Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Middelburg 141009 whiplash, oordeel over bevindingen artsen, gewijzigde richtlijnen NvN,

Rb Middelburg 141009 whiplash, oordeel over bevindingen artsen, gewijzigde richtlijnen NvN, Verlies arbeidsvermogen, zelfwwerkzaamheid en diverse schadeposten
[eiser] is als bestuurder van een personenauto betrokken geweest bij een op 22 december 1994 te Serooskerke, gemeente Schouwen-Duiveland, plaatsgevonden hebbend ongeval. Een hem tegemoetkomende, door [betro[betrokkene] bestuurde, personenauto voerde een inhaalmanoeuvre uit en reed de auto van [eiser] daarbij frontaal aan. De door [betrokkene] bestuurde auto was tegen wettelijke aansprakelijkheid verzekerd Delta Lloyd. Delta Lloyd heeft aansprakelijkheid erkend.

2.2. In de periode voorafgaand aan het ongeval heeft [eiser] rugklachten gemeld. Een rapport van de verzekeringsgeneeskundige van de GMD van 9 februari 1994 vermeldt daarover onder meer:
“Voorgeschiedenis: (…) In 1984 werd positief geadviseerd m.b.t. speciale autostoel i.v.m. rugklachten. In verleden eenmaal bij neuroloog geweest. Over de afgelopen jaren zijn de rugklachten wisselend van intensiteit geweest. Nadat hij de autostoel gebruikt, is er t.g.v. rugklachten geen noemenswaardig verzuim meer geweest. De autostoel is nu aan vervanging toe.
Anamnese:
Belanghebbende heeft nog in wisselende mate lage rugklachten, moet bij alles wat hij doet uitkijken. Geen uitstraling in de benen meer. Paresthesiën -. Lopen gaat goed, autorijden, zolang dit niet langer dan een uur duurt gaat goed. (…)
Diagnose: Lumbago. Status na radiculair syndroom.
Prognose:
Stationair. Beschouwing: (…) Bij onderzoek wordt een gezonde man met matig beperkte rugfunctie gezien. Deze bevindingen komen overeen met die d.d. 13-9-1984. Een autostoel met goede zitdiepte, hoge rugleuning, verstelbare lendensteun, zoals belanghebbende deze op dit moment bezit, is aangewezen.”

2.3. In het kader van de afwikkeling van de schade is [eiser] – in opdracht van beide partijen gezamenlijk – op 23 november 2001 in het Neuro-Orthopaedisch Centrum (hierna: NOC) te Bilthoven door E. Oosterhoff, neuroloog en J.H. Postma, orthopedisch chirurg, onderzocht. Op 26 februari 2002 hebben deze deskundigen een (gezamenlijk) rapport uitgebracht. Zij komen daarin – de hen gestelde vragen beantwoordend – onder meer tot de volgende conclusies:
“Resumerend kan vanuit neurologisch oogpunt gesproken worden van een whiplash like injury, waarna betrokkene een klachtenpatroon heeft ontwikkeld dat thans beschreven kan worden als een postwhiplashsyndroom. Vanuit orthopedisch oogpunt kan worden gesteld dat er geen afwijkingen zijn geconstateerd ten aanzien van de functionaliteit van het lichaam die als een restgevolg van het ongeval moeten worden beschouwd. (…) Naar ons oordeel zijn de huidige klachten en afwijkingen op ons vakgebied redelijkerwijze een gevolg van het ongeval d.d. 22.12.1994. Vóór het ongeval was betrokkene gezond en had hij de beschreven klachten in ieder geval niet. Wel had hij voor het ongeval regelmatig lumbagoklachten, doch deze hebben na het ongeval in het geheel geen rol meer gespeeld en staan thans ook in het klachtenpatroon niet in het centrum. Naar ons oordeel hebben bij de huidige klachten en afwijkingen geen andere factoren c.q. preëxistente aandoeningen een rol gespeeld. (…) Gelet op de tijd die sinds het ongeval is verstreken (zeven jaar) moet thans uitgegaan worden van een eindsituatie. (…) Betrokkene ondervindt beperkingen bij het verrichten van zware, met name nekbelastende bezigheden, vooral wanneer deze langdurig volgehouden dienen te worden. Te denken valt aan langdurig gebukt staan of boven schouderhoogte werken, maar ook aan heel lang zitten, staan en lopen en aan zwaar tillen, sjouwen, duwen en trekken. Voorts zijn er beperkingen bij Klimmen en klauteren. (…) deze beperkingen (moeten) als blijvend worden beschouwd. (..) Betrokkene ervaart wél beperkingen bij de huishoudelijke taken en bij recreatieve bezigheden. Zo is hij niet meer in staat om in het huishouden zware dingen te verrichten. Ook is hij niet meer in staat om zijn oorspronkelijke sportieve bezigheden te beoefenen, noch om knutselactiviteiten te ontwikkelen in en om huis. (…) Het betreft (…) vooral beperkingen bij het verrichten van lichamelijk zware, met name nekbelastende activiteiten, vooral wanneer deze langdurig volgehouden dienen te worden. (…) Gegeven de aanwezigheid van een postwhiplashsyndroom kan vanuit neurologisch oogpunt het percentage invaliditeit het beste bepaald worden aan de hand van de Nederlandse Richtlijnen voor de Bepaling van Invaliditeit bij Neurologische aandoeningen, uitgegeven door de Nederlandse Vereniging voor Neurologie (1995-1999). De AMA Guides kennen namelijk voor het postwhiplashsyndroom geen speciale classificatie. Wel staat in de 4e editie van deze richtlijnen ten aanzien van de nek beschreven dat ‘pain and rigidity, with or without degenerative changes’, mits gedurende een jaar medisch gedocumenteerd, aanleiding kan geven tot een percentage functieverlies van maximaal 4%. Nekfunctiebeperkingen kunnen volgens de AMA Guides wel apart geclassificeerd worden, doch wij zijn van mening dat deze nekfunctiebeperkingen bij betrokkene niet zodanig zijn dat deze voor een percentage invaliditeit in aanmerking komen. Uitgaande van de NVN richtlijnen kan bij betrokkene een percentage invaliditeit gekwalificeerd worden op basis van hoofdstuk 4, ‘Na trauma persisterende syndromen’, sub B, alwaar het percentage mag worden vastgesteld op 0 tot maximaal 5%. In het geval van betrokkene zouden wij het percentage willen vaststellen op 3%. Vanuit orthopedisch oogpunt zijn er geen functionele beperkingen gevonden die voor een waardering blijvende invaliditeit in aanmerking komen. (…)”

2.4. Delta Lloyd heeft aan voorschotten op een schadeuitkering in totaal € 11.730,22 aan [eiser] uitbetaald en voorts buitengerechtelijke kosten tot een bedrag van € 6.462,66 vergoed.

3. Het geschil

3.1. [eiser] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Delta Lloyd veroordeelt om binnen acht dagen na het in deze te wijzen vonnis aan hem te betalen een bedrag van € 172.622,01, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf data als nader in de dagvaarding aangegeven, althans vanaf 23 oktober 2008, tot aan de dag der algehele voldoening.

3.2. [eiser] stelt als gevolg van het ongeval letsel te hebben opgelopen en daardoor beperkingen te (hebben) ervaren; ter onderbouwing daarvan verwijst hij naar het rapport van het NOC en naar een rapport van verzekeringsarts Kok van 11 februari 1997. Er waren geen preëxistente aandoeningen. Hij had rugklachten in 1984; nadat hij van zijn werkgever een goede autostoel had gekregen, zijn die klachten verdwenen. In 1994 was de stoel aan vervanging toe; hij heeft toen rugklachten gemeld om voor een nieuwe stoel in aanmerking te komen. Sinds hij die stoel heeft, heeft hij geen vergelijkbare rugklachten gehad. Hij wijst op een recente verklaring van zijn huisarts en naar het NOC-rapport, waaruit blijkt dat geen sprake is van relevante preëxistente klachten. [eiser] ziet niet in waarom nog aanvullende vragen aan de deskundige zouden moeten worden gesteld. Uit zijn handelwijze in 1994 ten aanzien van de rugklachten kan niet worden afgeleid dat [eiser] de huidige klachten simuleert; hij is over de gang van zaken in 1994 steeds open geweest. De door Delta Lloyd genoemde nieuwe richtlijn van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie (hierna: NVvN) is slechts een richtlijn, waarover bovendien onder neurologen geen overeenstemming is. Deze maakt het NOC-onderzoek niet onbruikbaar. Bij de beoordeling van beperkingen als die welke [eiser] ondervindt, ligt het primaat bij de AMA Guides, en niet bij de NVvN-richtlijnen.
Voor de ten gevolge van de beperkingen, die hij als gevolg van het ongeval ervaart, geleden schade acht [eiser] Delta Lloyd aansprakelijk. De schade bestaat uit de volgende posten:
- behandelingskosten fysiotherapie. Fysiotherapie is door de huisarts voorgeschreven, wordt ook door de fysiotherapeut als noodzakelijk gezien en [eiser] heeft er baat bij: het verlicht de klachten. Ermee ophouden zou tot een verslechtering leiden. [eiser] betwist het door Delta Lloyd genoemde onderzoek, waaruit zou blijken dat fysiotherapie niet zou helpen. Tot en met juli 2008 heeft [eiser] € 10.807,-- aan kosten betaald; deze kosten worden door de zorgverzekeraar niet vergoed. Hij heeft gekozen (en mocht ook kiezen) voor een (niet bij het ziekenfonds aangesloten) goed bekend staande therapeut dichtbij. De kosten in de toekomst (tot de statistische eindleeftijd van 84 jaar) berekent [eiser] op € 14.016,62.
- behandelingskosten orthomanuele therapie. Na en als gevolg van het ongeval is [eiser] op advies van de huisarts door een orthomanuele therapeut behandeld. Tot 1 april 2005 bedroegen de kosten € 825,--; [eiser] legt nota’s over.
- hulpmiddelen. Als gevolg van het ongeval transpireert [eiser] overmatig in de nekregio. Sedert 1995 dient hij elk jaar een nieuw nekkussen aan te schaffen. Tot 2009 waren de kosten € 507,42, voor de komende 25 jaar stelt [eiser] de kosten op € 305,95.
- varia. Naast een aantal kleine (met name materiële) schadeposten tot een totaalbedrag van € 1.137,04 bestaat deze post uit hotelkosten (€ 5.406,38), door [eiser] vanaf 1995 tot en met 2004 gemaakt bij familiebezoek in/rond Eindhoven (hij legt nota’s over). Hij kon door de beperkingen tengevolge van het ongeval niet terug naar huis rijden, terwijl zijn vrouw dat om medische redenen evenmin kon; bij de familie (die tot en met 2004 een huisdier hadden) verblijven kon evenmin in verband met een allergie van de echtgenote van [eiser].
- verlies zelfwerkzaamheid/huishoudelijke hulp. Ten gevolge van het ongeval kan [eiser] zijn aandeel in het huishouden niet meer doen als voorheen. Voorts kan hij werkzaamheden aan huis en tuin niet meer (volledig) zelf verrichten. Zijn echtgenote kan om medische redenen geen fysiek zware arbeid verrichten. Vanaf het ongeval tot 1 januari 2003 was er voor 2 uur per week (€ 11,34 per uur) huishoudelijke hulp. De totale kosten bedragen € 5.220,29. [eiser] heeft (schadebeperkend) tuinpad en garage laten betegelen; de kosten daarvan (€ 1.358,50) voert hij als schade op. Tot en met oktober 2007 liet [eiser] werkzaamheden in de tuin verrichten door een zwart uitbetaalde tuinman; dat kostte € 400,-- per jaar. Deze tuinman is, toen [eiser] om een schriftelijk bewijsstuk vroeg, vertrokken. Sinds september 2005 heeft hij een professionele hovenier ingeschakeld, die een redelijk uurtarief van € 35,-- hanteert. Tot november 2007 bedraagt de schade € 8.613,03. De huidige jaarschade stelt [eiser] op € 1.581,--. Daarnaast stelt hij de kosten van schilderwerk (binnen en buiten) van de woning – dat zou hij zonder ongeval zelf hebben gedaan – aan de hand van een gespecificeerde offerte op € 2.024,40 per jaar. De totale toekomstige schade door verlies zelfwerkzaamheid beloopt € 31.024,47.
- verlies arbeidsvermogen/gemiste carrièrekansen. Door het ongeval is de loopbaan van [eiser] gewijzigd. Uitgaande van de naar hij stelt redelijke verwachting dat hij zonder ongeval promotie zou hebben gemaakt, berekent hij de schade (verschenen en toekomstig) op € 43.825,51. De inschatting dat promotie te verwachten was is gemaakt op basis van zijn salaris ten tijde van het ongeval; dat was boven midpoint van zijn schaal, waaruit goed tot zeer goed functioneren is af te leiden. Rapportage over zijn functioneren is er niet.
- pensioenschade. [eiser] stelt pensioenschade en vordert schattenderwijs (omdat de werkgever van [eiser] gegevens niet kon verschaffen, kon dit niet precies worden berekend) een bedrag van € 7.500,--.
- smartengeld. Gezien de door het ongeval ontstane klachten en beperkingen en de gevolgen daarvan voor de kwaliteit van zijn leven, alsmede het vastgestelde percentage blijvende invaliditeit van 3, stelt [eiser] het smartengeld op € 7.500,--.
Voorts vordert [eiser] vergoeding van de vermogensrendementsheffing die hij jaarlijks over zijn gemiddelde vermogen verschuldigd zal zijn. In de berekening van het verlies van arbeidsvermogen is hiermee al rekening gehouden; over de overige schadeposten begroot de heffing op € 6.000,--. Voor buitengerechtelijke kosten vordert [eiser] vergoeding van
(€ 26.500,35 – € 6.462,66 =) € 20.037,69. In deze, mede door de opstelling van Delta Lloyd, bewerkelijke zaak is dit een redelijk bedrag. Tenslotte vordert hij een belastinggarantie over de totale schadeuitkering en wettelijke rente, over de schadepost verlies arbeidsvermogen vanaf 1 juli 2007, over het smartengeld vanaf datum ongeval en over de overige schadeposten vanaf de dag van dagvaarding.

3.3. Delta Lloyd voert verweer. Zij betwist het causale verband tussen de gestelde klachten en het ongeval. [eiser] heeft niet-objectiveerbare aandoeningen aan rug en nek. Dat daaruit beperkingen voortvloeien kan niet zonder meer op grond van de verklaring van alleen [eiser] zelf worden aangenomen. Delta Lloyd wijst op de vanaf 1 november 2007 geldende Richtlijnen van de NVvN, waarin – anders dan in voorgaande Richtlijnen – wordt gesteld dat bij de (neurologische) beoordeling van moeilijk te begrijpen ziektebeelden (zoals het postwhiplashsyndroom) zoveel mogelijk dient te worden uitgegaan van “evidence based” criteria en niet van aannamen. Problematisch is voorts dat [eiser] ofwel voor het ongeval al rugklachten had, ofwel die rugklachten destijds fingeerde waardoor twijfel ontstaat over de juistheid van zijn verklaring over zijn huidige klachten. De verklaring van de huisarts zegt niet veel. [eiser] heeft aan een nader onderzoek naar de mogelijke rol van die rugklachten bij de huidige klachten niet willen meewerken. Hij heeft aldus niet aangetoond dat hij door het ongeval beperkingen heeft opgelopen.
Over de gevorderde schade merkt Delta Lloyd (in subsidiair verband) op:
De aard en ernst van de rugklachten dient te worden beoordeeld. Met name dient te worden bezien of deze klachten, het ongeval weggedacht, ook tot beperkingen hadden geleid.
- behandelingskosten fysiotherapie/orthomanuele therapie/hulpmiddelen. Een medische indicatie voor langdurige fysiotherapie is er niet. Onderzoek uit 1995 wijst erop dat langdurige fysiotherapie bij whiplashpatiënten geen effect heeft en zelfs invaliderend kan werken. [eiser] heeft gekozen voor een niet bij het ziekenfonds aangesloten therapeut. Van de orthomanuele therapie ontbreekt een medische indicatie, evenals voor het nekkussen. Delta Lloyd betwist de klachten die volgens [eiser] het nekkussen nodig maken. Zo ze er zijn, zijn ze geen ongevalsgevolg; [eiser] toont niet aan dat hij daadwerkelijk kosten voor een kussen maakt.
- varia. Delta Lloyd betwist de hotelkosten; er zijn slechts enkele nota’s overgelegd. Voorts betwist Delta Lloyd het causale verband met het ongeval; er waren geen belemmeringen om na het familiebezoek naar huis te gaan. De allergie van de echtgenote van [eiser] wordt bij gebrek aan wetenschap betwist.
- verlies zelfwerkzaamheid/huishoudelijke hulp. [eiser] is in staat zelf nog werk in huis en tuin te doen, terwijl ook van zijn echtgenote mag worden verwacht dat zij taken, die voor [eiser] te zwaar zijn, overneemt. De vordering ten aanzien van het schilderwerk is onvoldoende onderbouwd; de hoogte van de overgelegde offerte is onwaarschijnlijk. Delta Lloyd stelt dat bij het tuinonderhoud van de kosten van de “zwarte” tuinman moet worden uitgegaan; het is niet aannemelijk dat het(zelfde) onderhoud nu bijna vier maal zo duur is.
- verlies arbeidsvermogen/gemiste carrièrekansen. Vast staat dat [eiser] vanaf 1977 tot 2003 in dezelfde functie heeft gewerkt en tot 31 oktober 2002 100% van zijn loon kreeg doorbetaald; vanaf 1 februari 2003 heeft hij een andere (lager betaalde) functie. Uitgaande van die gegevens komt Delta Lloyd op een schadepost van globaal € 17.500,--. Zij betwist dat de schade hoger is. Dat [eiser] zonder ongeval promotie zou hebben gemaakt, is onvoldoende onderbouwd; deze stelling dient zonder bewijslevering te worden gepasseerd.
- pensioenschade. Verwijzend naar een in haar opdracht door een arbeidsdeskundige opgesteld rapport van 15 juli 2004 stelt Delta Lloyd dat [eiser] geen pensioenschade lijdt.
- smartengeld. Aannemend dat er klachten zijn, stelt Delta Lloyd dat het in 1995 uitgekeerde bedrag van fl. 3.000,-- (€ 1.361,34) voldoende is. Als van beperkte arbeidsongeschiktheid en blijvende invaliditeit van 3% moet worden uitgegaan, stelt zij dat een bedrag van € 3.000,-- redelijk is.
Delta Lloyd erkent dat te betalen vermogensrendementsheffing in aanmerking komt voor vergoeding; zij betwist (nu zij de overige schadeposten betwist) de gestelde hoogte ervan.
Met de betaalde vergoeding voor buitengerechtelijke kosten meent Delta Lloyd aan haar verplichting terzake te hebben voldaan. Een hoger bedrag zou niet meer in redelijke verhouding staan tot de geleden (overige) schade. Een deel van de gevorderde vergoeding heeft betrekking op kosten die – nu er een procedure loopt – niet (meer) als buitengerechtelijk kan worden beschouwd.
Delta Lloyd stelt met hetgeen zij heeft betaald aan haar verplichtingen jegens [eiser] te hebben voldaan.

4. De beoordeling
4.1.1. De eerste vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of de door [eiser] ervaren klachten en beperkingen moeten worden gezien al gevolgen van het hem op 22 december 1994 overkomen ongeval. Delta Lloyd betwist dat causale verband.

4.1.2. Voorop staat dat in een geval als het onderhavige niet te hoge eisen mogen worden gesteld aan het bewijs van het oorzakelijke verband tussen het ongeval en de gezondheidsklachten (HR 8 juni 2001, NJ 2001, 433). In dit geval is [eiser] op verzoek van beide partijen onderzocht door een orthopeed en een neuroloog; zij hebben, in 2002, gezamenlijk het onder 2.3 genoemde NOC-rapport uitgebracht. In dat rapport wordt het causale verband met zoveel worden vastgesteld. De neuroloog (alleen op zijn vakgebied zijn beperkingen geconstateerd) heeft daarbij, zo blijkt uit het rapport, de AMA-Guides en de richtlijnen van de NVvN gehanteerd. Dat dat oordeel (los van de vraag naar het mogelijke effect van preëxistente klachten) op het moment van schrijven van het rapport overeenkwam met die richtlijnen, en aldus strookte met de toen geldende inzichten onder neurologen, is niet bestreden. In het rapport zijn geen aanknopingspunten te vinden voor de veronderstelling dat de klachten niet reëel zouden zijn, of zouden zijn ingebeeld, gesimuleerd of overdreven. In beginsel is dit rapport dan ook voldoende bewijs voor het causale verband tussen het ongeval en de klachten van [eiser]. “In beginsel”, omdat nog wel moet worden bezien of die bewijskracht verandert door (één van) de navolgende stellingen van Delta Lloyd:
(1) het rapport strookt niet met de huidige (sinds 1 november 2007 gehanteerde) richtlijnen van de NVvN, waarin wordt aangenomen dat een postwhiplashsyndroom een pijnsyndroom zonder neurologisch substraat is, dat niet “evidence based” kan worden vastgesteld en waarvoor door de neuroloog ook geen percentage functieverlies worden vastgesteld, en
(2) gelet op de uitlatingen van [eiser] met betrekking tot rugklachten in de periode voorafgaand aan het ongeval is zijn eigen verklaring over de huidige klachten niet betrouwbaar.
4.1.3. Voor de beoordeling van stelling (1) is allereerst van belang dat het bestaan van richtlijnen niet zonder meer betekent dat het inzicht van een deskundige, dat niet overeenkomt met (de strekking van) die richtlijn onjuist is. Het NOC-onderzoek is gedaan in een periode waarin binnen de NVvN andere richtlijnen – waarin wel ruimte was om bij een postwhiplashsyndroom een percentage functieverlies vast te stellen – werden gehanteerd. Het rapport noemt die richtlijnen en het oordeel van de neuroloog past ook in de uit die richtlijn blijkende opvatting. De nieuwe richtlijnen zijn – zoals door [eiser] onbetwist is gesteld en toegelicht – omstreden, ook onder neurologen. Onduidelijk is daarom of de daarin vastgelegde opvatting – kortweg inhoudend, voor zover hier van belang, dat het postwhiplashsyndroom (neurologisch) niet bestaat, de huidige stand van de wetenschap op juiste wijze weergeeft. Voor de rechtbank is daarom onvoldoende vast komen te staan dat de conclusies, die in het NOC-rapport zijn getrokken en kennelijk naar de toenmalige stand van de wetenschap juist waren, naar de huidige stand van de wetenschap niet meer juist kunnen zijn. Daarbij komt nog, dat de nieuwe richtlijn ruim 5 jaar nadat het NOC-rapport was afgesloten, is uitgebracht. Uit de overgelegde stukken blijkt dat beide partijen in ieder geval tot dan toe ervan zijn uitgegaan dat de klachten en beperkingen van [eiser] het gevolg waren van het ongeval, in ieder geval gevolg daarvan konden zijn. De enige door Delta Lloyd gemaakte kanttekening had betrekking op de mogelijke effecten van preëxistente rugklachten. Delta Lloyd heeft ook – kennelijk het causale verband (toen nog) accepterend – aan [eiser] (voorschotten op) schadevergoeding uitgekeerd. Aldus is [eiser] door deskundigen en door Delta Lloyd gedurende lange tijd bevestigd in zijn uitgangspunt dat zijn klachten ongevalsgevolg waren. Onder die omstandigheden kan thans niet – enkel op grond van een binnen het betreffende vakgebied omstreden gewijzigd wetenschappelijk inzicht – zonder meer van dat steeds ingenomen standpunt worden afgestapt. [eiser] heeft jarenlang terecht gemeend dat de door hem ervaren klachten erkend werden; hij en ook zijn omgeving (waaronder behandelaars en zijn werkgever) hebben zich naar die wetenschap gedragen: er is arbeidsongeschiktheid vastgesteld, er zijn behandelingen geweest en er zijn kosten gemaakt. Het is niet aanvaardbaar dat thans, 15 jaar na het ongeval, op basis van omstreden wetenschappelijk inzicht, zou moeten worden vastgesteld dat dat allemaal niet nodig was, omdat de klachten van [eiser] niet hebben bestaan. Conclusie van dit alles is dat de vaststelling dat het NOC-rapport voldoende bewijs is voor het causale verband tussen het ongeval en de klachten en beperkingen van [eiser] niet wordt aangetast door het door Delta Lloyd gestelde gewijzigde wetenschappelijk inzicht.

4.1.4. Dan dient te worden bezien of stelling (2) van Delta Lloyd met zich kan brengen dat het NOC-rapport aan bewijskracht inboet. Delta Lloyd stelt dat de verklaring van [eiser] omtrent zijn klachten en beperkingen niet betrouwbaar is, omdat hij in verleden rugklachten heeft gefingeerd of ten onrechte heeft gesteld dat hij die klachten heeft gefingeerd. De rechtbank is van oordeel dat Delta Lloyd hier aan de (gestelde) feiten conclusies verbindt, die door die feiten niet worden gerechtvaardigd. Immers, Delta Lloyd concludeert dat [eiser] in (a) ofwel in 1994 rugklachten fingeerde om voor een betere autostoel in aanmerking te komen, (b) dan wel nu stelt dat hij die klachten toen fingeerde, om aldus te voorkomen dat bij eventuele schadevergoeding met die rugklachten als preëxistente klachten rekening zou worden gehouden. Het onder (b) gestelde kan uit de stukken niet blijken. Uit het onder 2.2 geciteerde rapport van de GMD blijkt dat [eiser] ook voor 1994 rugklachten heeft gehad; dat is door [eiser] nooit betwist. Ook uit de stellingen van Delta Lloyd blijkt dat niet. Dat [eiser] zijn rugklachten ontkent om te voorkomen dat deze als preëxistente klachten worden gezien (zodat hij een hogere
schadevergoeding kan krijgen) – hetgeen alleen zinvol zou zijn als hij alle rugklachten, dus ook die van voor 1994 ontkent – is dan ook onvoldoende onderbouwd. Onder (a) is gesteld, dat [eiser] in 1994 zijn rugklachten heeft “uitvergroot”, zulks om in aanmerking te komen voor vervanging van een eerder in verband met zijn rugklachten toegekende, speciale autostoel. Die enkele omstandigheid, indien juist, kan naar het oordeel van de rechtbank niet het (door Delta Lloyd bepleite) oordeel dragen dat het heel goed mogelijk is [eiser] zijn huidige klachten en beperkingen (al gedurende 15 jaar) onjuist voorstelt, overdrijft of simuleert. De rechtbank gaat dan ook aan die stelling voorbij.

4.1.5. Op grond van al het vorenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat met de conclusies van het NOC-rapport het causale verband tussen het ongeval en de klachten en beperkingen van [eiser] voldoende vast staat.

4.2. Aan de orde komt dan de stelling van Delta Lloyd dat [eiser] zonder het ongeval de huidige klachten en beperkingen ook zou hebben gehad. Die zouden dan zijn veroorzaakt door de al voor het ongeval aanwezige rugklachten. De rechtbank gaat er bij de beoordeling van deze stelling van uit dat [eiser] rugklachten heeft gehad, en wel op de wijze als door GMD-arts in het onder 2.2 geciteerde rapport wordt gerelateerd. [eiser] gaf toen aan onder meer bij het autorijden – dat hij voor zijn werk kennelijk veel deed – last van zijn rug te hebben. Na het ongeval is [eiser] gedurende lange tijd in dezelfde functie werkzaam gebleven, in elk geval gedeeltelijk. Gesteld noch gebleken is dat daarbij de rugklachten weer opspeelde en/of zijn verergerd. Als – zoals Delta Lloyd stelt – het een redelijke verwachting was dat de rugklachten ook zonder ongeval tot de thans door [eiser] ervaren klachten en beperkingen zouden leiden, dan zouden die rugklachten ook met het ongeval – nu [eiser] nog grotendeels dezelfde activiteiten als daarvoor uitoefende – tot die klachten hebben moeten leiden. Dat blijkt niet. De GMD-arts heeft in zijn rapportage in 1994 aangegeven dat de rugklachten zijns inziens niet veel zouden veranderen (hij geeft als prognose: stationair). Voorts blijkt uit het het NOC-rapport dat er na het ongeval geen rugklachten meer zijn geweest en dat rugklachten in het klachtenpatroon niet centraal stonden. Dat laatste begrijpt de rechtbank aldus, dat de door [eiser] gestelde klachten geen klachten zijn die met rugproblemen samenhangen. Gelet op al deze omstandigheden mag van Delta Lloyd worden verwacht, nu zij stelt dat zonder ongeval de rugklachten zich anders zouden hebben ontwikkeld dan thans, met ongeval, is gebeurd, dat zij die stelling nader onderbouwt. Dat heeft zij niet gedaan. De rechtbank gaat daarom aan die stelling voorbij. Zij is van oordeel dat, nu bedoelde nadere onderbouwing ontbreekt, er ook geen grond is om naar de mogelijke ontwikkeling van de rugklachten zonder ongeval een onderzoek te laten doen.

4.4. Vast staat aldus dat Delta Lloyd, als verzekeraar van de veroorzaker van het ongeval, alle door [eiser] tengevolge van het ongeval geleden schade dient te vergoeden. [eiser] heeft diverse schadeposten opgevoerd; de rechtbank zal deze beoordelen. - behandelingskosten fysiotherapie. [eiser] stelt fysiotherapeutische behandelingen op medische indicatie te ondergaan. Uit de overgelegde stukken kan slechts blijken dat vrij kort na het ongeval (door neuroloog Sanders) fysiotherapie is voorgeschreven. Delta Lloyd wijst er – voldoende wetenschappelijk onderbouwd – op dat uit onderzoek blijkt dat langdurige fysiotherapie als behandelmethode bij een postwhiplashsyndroom niet werkt. Gelet op die betwisting had het op de weg van [eiser] gelegen om aan te tonen dat hij steeds op medische indicatie en met succes fysiotherapeutische behandelingen heeft gevolgd. Die toelichting – en met name een onderbouwing met stukken van medici – ontbreekt. Omdat wel van een indicatie in 1995 blijkt, en het verweer van Delta Lloyd slechts is gericht tegen langdurige fysiotherapie, is de rechtbank van oordeel dat (zoals door de medisch adviseur van Delta Lloyd destijds voorgesteld) de eerste twee jaar voor vergoeding in aanmerking komen. Na betwisting door [eiser] is Delta Lloyd niet meer ingegaan op haar stelling dat [eiser] zijn schadebeperkingsplicht onvoldoende is nagekomen door een fysiotherapeut te kiezen die niet door zijn ziektekostenverzekeraar werd vergoed. De rechtbank gaat ervan uit dat dat verweer niet is gehandhaafd. De uit de (op dat punt niet betwiste) stukken blijkende hoogte van de kosten van fysiotherapie voor de eerste twee jaar (ruim genomen tot en met januari 1997) bedraagt € 1.976,23. In zoverre zal de vordering worden toegewezen.
- behandelingskosten orthomanuele therapie/hulpmiddelen. Gelet op de betwisting terzake had het op de weg van [eiser] gelegen met medische gegevens onderbouwd toe te lichten dat en waarom de therapie en de regelmatige aanschaf van een kussen door het ongeval noodzakelijk zijn geworden. Die toelichting – met name een medische indicatie voor de therapie en een medische toelichting op de klachten die het kussen nodig maken – is echter niet gegeven. De gevorderde vergoeding van deze posten wordt afgewezen.
- varia. De genoemde materiële posten tot een bedrag van € 1.137,04 zijn niet betwist en zullen worden toegewezen. De gevorderde hotelkosten zullen worden afgewezen. Onvoldoende is gesteld dat tengevolge van het ongeval familiebezoek alleen zo kon worden ingericht, dat een overnachting in een hotel in de buurt van die familie noodzakelijk was. Met name blijkt niet dat bezoek overdag (zodat de echtgenote van [eiser] bij licht kon terugrijden) niet mogelijk was.
- verlies zelfwerkzaamheid/huishoudelijke hulp. Delta Lloyd betwist niet dat [eiser] bepaalde zware werkzaamheden niet (meer) zelf kan doen. Onbetwist is gebleven de stelling van [eiser] dat tengevolge van zijn klachten huishoudelijke hulp nodig is (geweest) van 2 uur per week en dat daarmee een bedrag van € 5.220.29 aan kosten gepaard is gegaan. Nu die post niet gemotiveerd is betwist, zal ze worden toegewezen.
Dat [eiser] schilder- en tuinwerk deels aan derden moet overlaten wordt door Delta Lloyd niet betwist. De rechtbank heeft hiervoor al overwogen, dat de rugklachten bij de beoordeling van de huidige beperkingen geen rol spelen. Gelet op die beperkingen en op de door Delta Lloyd niet betwiste fysiek niet sterke conditie van de echtgenote van [eiser] acht de rechtbank voldoende vast staan dat groot schilderwerk in/aan de woning door [eiser] niet (meer) kan worden verricht. [eiser] baseert zijn schadeberekening op een offerte voor schilderswerk, waarin aan arbeidsloon € 15.200,-- (incl. BTW) wordt gevraagd. De offerte is weinig gespecificeerd; wel lijkt zij op meer dan alleen schilderwerk betrekking te hebben (vermeld wordt onder meer: aanbrengen gipsplaten). Rekening houdend met enerzijds het feit dat [eiser] geacht moet worden zelf nog (enig) schilderwerk te kunnen verrichten en anderzijds de omstandigheid dat de offerte meer dan alleen schilderwerk omvat, begroot de rechtbank de schade (door [eiser] gesteld op € 17.420,--) op € 7.500,--.
Voor tuinonderhoud stelt [eiser] schades van € 1.358,50 (betegeling), € 8.613.03 (tuinonderhoud tot november 2007) en € 13.604,51 (tuinonderhoud toekomst). Tegen het eerste bedrag is geen verweer gevoerd; dat zal worden toegewezen. Onbetwist is dat [eiser] gedurende een tiental jaren na het ongeval de tuin liet bijhouden voor € 400,-- per jaar. Ervan uitgaande dat [eiser] zelf nog (lichte) tuinwerkzaamheden kan verrichten, komt dit bedrag –dat alleen betrekking zal kunnen hebben op zwaar tuinwerk – de rechtbank niet onredelijk voor. Dat de thans door een professionele tuinman verrichte werkzaamheden alleen de zware werkzaamheden betreffen, is – gelet op de hoeveelheid uren die blijkens de facturen worden gedeclareerd – niet zonder meer duidelijk. Nadere toelichting is door [eiser] niet gegeven, zodat de rechtbank er van uit gaat dat de facturen meer dan alleen de zware werkzaamheden betreffen. De rechtbank zal daarom uitgaan van € 400,-- per jaar tot november 2007 (= € 5.200,--) en voor de toekomst van een totaalbedrag (berekend op de wijze als [eiser] dat heeft gedaan, maar dan uitgaande van een jaarschade van € 400,--) van € 3.442,--. In totaal komt de schade huishoudelijke hulp/verlies zelfwerkzaamheid dan op € 22.720,79. In zoverre zal de vordering worden toegewezen.
- verlies verdienvermogen. Uit de stellingen van Delta Lloyd blijkt dat zij, nu kan worden uitgegaan van causaal verbrand tussen het ongeval en de beperkingen en afwezigheid van invloed van rugklachten op de beperkingen, een schadepost van € 17.500,-- (bestaande uit een verlaging van zijn inkomen vanaf 1 maart 2003 in verband met wijziging van functie) erkent. [eiser] heeft niet betwist dat dit bedrag, als van de uitgangpunten die Delta Lloyd hanteert wordt uitgegaan, juist is Hij vordert echter meer en gaan daarbij uit van een door het ongeval niet gerealiseerde, maar zonder ongeval wel in de lijn der verwachting liggende, carrière. Delta Lloyd betwist dat die carrière zonder ongeval te verwachten was geweest. Ook de rechtbank kan uit hetgeen door [eiser] wordt gesteld niet een in redelijkheid te verwachten carrière zoals hij in de berekening van de schade opneemt, afleiden. Hij leidt die carrière uitsluitend af uit de omstandigheid dat hij boven het midpoint van zijn salarisschaal verdiende. In de berekening wordt gesteld dat niet te verwachten is dat de werkgever nog een patroon van het carrièreperspectief afgeeft. Dat de werkgever daadwerkelijk om een dergelijk patroon is gevraagd, of dat hem is gevraagd beoordelingen en dergelijke van [eiser] voorafgaand aan het ongeval over te leggen, blijkt niet. Voorts heeft [eiser] niets gesteld over zijn opleiding en of die voor de zijns inziens te verwachten carrière in beginsel toereikend zou zijn geweest. Juist omdat hij ten tijde van het ongeval al erg lang in dezelfde functie werkzaam was, is dergelijke informatie voor de vraag er toch nog carrière gemaakt had kunnen worden, onontbeerlijk. De gestelde schade in verband met een misgelopen carrière wordt afgewezen. De onderhavige schadepost wordt tot een bedrag van € 17.500,-- toegewezen.
- pensioenschade. Nu vast staat dat [eiser] ten gevolge van het ongeval vanaf 1 maart 2003 in inkomen is achteruit gegaan, moet ervan worden uitgegaan dat hij ook pensioenschade leidt. De rechtbank begroot deze – zoals [eiser] vordert naar redelijkheid – op € 3.000,--.
- smartengeld. Gelet op de klachten en beperkingen van [eiser], het in het NOC-rapport vastgestelde percentage invaliditeit van 3, de omstandigheid dat hij weliswaar beperkt is in zijn arbeidsmogelijkheden en zelfwerkzaamheid, maar daarin ook nog vrij veel zelf kan doen, stelt de rechtbank – daarbij aansluiting zoekend bij vergelijkbare zaken – de hoogte van het smartengeld op € 3.000,--.
- fiscale aspecten (vermogensrendementsheffing). Gelet op het hiervoor toegewezen schadebedrag van € 49.334,06 is te verwachten dat [eiser] na uitkering de genoemde heffing zal moeten betalen. De rechtbank schat deze in redelijkheid op een totaalbedrag van € 1.500,--; dit bedrag zal worden toegewezen.
Tegen de gevorderde belastinggarantie heeft Delta Lloyd zich niet verweerd, zodat deze zal worden toegewezen.
[eiser] vordert voorts aan (nog niet vergoede) buitengerechtelijke kosten € 20.037,69. Uit het overgelegde overzicht van deze kosten valt af te leiden dat aan de zijde van [eiser] na ontvangst van de brief van Delta Lloyd van 13 september 2005 en het kennelijke overleg in november 2005 tussen de raadsvrouw van [eiser] en Delta Lloyd, is besloten een procedure aanhangig te maken. Vanaf dat moment komen kosten voor het opstellen van een dagvaarding in het overzicht voor. De kosten vanaf 1 december 2005 (€ 6.685,--, incl. BTW aan kosten van juridische bijstand, € 3.604,20 aan kosten voor de berekening van het verlies aan verdienvermogen) zullen als proceskosten (waarover hierna zal worden beslist) en niet als buitengerechtelijke kosten dienen te worden beschouwd. Rekening houdend voorts met de hoogte van hiervoor vastgestelde, door Delta Lloyd uit te keren vergoeding, acht de rechtbank een (op het reeds betaalde bedrag aanvullende) kostenpost van € 7.500,-- redelijk. Dat bedrag zal worden vastgesteld.

4.5. Gelet op al het vorenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat Delta Lloyd aan [eiser] dient te betalen een bedrag van (€ 50.834,09 minus het al uitgekeerde bedrag van € 11.730,22 is:) € 39.103,87, vermeerderd met € 7.500,-- aan buitengerechtelijke kosten. [eiser] vordert wettelijke rente over de post verlies van verdienvermogen vanaf 1 juli 2007, de kapitalisatiedatum in de door hem overgelegde berekening van deze post. Nu de rechtbank van die berekening niet uitgaat, kan ook genoemde datum niet als ingangsdatum van de wettelijke rente gelden. Van het smartengeld wordt de wettelijke rente vanaf de datum van het ongeval gevorderd; daarmee miskent [eiser] dat Delta Lloyd al een deel van het smartengeld heeft betaald (namelijk € 1.361,34) en voorts dat het thans vastgestelde bedrag is geïndexeerd, dus vastgesteld overeenkomstig de nu (en niet in 1994) geldende normen. Voor beide posten zal de rechtbank als ingangsdatum van de wettelijke rente – zoals [eiser] ook voor de andere schadeposten heeft gevorderd en bij gebreke van betwisting zal worden toegewezen – vaststellen de datum van dagvaarding, zijnde 23 oktober 2008.

4.6. Als de meest in het ongelijk gestelde partij zal Delta Lloyd worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- kosten dagvaarding € 85,44
- vast recht € 3.800,--
- salaris advocaat € 2.842-- (2 x tarief V, € 1.421,--)
Totaal € 6.727,44.

5. De beslissing
De rechtbank:

- veroordeelt Delta Lloyd om binnen acht dagen na heden aan [eiser] te betalen een bedrag van € 46.603,87, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 23 oktober 2008 tot aan de dag der algehele voldoening;

veroordeelt Delta Lloyd om aan [eiser] een belastinggarantie te verstrekken over voormelde uitkering;
LJN BK8859