolters acht de voorzieningenrechter het voldoende aannemelijk dat op de boerderij aan de [Adres] tot 1973 bedrijfsafval van Eternit is gestort voor erf- en wegverharding en dat asbestgolfplaten zijn bewerkt en verwerkt en gebruikt. Tevens acht de voorzieningenrechter het voldoende aannemelijk dat asbestkleden zijn gebruikt.

15.  De voorzieningenrechter is van oordeel dat [Eiseres] heeft nagelaten te stellen wanneer de te verwijten gedragingen van Eternit ten aanzien van de asbestcementgolfplaten en de asbestvilten hebben plaatsgevonden, zodat niet is na te gaan of het ter beschikking stellen van deze producten is gedaan in de periode dat Eternit op de hoogte moet worden geacht te zijn geweest van het risico van deze asbestproducten. Zoals de voorzieningenrechter hiervoor echter reeds heeft geoordeeld, acht de voorzieningenrechter het, met name gelet op de verklaringen van […] en […], voldoende aannemelijk dat bedrijfsafval van Eternit tot 1973 is gebruikt als erf- en wegverharding. Ten aanzien van deze gedragingen oordeelt de voorzieningenrechter dat Eternit onrechtmatig heeft gehandeld tegenover [Eiseres] door zonder deugdelijke waarschuwing of aanwijzing over het gebruik en het daaraan verbonden gevaar van asbest in de periode 1955-1973 asbestcementafval in het verkeer te brengen. De voorzieningenrechter motiveert zijn standpunt voorts als volgt.

16.  De stelling van Eternit dat de verweten gedragingen vallen in de periode dat zij niet op de hoogte was van de gezondheidsrisico’s van het gebruik van asbest door de gebruikers en op grond daarvan ook niet onrechtmatig kan hebben gehandeld door niet te waarschuwen voor deze risico’s, kan de voorzieningenrechter gelet op de inmiddels verschenen jurisprudentie over dit onderwerp niet volgen. De Hoge Raad heeft in haar uitspraak inzake Horsting/Eternit de stelling van het Gerechtshof te Arnhem dat Eternit onrechtmatig jegens Horsting heeft gehandeld door bij de uitgifte van haar producten niet te waarschuwen voor de haar bekende gezondheidsrisico’s die aan asbeststof zijn verbonden, niet onbegrijpelijk geoordeeld. Het Hof heeft daarbij overwogen dat al uit de memorie van toelichting bij het ontwerp uit 1949 van de Silicosewet het gevaar van verspreiding van asbesthoudende stof bij het vervaardigen en het verzagen van asbestplaten blijkt. Eternit is een internationaal opererend bedrijf en in 1970-1971 was in elk geval onder deskundigen bekend dat vrijkomend asbest mesothelioom zou kunnen veroorzaken.
De directeur van Eternit moet deze wetenschap al voor 1971 feitelijk hebben gehad, aldus het gerechtshof. De voorzieningenrechter neemt hier de overweging van het gerechtshof, waar niet tegen is geappelleerd, over, nu door Eternit geen feiten zijn aangevoerd die de voorzieningenrechter tot een ander oordeel nopen.

17.  Het standpunt van Eternit dat het haar niet bekend was en ook niet kon zijn dat in bedoelde periode het normale gebruik van asbest ook voor degene die zich bevinden in de directe nabijheid van een plaats waar met asbest wordt gewerkt zou kunnen leiden tot de ziekte mesothelioom kan de voorzieningenrechter eveneens niet volgen. Hetzelfde geldt voor het standpunt van Eternit dat over de exacte relatie tussen (de verschillende typen en toepassingen van) asbest en de verschillende gezondheidsrisico’s (in wetenschappelijke kringen) nog veel onduidelijkheid bestond. Het Gerechtshof te Arnhem heeft in haar arrest van 27 februari 2007 (Jansman tegen Eternit, rolnummer 2006/597) reeds geoordeeld dat op grond van de in dat arrest weergegeven ontwikkeling van het wetenschappelijk discours voorshands de conclusie getrokken kan worden dat in 1967 in kringen van wetenschap het besef was doorgedrongen:
a.  dat asbestblootstelling de ziekte mesothelioom kan veroorzaken;
b.  dat dit gevaar bestond voor degenen die beroepsmatig met asbest in aanraking kwamen in asbestmijnen en asbestfabrieken, maar ook voor de zogenoemde thuisbesmetting en;
c.  dat er serieuze aanwijzingen bestonden voor de verdenking dat asbest ernstige gezondheidsrisico’s inhield voor grotere groepen, die slechts zijdelings en op een meer incidentele basis aan asbest werden blootgesteld.
Ook deze uitspraak van het Gerechtshof Arnhem is thans onherroepelijk. Gelijk het Gerechtshof in bovengenoemde uitspraak heeft overwogen is de voorzieningenrechter van oordeel dat Eternit bekend kon worden geacht met het verband tussen beroepsmatige blootstelling (occupational exposure) en thuisblootstelling (domestic exposure) aan asbest en mesothelioom enerzijds en het bestaan van serieuze gezondheidsrisico’s van asbest voor grotere groepen anderzijds. Gelet op wat in 1967 wèl bekend was over het gebruik van asbest en de gezondheidsrisico’s had het op de weg van Eternit gelegen om maatregelen te treffen teneinde te voorkomen dat derden slachtoffer konden worden van het feit dat voor een meer preciezere vaststelling van de aard en de omvang van die risico’s nader onderzoek nodig was.

Schade

18.  Dat [Eiseres] schade heeft geleden wordt door Eternit niet betwist. De gestelde omvang van de schade wordt evenmin door Eternit betwist. Uit het hierboven overwogene volgt dat Eternit jegens [Eiseres] onrechtmatig heeft gehandeld en aansprakelijk is voor de dientengevolge opgetreden schade. De voorzieningenrechter acht het voldoende aannemelijk dat [Eiseres] materiele en immateriële schade heeft geleden en oordeelt een voorschot van € 35.000,00
op een nog nader vast te stellen schadevergoeding alleszins aanvaardbaar.
LJN BD3218