Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Amsterdam 270214 bewijsopdracht: is afkeuring voor opleiding gevolg van schouderproblemen of gevolg van oogletsel

Rb Amsterdam 270214 bewijsopdracht: is afkeuring voor opleiding gevolg van schouderproblemen of gevolg van oogletsel

2 De feiten

2.1.
Op 23 augustus 2007 wendde verzoeker zich tot verweerder, zijn huisarts, vanwege problemen met zijn rechter oog. Verweerder heeft de diagnose “mouches volantes” gesteld en verzoeker verwezen naar de oogarts. Op 20 september 2007 bezocht verzoeker de oogarts en die stelde vast dat er sprake is (geweest) van een netvliesloslating temporaal onder met een scheur in het rechter oog. Een operatie verliep (medisch) succesvol, maar heeft niet geleid tot herstel van de gezichtssterkte (visus) in het rechter oog. Verweerder heeft erkend dat er sprake is van onvoldoende dossiervorming en zijn aansprakelijkheid verder niet betwist.

2.2.
Verzoeker is medisch gekeurd in verband met zijn opleiding tot Maritiem Officier aan de Hogere Zeevaartschool te Amsterdam. In een op 18 januari 2008 gedateerd bericht van afkeuring staat het volgende:

(…)
De gekeurde voldoet aan de eisen t.a.v.
(…)
Algemene lichamelijke geschiktheid: JA of NEE YES
Medical fitness: YES or NO
Gezichtsorgaan: NO
(…)
Gehoororgaan: YES
(…)
De geschatte termijn van ongeschiktheid is: (…) Tijdelijk
(…)
Reden van afkeuring (…)
Visus rechter oog: nul, na netvliesloslating (…).

2.3.
Verzoeker heeft in de twee jaar voorafgaand aan deze medische keuring vier maal last gehad van een schouderluxatie (arm uit de kom), waarvan twee maal in december 2007. Na de keuring in februari 2008 is dit nog een keer voorgekomen.

2.4.
Op 8 maart 2013 schreef (de schadebehandelaar van de verzekeraar van) verweerder aan (de schadebehandelaar van) verzoeker:

Volgens de medisch adviseur blijkt uit het journaal van de huisarts dat [verzoeker] meerdere keren een schouderluxatie heeft gehad en dat op grond van het keuringsreglement voor de zeevaart recidiverende schouderluxaties een reden voor afkeuring zijn. (…)
Dat betekent dat er geen causaal verband bestaat tussen het staken van de opleiding Maritiem Officier en de medische fout van de huisarts. Ook zonder de oogklachten zou [verzoeker] immers zijn afgekeurd voor de zeevaart op grond van de schouderluxaties. Van verlies arbeidsvermogen als gevolg van de medische fout kan dan evenmin sprake zijn.

2.5.
Op 11 april 2013 schreef (de advocaat van) verzoeker daarop terug aan (de verzekeraar van) verweerder:

Naar aanleiding van bovengenoemde brief heb ik contact opgenomen met een keurend arts voor de scheepvaart en hem het standpunt van uw medisch adviseur voorgelegd, welk door hem als ‘onzin’ werd gekwalificeerd. De Medisch Adviseur van de Scheepvaart van de Inspectie Leefomgeving & Transport [naam] heeft mij desgevraagd (…) dit standpunt bevestigd en daarbij onder meer opgemerkt dat het twijfelachtig is of een aantal van twee schouderluxaties überhaupt als recidiverend kan worden aangemerkt, maar dat hoe dan ook na een succesvolle operatie langer dan een paar maanden geleden waarna geen klachten meer zijn opgetreden, iedere reden voor afkeuring is vervallen. Cliënt is in de eerste helft van 2008 met succes operatief behandeld in het TweeStedenziekenhuis te Tilburg voor de betreffende klachten en heeft sindsdien geen problemen meer ondervonden.

3 Het deelgeschil

3.1.
Verzoeker verzoekt de rechtbank te verklaren voor recht dat de schade die verzoeker heeft geleden en zal lijden doordat hij zijn opleiding tot Maritiem Officier heeft moeten staken en het desbetreffende beroep niet zal kunnen uitoefenen, uitsluitend is veroorzaakt door het medisch handelen van verweerder, met veroordeling van verzoeker in de kosten van dit geding.

3.2.
Verzoeker stelt daartoe – kort gezegd – dat aansprakelijkheid voor de medische fout vast staat en dat verzoeker daarom zijn opleiding moest staken. Een regelmatig luxerende (uit de kom schietende) schouder is een te verhelpen aandoening die bij verzoeker ook daadwerkelijk verholpen is en zou daarom geen grond zijn voor medische afkeuring.

3.3.
Verweerder voert aan dat hij onvoldoende informatie heeft over de operatie die verzoeker zou hebben gehad. Keuring door een onafhankelijk verzekeringsarts kan daarover duidelijkheid verschaffen, maar het deelgeschil leent zich daarvoor niet. Gelet op de nu bij (de verzekeraar van) verzoeker bekende medische informatie moet het ervoor gehouden worden dat verzoeker in ieder geval op basis van de terugkerende schouderluxaties zou zijn afgekeurd. Er bestaat derhalve geen causaal verband tussen een fout van verweerder en door verzoeker geleden schade. Ook is het verzoek ruimer geformuleerd dan het geschil tussen partijen.

4 De beoordeling

4.1.
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek, dat – kort gezegd – neerkomt op het vaststellen van causaal verband tussen een fout en schade, zich in beginsel leent voor behandeling in een deelgeschil.

4.2.
Het verweer van verweerder ziet er op dat er geen causaal verband bestaat tussen toekomstige vermogensschade en een fout van verweerder, omdat verzoeker ook zonder de fout zou zijn afgekeurd voor zijn opleiding. Het gaat hier niet om betwisting van het causale verband tussen fout en (fysieke) schade aan het oog van verzoeker, maar om een betwisting van het causale verband tussen die schade aan het oog en de inkomensschade die verzoeker stelt te lijden. Ook voor dat causale verband geldt – in beginsel – dat de stelplicht en de bewijslast daarvan op verzoeker rusten.

4.3.
Niet in geschil is dat – op grond van artikel XX lid 7 van bijlage 2 bij het Keuringsreglement voor de Zeevaart 2005 – recidiverende schouderluxaties een reden zijn voor ongeschiktheid en dus voor (tijdelijke) afkeuring. Vast staat dat voor 18 januari 2008 de arm van verzoeker vier keer uit de kom was geschoten, waaronder twee keer in december 2007. Het keuringsrapport vermeldt weliswaar dat de algemene lichamelijke geschiktheid van verzoeker in orde is, maar dit is in het licht van het Keuringsreglement en hetgeen verweerder heeft aangevoerd op zichzelf onvoldoende om aan te nemen dat verzoeker bij het uitblijven van de fout niet (tijdelijk) was afgekeurd op grond van zijn schouderklachten. De frequentie van de luxaties doet vermoeden dat deze klacht als recidiverend in de zin van het Keuringsreglement moet worden aangemerkt. Of dat vermoeden juist is, valt zonder nader onderzoek niet vast te stellen. Evenmin staat vast dat de schouderluxaties deel hebben uitgemaakt van de medische keuring op 18 januari 2008. Verzoeker heeft daarover ter zitting ook geen duidelijkheid kunnen verschaffen. Het is bijvoorbeeld denkbaar dat het onderzoek naar de algemene medische geschiktheid minder aandacht heeft gekregen toen eenmaal duidelijk was dat verzoeker op grond van zijn verminderde zicht in ieder geval werd afgekeurd. Dit betekent dat zonder nader onderzoek, dat het kader van de deelgeschilprocedure te buiten gaat, niet voldoende kan worden uitgesloten dat de schouderluxaties van verzoeker zonder de fout geen grond waren geweest voor (tijdelijke) afkeuring op 18 januari 2008.

4.4.
Verzoeker voert verder aan dat een recidiverende schouderluxatie eenvoudig operatief gecorrigeerd kan worden en dat verzoeker ook succesvol is geopereerd. Deze operatie zou volgens verzoeker in april/mei 2008 hebben plaatsgevonden in het TweeStedenziekenhuis in Tilburg. Verweerder heeft niet betwist dat operatieve behandeling van terugkerende schouderluxaties mogelijk en doorgaans succesvol is. Wel heeft verweerder betwist dat verzoeker inderdaad is geopereerd en dat de operatie het gewenste resultaat heeft gehad. De medische informatie over de schouder van verzoeker en over de operatie zijn niet in het geding gebracht en evenmin aan verweerder verstrekt.

4.5.
Uit de omstandigheid dat in beginsel een recidiverende schouderluxatie eenvoudig operatief gecorrigeerd kan worden, kan niet – zonder meer – worden afgeleid dat ook in dit geval een operatie zonder meer succesvol is (of zou zijn) verlopen. Alleen verzoeker beschikt over de (medische) informatie die deze stelling kan onderbouwen.

4.6.
De rechtbank is van oordeel dat het karakter van het deelgeschil zich niet verzet tegen een beknopte schriftelijke wisseling van stukken en standpunten, gelet op de geringe tijd en kosten die daarmee gemoeid zullen zijn. De rechtbank zal verzoeker de gelegenheid geven om zijn stellingen dat de operatie aan zijn schouder inmiddels heeft plaatsgevonden en dat luxaties sindsdien zijn uitgebleven nader te onderbouwen door de relevante delen van het medisch dossier of andere stukken in het geding te brengen, tenzij er gewichtige redenen zijn om dat te weigeren.

4.7.
De rechtbank wijst erop dat de hiervoor bedoelde stukken moeten worden ingediend door een advocaat en dat, aangezien de advocaat van verzoeker de hoedanigheid van advocaat heeft verloren, zich voor verzoeker dus een nieuwe advocaat zal moeten stellen. De procedure zal voor het een en het ander verwezen worden naar de interne rekesten rol van de rechtbank Amsterdam van donderdag 27 maart 2014 om 10:00 uur. Verzoeker kan daar een akte nemen met de in 4.6 genoemde stukken en eventueel een korte toelichting daarop. In zijn toelichting kan de nieuwe advocaat eveneens een standpunt innemen over de vraag of verzoeker in zijn belangen is geschaad doordat de mondelinge behandeling van het verzoek in weerwil van het bepaalde in artikel 226 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering doorgang heeft gevonden. Verweerder zal in de gelegenheid worden gesteld om op de interne rekestenrol van vier weken later te reageren.

4.8.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden. ECLI:NL:RBAMS:2014:3775