Overslaan en naar de inhoud gaan

RBMNE 250418 advocaat niet, slachtoffer zelf wel, verantwoordelijk voor onjuist rekeningnummer waarop voorschotten zijn gestort

RBMNE 250418 advocaat niet, slachtoffer zelf wel, verantwoordelijk voor onjuist rekeningnummer waarop voorschotten zijn gestort

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten
2.1.
[eiser] is op 13 december 1998 betrokken geweest bij een verkeersongeval. Als gevolg daarvan heeft [eiser] letselschade geleden. De verzekeraar Delta Lloyd heeft aansprakelijkheid voor de schade van [eiser] als gevolg van het ongeval erkend. Aanvankelijk is [eiser] juridisch bijgestaan door [bedrijfsnaam] B.V. Vanaf april 2005 heeft [gedaagde] de behandeling van de zaak overgenomen.

2.2.
[eiser] heeft in 1998, in verband met te verrichten betalingen, zijn bankrekeningnummer (hierna: het oude bankrekeningnummer) doorgegeven aan Delta Lloyd. Deze bankrekening is opgezegd in 2003. Per die datum is het rekeningnummer opgeheven. In 2010 is de rekening op naam van een andere persoon komen te staan.

2.3.
Delta Lloyd heeft de volgende bedragen overgemaakt op het oude bankrekeningnummer, toen dat al niet meer aan [eiser] toebehoorde:

op 18 februari 2005: € 10.000,-

op 27 mei 2011: € 2.500,-

op 4 januari 2012: € 20.000,-

2.4.
Voor zover deze bedragen op de bankrekening van een derde partij zijn terechtgekomen heeft Delta Lloyd geprobeerd ze terug te krijgen, maar zij is daarin niet geslaagd. In verband met de ontstane situatie heeft Delta Lloyd op 29 februari 2012 een voorschot van € 2.500,- aan [eiser] overgemaakt. Op 2 maart 2012 werd een voorschot van € 5.000,- uitbetaald en op 3 mei 2012 een voorschot van € 10.000,-.

2.5.
Op 12 november 2012 stuurde [gedaagde] een e-mailbericht waarin hij op hoofdlijnen toelichtte langs welke weg mondeling overeenstemming is bereikt met Delta Lloyd over een definitieve afhandeling van de schadevergoeding. In dit bericht schreef [gedaagde] onder meer:

“(…)

Hierbij formeel de melding aan jou ter verkrijging van jouw formele formeel akkoord aan mij om namens jou te melden aan delta Lloyd dat ook jij akkoord bent daarmee.

Aan de orde is gekomen de navolgende kwesties en schadecomponenten:

(…)

Dan de discussie over het bedrag van 32.500,--, voor wiens risico dat komt. De helft is 16.250,--, jij hebt 10.000,-- ontvangen medio 2012 na bezoek van de heer [A] van Delta Lloyd.

Na plussen en minnen is pro saldo een slotbetaling van 185.000,-- afgeregeld.

Alleen al in 2012 heb jij dan als je akkoord bent, 185.000 + 10.000 = 195.000 gekregen, plus ooit wat in het verleden.

Alle schadeposten, hoe ook genaamd of genoemd, met rente en alles er in, zitten in de slotbetaling, tegen finale kwijting over en weer.

(…)”

2.6.
[eiser] reageert daarop, op 13 november 2012 onder meer als volgt:

“(…)

Financieel is het wat mij betreft helemaal in orde. Sterker nog, het is in ieder geval een bedrag wat ik zelf nooit voor mogelijk heb geacht. Dank voor het bouwen van de zaak, en het creëren van wisselgeld!

(…) door deze schikking wordt er een hoofdstuk afgesloten, problemen die zich in de toekomst voordoen, gerelateerd aan het ongeval, vallen bij deze onder mijn risico. Hier is echter ook het schikkingsbedrag voor bedoeld. (…) Bij deze ga ik dus akkoord met de schikking.”

2.7.
Op 19 november 2012 wordt de bereikte overeenstemming vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst tussen [eiser] en Delta Lloyd. Daarin staat onder meer:

“1. We komen met elkaar overeen dat al uw aanspraken op schadevergoeding worden vastgesteld op een bedrag van € 208.600,00. (…)

2. U hebt al één of meer voorschotten ontvangen van in totaal € 23.600,00. U ontvangt dus nog een slotuitkering van € 185.000,00. (…)”

[eiser] heeft deze overeenkomst op 30 november 2012 ondertekend.

3. Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] om aan [eiser] te voldoen primair: € 22.500,- in hoofdsom, subsidiair: € 20.000,- in hoofdsom; zowel primair als subsidiair: te vermeerderen met de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.

3.2.
Ter onderbouwing van die vordering stelt [eiser] dat [gedaagde] jegens [eiser] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de verplichtingen ingevolge de tussen partijen gesloten overeenkomst, althans dat [gedaagde] onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld.

3.3.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd tegen de vordering met als conclusie dat de kantonrechter deze zal afwijzen, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.

3.4.
[gedaagde] baseert zijn verweer - kort weergegeven - op het volgende. [eiser] is te laat met zijn bezwaren en heeft daardoor zijn rechten verwerkt. Van wanprestatie of onrechtmatig handelen is geen sprake. Bovendien is er geen sprake van schade, maar als er al schade is dan behoort deze op grond van eigen schuld voor rekening van [eiser] te blijven.

3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling
4.1.
In dit geschil draait het om het antwoord op de vraag of [eiser] aanspraak heeft op schadevergoeding van [gedaagde] , in verband met het feit dat Delta Lloyd voorschotten heeft uitbetaald op een rekening die niet meer bij [eiser] in gebruik was.

De kantonrechter beantwoordt die vraag met “nee”. Waarom dat zo is, wordt nu toegelicht.

4.2.
Tussen partijen staat vast dat [eiser] zelf in 1998 zijn rekeningnummer aan Delta Lloyd bekend heeft gemaakt. [eiser] heeft onderkend dat het op zijn weg had gelegen een wijziging in die gegevens door te geven. [gedaagde] wist dat [eiser] eerder betaling had ontvangen van Delta Lloyd en hij kon er, zonder bericht van [eiser] , niet op bedacht zijn, dat de bankgegevens van [eiser] waren veranderd. Dat betekent dat de onsuccesvolle betaling van € 2.500,- op 27 mei 2011 in ieder geval niet aan [gedaagde] kan worden verweten.

4.3.
Op zichzelf is juist dat met een wat meer adequaat optreden van [gedaagde] had kunnen worden voorkomen dat op 4 januari 2012 opnieuw een bedrag van € 20.000,- op het oude bankrekeningnummer terecht kwam. [eiser] heeft tussen de eerste en de tweede betaling door Delta Lloyd zeker drie maal navraag gedaan bij [gedaagde] naar de voorschotbetaling die wel was aangekondigd maar niet ontvangen (op 15 juni 2011, op 4 oktober 2011 en 9 november 2011). Niet is gebleken van een concrete navraag door [gedaagde] bij Delta Lloyd, of en wanneer de betaling die zij had aangekondigd al was verricht. Dat had [gedaagde] wel moeten doen. Zijn argument, dat dit mogelijk had geleid tot een minder gunstig onderhandelingsklimaat met Delta Lloyd, volgt de kantonrechter niet. Niet valt immers in te zien waarom navraag naar een specifieke betaling die Delta Lloyd zelf aan [gedaagde] had aangekondigd, dat gevolg zou hebben. [gedaagde] heeft wel gesteld dat Delta Lloyd dit zou opvatten als ‘zeuren’ maar hij heeft niet toegelicht waarop hij die veronderstelling heeft gebaseerd.

4.4.
Er valt dus wel wat aan te merken op de zorgvuldigheid in dienstverlening die [gedaagde] op dit specifieke punt jegens zijn cliënt heeft betracht. Maar of hij daarmee onrechtmatig heeft gehandeld of wanprestatie heeft gepleegd kan in het midden blijven, om de volgende twee redenen.

4.5.
Ten eerste heeft [gedaagde] aangevoerd dat [eiser] helemaal geen schade heeft geleden. De bereikte oplossing als geheel was het best haalbare resultaat, zo stelt hij, en van dat overeengekomen bedrag werden, blijkens de vaststellingsovereenkomst, de al verstrekte voorschotten afgehouden. Als [eiser] de misgelopen voorschotten wel had ontvangen, dan had dat geleid tot een lagere slotuitkering. Uiteindelijk had [eiser] dan niet meer ontvangen dan nu het geval is, zodat hij geen schade heeft geleden, aldus [gedaagde] .

Uit het e-mailbericht van 13 november 2012 (zie 2.6) leidt de kantonrechter af dat ook [eiser] erg tevreden was met het bereikte resultaat, en dat strookt met het standpunt van [gedaagde] dat de bereikte oplossing in zijn totaliteit de best haalbare was. Mede gelet op het feit dat Delta Lloyd aanvankelijk het standpunt innam dat de zaak zou zijn afgehandeld met uitbetaling van € 12.500,- (productie 1 bij conclusie van antwoord) neemt de kantonrechter dit dan ook tot uitgangspunt: [gedaagde] heeft een gunstig resultaat bereikt voor [eiser] . Ter zitting heeft [eiser] overigens bevestigd dat hij er nog steeds zo op terug kijkt, ondanks het verschil van inzicht wat in deze procedure speelt.

[eiser] heeft niet (gemotiveerd) weersproken dat [gedaagde] uit de vaststellingsovereenkomst de juiste conclusie trekt, namelijk dat alle reeds ontvangen voorschotten bij de slotuitkering van het totaalbedrag werden afgetrokken – dit staat ook met zoveel woorden in artikel 2 van de vaststellingsovereenkomst (zie 2.7) – en dat dit betekent dat de slotuitkering lager was geweest als [eiser] de misgelopen voorschotten wél had ontvangen. Daaruit volgt, naar het oordeel van de kantonrechter, dat [eiser] inderdaad geen schade heeft geleden als gevolg van de misgelopen voorschotten.

Voor zover [eiser] heeft willen aanvoeren dat in artikel 2 van de vaststellingsovereen-komst een onjuist bedrag is gehanteerd aan al ontvangen voorschot, dan had het op zijn weg gelegen daar vóór ondertekening van die overeenkomst een punt van te maken. Dat [eiser] de bepaling inartikel 2 “U hebt al één of meer voorschotten ontvangen van in totaal € 23.600,00.” niet zou hebben begrepen (wat [eiser] ter zitting heeft aangevoerd) vindt de kantonrechter niet aannemelijk.

4.6.
Ten tweede heeft [eiser] door ondertekening van de vaststellingsovereenkomst niet alleen in de richting van Delta Lloyd ingestemd met het definitieve resultaat, maar heeft hij dat ook met zoveel woorden richting [gedaagde] gedaan (zie 2.6). Niet alleen zegt [eiser] expliciet dat hij akkoord is met het financiële resultaat, hij laat ook blijken dat het meer is dan hij had verwacht, en dat hij blij is met het werk door [gedaagde] . Onder die omstandigheden hoefde [gedaagde] er geen rekening meer mee te houden dat [eiser] , ondanks zijn uitingen van tevredenheid en instemming met de dienstverlening in zijn geheel en het daarmee bereikte resultaat, ruim vier jaar later toch nog bezwaren zou gaan ontwikkelen tegen een bepaald detail in die dienstverlening. Bovendien heeft [eiser] zijn bezwaren pas geuit toen [gedaagde] aan de bereikte resultaten niets meer kon veranderen.

4.7.
De twee hiervoor besproken redenen zijn ieder op zichzelf, maar zeker in samenhang met elkaar aanleiding voor afwijzing van de vorderingen van [eiser] . [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op € 1.600,00 aan salaris gemachtigde (2 punten x tarief € 800,00). ECLI:NL:RBMNE:2018:1664