Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Maastricht 120308 art. 7:658 BW; ijzeren balk tegen hand; vergoeding van € 41.300,- ogv CAO

Rb Maastricht 120308 art. 7:658 BW; ijzeren balk tegen hand; duimletsel; vergoeding van € 41.300,- ogv CAO Bouwnijverheid
3.2.4. de schade uit het bedrijfsongeval
3.2.4.1.  In juni 2004 is [eiser] naar zijn stelling een bedrijfsongeval overkomen. Blijkens de door [eiser]s in het geding gebrachte verklaring van zijn huisarts heeft hij ernstige klachten aan zijn rechter duim en rug, spreekt drs. Malfeyt, plastisch chirurg, van een trauma aan zijn rechter duim in 2004 en maakt orthopedisch chirurg Van Os gewag van aanhoudende pijnklachten in de rechter schouder.
Als ongevalsoorzaak stelt [eiser] dat tijdens werkzaamheden ten behoeve van [gedaagde] op 1 juni 2004 een ijzeren balk tegen de rechterhand zijn sloeg met als gevolg ernstig letsel aan de duim.
3.2.4.2.  [gedaagde] stelt daartegenover dat [eiser] volledig nalaat om aan te geven waarin nu de nalatigheid van de werkgever precies heeft bestaan. Het enkele feit dat [eiser] een ongeval is overkomen, betekent volgens [gedaagde] nog niet dat zij daarvoor aansprakelijk is. [eiser] stelt (laat staan dat hij aannemelijk maakt) op geen enkele wijze dat [gedaagde] niet zou hebben voldaan aan de verplichtingen ex art. 7:658 lid 1 BW. [gedaagde] is van mening dat zij werktuigen, gereedschappen waarin of waarmee de arbeid wordt verricht, steeds zodanig heeft ingericht en onderhouden, alsmede dat zij voor het verrichten van de arbeid zodanige maatregelen heeft getroffen en aanwijzingen heeft verstrekt, als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat [eiser] in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt.
[eiser] heeft nimmer enig inzicht verschaft in de wijze waarop hem het ongeval is overkomen en wat terzake dat ongeval exact aan [gedaagde] wordt verweten. [eiser] heeft immers niet aan zijn stelplicht voldaan.
Nadat [eiser] bij repliek op dit onderdeel zijn stellingen heeft verduidelijkt en feitelijk deugdelijker heeft gemotiveerd, stelt [gedaagde] daar enkel tegenover dat het enkele feit dat [eiser] een ongeval heeft gehad nog niet betekent dat [gedaagde] daarvoor zonder meer aansprakelijk zou zijn. Daarvoor is meer nodig. Er staat niet eens vast, dat er een causaal verband is tussen de arbeidsongeschiktheid en het werk. De arbeidsongeschiktheid van [eiser] is blijkbaar het gevolg van een mislukte operatie. Dat kan [gedaagde] niet aangerekend worden. Uit [eiser] beschrijving van de toedracht van het ongeval blijkt op generlei wijze dat [gedaagde] de werktuigen en gereedschappen waarmee de arbeid werd verricht, niet zodanig had ingericht en onderhouden als redelijkerwijs noodzakelijk was om te voorkomen dat [eiser] in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade kon lijden. Dat een balk ergens achter blijft hangen, heeft niets te maken met de staat van het gereedschap, doch alles met de manier waarop de werkzaamheden worden uitgevoerd. Het heeft er dan ook volgens [gedaagde] alle schijn van dat het ongeval het gevolg is van onvoorzichtigheid van [eiser] zelf.
3.2.4.3.   De kantonrechter oordeelt dat uit [gedaagde]’ verweer niet blijkt dat zij ontkent dat er een ongeval zoals door [eiser] geschetst heeft plaatsgevonden. Onder deze omstandigheden ligt het op haar weg om aannemelijk te maken dat de werktuigen, gereedschappen waarin of waarmee de arbeid wordt verricht, steeds zodanig heeft ingericht en onderhouden, alsmede dat zij voor het verrichten van de arbeid zodanige maatregelen heeft getroffen en aanwijzingen heeft verstrekt, als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat [eiser] in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt.
Zij stelt op dit onderdeel geen duidelijke feiten en biedt evenmin concreet enig bewijs aan.
De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] verweer tegen de stelling van [eiser] dat zij op de voet van art. 7:658 lid 1 BW voor de gevolgen van het bedrijfsongeval aansprakelijk is, niet of onvoldoende heeft onderbouwd, waardoor dit aanstonds wordt gepasseerd. Omdat zij op dit onderdeel geen concreet bewijsaanbod heeft gedaan, acht de kantonrechter geen termen aanwezig haar toe te laten tot nadere bewijslevering.
[gedaagde] heeft niet weersproken dat bij een bedrijfsongeval naast de schade op grond van de toepasselijke CAO ook een vergoeding van € 41.300,00 verschuldigd is. Aan de in de cao vereiste voorwaarde van blijvende invaliditeit is voldaan.
3.2.4.4.  De kantonrechter zal de vorderingen betreffende de schade uit het bedrijfsongeval van 1 juni 2004 als niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken in de gestelde en vermeerderde omvang toewijzen.
LJN BC7369 (Zie ook onder arbeidsrechtelijke aspecten voor de beoordeling van de vordering gebaseerd op kennelijk onredelijk ontslag).