Overslaan en naar de inhoud gaan

RvD 's Gravenhage 290914 mr. X beklaagt zich over optreden mr W. in door LSA betaalde procedure over 25% succesfee van mr X.

RvD 's Gravenhage 290914 mr. X beklaagt zich over optreden mr W. in door LSA betaalde procedure over 25% succesfee van mr X.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

1.1 Medio 2013 heeft mevrouw A. zich tot klager gewend met het verzoek haar bij te staan in haar letselschadezaak.

1.2 In oktober 2013 heeft mevrouw A. zich tot mr. W. gewend met het verzoek of hij haar verder in deze kwestie wilde bijstaan. Verweerder heeft haar zaak afgerond.

1.3 Klager had met mevrouw A. prijsafspraken gemaakt. Hij stelt met haar een succesfee van 25% ex BTW te hebben afgesproken. Daarnaast heeft hij de buitengerechtelijke kosten bij de verzekeraar gedeclareerd.

1.4 Mr. W. heeft zich namens mevrouw A. op het standpunt gesteld dat klager geen recht heeft op deze succesfee. Mevrouw A. heeft de succesfee onbetaald gelaten. Klager heeft haar vervolgens in rechte betrokken. In die procedure wordt mevrouw A. bijgestaan door verweerder. De kosten daarvan komen voor rekening van de Vereniging van Letselschade Advocaten, verder LSA. Mr. W. is voorzitter van deze vereniging.

1.5 Bij brief van 23 april 2014 heeft klager een klacht tegen verweerder ingediend.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.

2.2 Klager verwijt verweerder meer in het bijzonder dat hij:

 a. mevrouw A. als “proefkonijn” tegen hem gebruikt;

 b. geld aanneemt van anderen dan zijn cliënte;

c. een minnelijke regeling frustreert en daarmee aanstuurt op een jarenlange en kostbare procedure met een belang van minder dan € 5.000, -. Klager meent dat verweerder daarmee het belang van de LSA bij deze procedure laat prevaleren boven het belang van zijn formele cliënte.

3 BEOORDELING

Ten aanzien van klachtonderdeel a

3.1 Vooropgesteld zij dat het klachtrecht niet open staat voor een ieder doch slechts voor degene die door een handelen of nalaten van een advocaat rechtstreeks in zijn belang wordt geschaad.

3.2 Uit de stukken blijkt dat klager de onderliggende procedure tegen mevrouw A. aanhangig heeft gemaakt. Het is  aan mevrouw A. om zich tegen klagers vordering te verdedigen op een wijze die haar goeddunkt. Ook al zou zij hebben besloten zich als proefkonijn te laten gebruiken, staat dit haar vrij. Daarbij komt dat klager door het handelen van verweerder niet rechtstreeks in zijn belang is getroffen.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

3.3 Klager verwijt verweerder dat hij geld heeft aangenomen van een ander dan zijn cliënte zelf. De declaraties van verweerder worden inderdaad niet door mevrouw A. maar door de LSA betaald. Wat hier ook van zij verweerder is hierdoor niet rechtsreeks in zijn belang geschaad.

Ten aanzien van klachtonderdeel c

3.4 Klager heeft gesteld dat verweerder een minnelijke regeling frustreert en daarmee aanstuurt op een jarenlange en kostbare procedure met een belang van minder dat € 5.000, -. Klager meent dat verweerder hiermee de belangen van de LSA laat prevaleren boven de belangen van mevrouw A. Ook ter zake van dit klachtonderdeel is klager niet rechtstreeks in zijn belang geschaad.

3.5 Gelet op het voorgaande dienen de klachtonderdelen a tot en met c kennelijk niet-ontvankelijk te worden verklaard.

4 BESLISSING

Wijst klachtonderdeel a als kennelijk ongegrond c.q. kennelijk niet-ontvankelijk en klachtonderdelen b en c als kennelijk niet-ontvankelijk af. ECLI:NL:TADRSGR:2014:224 op tuchtrecht.overheid.nl