Overslaan en naar de inhoud gaan

RBNNE 021023 KG, na afweging; onvoldoende belang bij verbod gewasbeschermingsmiddelen nu lelieteeltseizoen bijna voorbij is

RBNNE 021023 KG, na afweging; onvoldoende belang bij verbod gewasbeschermingsmiddelen nu lelieteeltseizoen bijna voorbij is

2De feiten

2.1.

[eisers] c.s. bezitten/gebruiken allemaal één of meerdere percelen aan [Straatnaam] in [woonplaats] voor wonen en/of werk. Deze percelen bevinden zich nabij het Natura 2000-gebied ' Holtingerveld '. [eisers] c.s. hechten veel waarde aan een actief buitenleven en de ondernemingen van een aantal van hen, die ter plaatse zijn gevestigd, hebben hun activiteiten daar ook - mede - op ingericht.

2.2.

De woningen/ondernemingen van [eisers] c.s. zijn gelegen rondom percelen landbouwgrond, kadastraal bekend gemeente [plaatsnaam] , sectie I, perceelnummers [xxx] , [xxx] , [xxx] , [xxx] , [xxx] en [xxx] (hierna: de percelen). De percelen zijn eigendom van [naam] en volgens de zogenoemde gecombineerde opgave (productie 4 en 5 van gedaagden) in 2023 in gebruik bij de vennootschap onder firma voor de teelt van lelies.

2.3. (

gangbare) Teelt van lelies kenmerkt zich doordat er bij een dergelijke teelt verhoudingsgewijs veel gewasbestrijdingsmiddelen per hectare worden gebruikt (ten opzichte van bijvoorbeeld de teelt van pootaardappelen), terwijl binnen het huidige (Europese en nationale) systeem van goedkeuring en toelating van gewasbeschermingsmiddelen geen voldoende duidelijk beeld bestaat van de mogelijk neurologische gevolgen van de onderzochte middelen en stoffen. Het wetenschappelijk onderzoek dat voorhanden is (en veel buitenlands onderzoek betreft) bepleit om die reden dan ook meer onderzoek.

2.4.

Gewasbestrijdingsmiddelen mogen in Nederland worden gebruikt na goedkeuring door het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden, een publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan (verder te noemen: Ctgb), op basis van de Wet gewasbeschermingsmiddelen (hierna: Wgb). Vanuit Wgb zijn regels gesteld over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Wgb is een nationale codificatie van de Europese Verordening EG 1107/2009 (verder te noemen: de Verordening), waarin de goedkeuring en toepassing van gewasbeschermingsmiddelen is gereguleerd. Uit artikel 29 lid 1 e jo artikel 4 lid 3 van de Verordening vloeit voort dat een gewasbeschermingsmiddel niet kan worden toegelaten, indien het middel zelf of de werkzame stoffen schadelijke effecten hebben op de gezondheid van de mens op enige wijze.

2.5.

Binnen Ctgb vindt geen onderzoek plaats naar reacties en gevolgen door vermenging van gewasbeschermingsmiddelen (al dan niet in combinatie met bindmiddelen), zoals te doen gebruikelijk bij lelieteelt.

2.6.

De vennootschap onder firma, opgericht in 2016, houdt zich volgens het uittreksel uit het handelsregister (productie 3 van gedaagden) onder meer bezig met de teelt van bloembollen en is gevestigd op het adres [adres] te [woonplaats] . [gedaagde1] en [gedaagde 2] zijn de maten van de vennootschap onder firma.

2.7.

[gedaagde1] is tevens middellijk (via de besloten vennootschap [bedrijfsnaam 1] B.V.) bestuurder van de besloten vennootschap. De besloten vennootschap, opgericht in 2017, is eveneens gevestigd aan de [adres] te [woonplaats] , en heeft volgens het uittreksel uit het handelsregister (productie 1 van gedaagden) de volgende activiteiten:

“Teelt van perkplanten in de volle grond Bloembollenkwekerij, handel daarin en verwerking ervan.”.

2.8.

Ten behoeve van de onder 2.2. genoemde lelieteelt heeft de vennootschap onder firma op 7 april 2023 een teeltovereenkomst afgesloten met de besloten vennootschap [bedrijfsnaam 2] B.V. te [woonplaats] . Aldus is sprake van lelieteelt op contractbasis. Op 11 april 2023 zijn de eerste leliebollen geplant.

2.9.

Kort daarvoor, op 3 april 2023, heeft er een voorlichtingsbijeenkomst plaatsgevonden bij [naam] , eigenaar van de percelen, in aanwezigheid van [gedaagde1] . De directe omwonenden van de percelen hebben tijdens die bijeenkomst hun zorgen geuit over de gezondheid voor mens, dier en de gevolgen voor de leefomgeving, vanwege de inzet van bestrijdingsmiddelen bij lelieteelt.

2.10.

Hetgeen tijdens deze bijeenkomst is besproken, is neergelegd in een Whatsapp-bericht van 7 april 2023 (productie 6 bij dagvaarding van 11 september 2023). Daarin staat het volgende, voor zover van belang:

“Er is gevraagd om een spuitvrije zone, hiertoe is geen bereidheid getoond.

- Aanleg lelieveld reedst gestart, betreft volledig perceel tussen [naam] en [naam] , dit is incl. 2,5 ha Crehumus;

- Bespuiting en bestrijdingsmiddelen zijn voor het gehele perceel gelijk;

- Inzet lelies/bestrijdingsmiddelen is ter bestrijding van aaltjes en is eenmalig;

- Teler, [gedaagde1] garandeert uitvoer werkzaamheden en bestrijding conform geldende richtlijnen;

- Het perceel wordt West-Oost ingericht met een draaicirkel van 12 meter aan de zijde van [naam] inclusief aanleg 3 meter hennephaag ter opvang van verwaaiing van bestrijdingsmiddelen;

Telkens voor iedere bespuiting zal [naam] ( [naam] ; voorzieningenrechter) een waarschuwingsapp in straatapp plaatsen zodat buren tijdig ramen en deuren kunnen sluiten;

[naam] geeft de contactgegevens van [gedaagde1] door zodat buren hem kunnen vragen om bij bijzondere gelegenheden niet te bespuiten (bijv. een BBQ);

De buren beginnen geen hetze tegen de teler over de app;

De generator(s) t.b.v. beregening zijn geluidsarm (geen trekkers) en worden niet in de nabijheid van buren geplaatst;

- Aan de omheining van [naam] zullen strips worden opgehangen die de verwaaiing van gifstoffen meten. De teler zal dit regelen.”.

2.11.

Op 14 april 2023 heeft [gedaagde1] de omwonenden/ [eisers] c.s. geïnformeerd met welke middelen er wordt gespoten. Dit betreft, voor zover van belang, onder andere het middel olie H.

2.12.

Bij brief van 28 juni 2023 heeft één van de raadslieden van [eisers] c.s. de besloten vennootschap gesommeerd om met onmiddellijke ingang te stoppen met het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op de percelen en dit gebruik gestaakt te houden.

2.13.

Aan deze sommatie is geen gehoor gegeven.

3Het geschil

3.1.

[eisers] c.s. vorderen, verkort weergegeven, primair een algeheel verbod op de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen op de percelen, subsidiair nakoming van de toezeggingen zoals omschreven in het bij de feiten geciteerde Whatsapp-bericht van 7 april 2023 en meer subsidiair een verbod om bij de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen op de percelen te handelen in strijd met geldende wet- en regelingeving, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van de besloten vennootschap en de vennootschap onder firma in de proceskosten, waaronder begrepen de nakosten.

3.2.

Aan hun vorderingen leggen [eisers] c.s. - samengevat - in de eerste plaats onrechtmatig handelen van de besloten vennootschap en de vennootschap onder firma ten grondslag. De besloten vennootschap en de vennootschap onder firma maken gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, welke ofwel een risico op schadelijke gezondheidsgevolgen met zich mee brengen, ofwel waarbij in het geheel niet of slechts in beperkte mate is getoetst op toxologische gevolgen. Doordat de gewasbeschermingsmiddelen vaak in een cocktail worden gebruikt, kan dit leiden tot cumulatie of synergie van schadelijke gevolgen. [eisers] c.s. worden bij voortduring blootgesteld aan de gewasbeschermingsmiddelen. Doordat de besloten vennootschap en de vennootschap onder firma nalaten de gemaakte afspraken na te komen, hebben zij de gezondheidsrisico's op geen enkele wijze beperkt. De besloten vennootschap en de vennootschap onder firma handelen aldus in strijd met het (grond)recht van [eisers] c.s. op gezondheid en het eigendomsrecht van [eisers] c.s., met een wettelijke plicht (het in de Europese wetgeving neergelegde voorzorgsbeginsel en artikel 3.83 Activiteitenbesluit Milieubeheer) en met hetgeen volgens ongeschreven regels in het maatschappelijke verkeer betamelijk wordt geacht, door een gevaarlijke situatie te creëren. Het onrechtmatig handelen kan aan de besloten vennootschap en de vennootschap onder firma worden toegerekend, nu zij de keuze maken lelies te telen vlakbij de woningen van [eisers] c.s., terwijl zij weten dat daarvoor grote hoeveelheden gewasbeschermingsmiddelen noodzakelijk zijn. Ook is er een aanzienlijke kans op schade. Subsidiair vorderen [eisers] c.s. nakoming van de toezeggingen die de besloten vennootschap en de vennootschap onder firma hebben gedaan, om de schadelijke effecten zo beperkt mogelijk te houden. De besloten vennootschap en de vennootschap onder firma hebben zich zonder reden niet aan die toezeggingen gehouden, zodat hiervan nakoming wordt gevorderd. Meer subsidiair vorderen [eisers] c.s. een verbod om bij de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen op de percelen te handelen in strijd met geldende wet- en regelingeving. [eisers] c.s. hebben een spoedeisend belang bij hun vorderingen, omdat zij bij voortduring worden blootgesteld aan een steeds groter wordende kans op neurodegeneratieve ziekten en de besloten vennootschap en de vennootschap onder firma zich aan geen enkele toezegging houden om de overlast en risico's te beperken..

3.3.

De besloten vennootschap en de vennootschap onder firma voeren gemotiveerd verweer dat strekt tot niet-ontvankelijkheid, dan wel tot afwijzing van de vorderingen.

3.4.

Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4De beoordeling

4.1.

De besloten vennootschap en de vennootschap onder firma voeren in de eerste plaats tot hun verweer aan dat aanvankelijk de verkeerde partij, de besloten vennootschap, is gedagvaard. De vennootschap onder firma is echter de teler van de lelies volgens de besloten vennootschap en de vennootschap onder firma, zodat [eisers] c.s. alleen haar in rechte kunnen aanspreken op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. [eisers] c.s. hadden dit volgens de besloten vennootschap en de vennootschap onder firma kunnen/moeten weten door het handelsregister beter te raadplegen en eventueel een zogenoemd Woo-verzoek doen (hetgeen gebruikelijk is om na te gaan welke rechtspersoon bepaalde percelen beteelt). De voorzieningenrechter overweegt dat nu zowel de besloten vennootschap als de vennootschap onder firma - uiteindelijk - zijn gedagvaard, in rechte zijn verschenen (in de persoon van [gedaagde1] ) en hun raadsman ter zitting heeft verklaard voor beide vennootschappen op te treden, dit verweer niet tot algehele niet-ontvankelijkheid kan leiden, maar - hooguit - tot niet-ontvankelijkheid van de besloten vennootschap. Gelet op de verklaring van de raadsman van de besloten vennootschap en de vennootschap onder firma ter zitting dat alleen de vennootschap onder firma de teler is, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om een eventuele veroordeling ook jegens de besloten vennootschap uit te spreken. Dit betekent dat [eisers] c.s. ten opzichte van de besloten vennootschap niet-ontvankelijk zal worden verklaard. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om de proceskosten tussen [eisers] c.s. en de besloten vennootschap te compenseren, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.

4.2.

De voorzieningenrechter is voorts van oordeel dat [eisers] c.s. een voldoende spoedeisend belang hebben bij hun vorderingen. Daar kan niet aan afdoen dat het lelieteeltseizoen 2023 op zijn einde loopt, althans voor zover het gaat om het bespuiten van de percelen met gewasbeschermingsmiddelen, zoals de vennootschap onder firma tot haar verweer aanvoert. Er moet, zo heeft de vennootschap onder firma onweersproken gesteld, in ieder geval nog één keer gespoten worden en afhankelijk van het weer, daarna nog een keer. Ook heeft [gedaagde1] tijdens de zitting verklaard dat hij in de nacht voorafgaand aan de mondelinge behandeling de percelen heeft bespoten. Het bespuiten van de percelen is daarmee nog niet (geheel) ten einde en daarmee dus ook niet het gestelde risico op mogelijke gezondheidsgevolgen die [eisers] c.s. bij voortduring stellen te ondervinden en waartegen zij in dit kort geding opkomen.

4.3.

Waar het gaat om de primaire grondslag van de vorderingen van [eisers] c.s. overweegt de voorzieningenrechter dat het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in zijn arrest van 10 juli 2023 (ECLI:NL:GHARL:2023:6083) in een vergelijkbare zaak als de onderhavige een toetsingskader heeft aangelegd. Dat toetsingskader komt neer op het volgende:

 er is ruimte voor de Nederlandse (kort geding) rechter om op grond van het (Europese) voorzorgsbeginsel een verbod uit te spreken op het gebruik van toegelaten gewasbeschermingsmiddelen;

 het in de Verordening en de Wgb neergelegde stelsel van toezicht op de toelating en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen lijkt onvolkomen te zijn en geen zekerheid te bieden op de afwezigheid van een verhoogd risico op neurodegeneratieve ziekten voor omwonenden, zodat op grond van het voorzorgsbeginsel beperkende maatregelen zouden kunnen worden getroffen;

 die maatregelen moeten evenredig zijn met de handel en niet meer beperken dan nodig is om het hoge niveau van gezondheidsbescherming te verwezenlijken, rekening houdend met de technische en economische haalbaarheid en andere ter zake dienden factoren.

4.4.

Het voorgaande betekent dus dat de voorzieningenrechter onder omstandigheden beperkingen aan het gebruik van bestrijdingsmiddelen kan stellen en zelfs een verbod kan uitspreken ten aanzien van één of meerdere middelen, afhankelijk van de uitslag van de gemaakte belangenafweging. In zoverre wordt de vennootschap onder firma niet gevolgd in haar verweer dat het de voorzieningenrechter niet vrij zou staan dergelijke voorzieningen te treffen ten aanzien van toegelaten gewasberschermingsmiddelen. Voor de te maken belangenafweging in het onderhavige geval acht de voorzieningenrechter het volgende van belang. De vennootschap onder firma heeft onweersproken gesteld dat niet meer gespoten gaat worden met (een cocktail aan) gewasbeschermingsmiddelen waarvan gesteld wordt dat zij schadelijk zijn voor [eisers] c.s. vanwege de gestelde neurodegeneratieve gevolgen. Het teelseizoen is nagenoeg voorbij. Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, al dan niet in de vorm van een cocktail, is om die reden niet meer aan de orde en daarmee evenmin het risico op mogelijke neurodegeneratieve gevolgen. Omdat de vorderingen van [eisers] c.s. daar wel op zijn gebaseerd, valt niet, althans onvoldoende in te zien welk belang [eisers] c.s. daar dan nog bij hebben. Dat zou - hooguit - betrekking kunnen hebben op het gebruik van olie H, waarvan de vennootschap onder firma onweersproken heeft aangegeven dat daarvan nog één of hooguit twee keer gebruik zal worden gemaakt. Dat is echter een biologisch (SKAL goedgekeurd) middel en [eisers] c.s. hebben niet, althans onvoldoende uitgewerkt dat het gebruik hiervan zou kunnen leiden tot de door hen gestelde risico's, mede ook gelet op het zeer beperkte voorziene gebruik ervan. Op grond hiervan valt de belangenafweging uit in het nadeel van [eisers] c.s. De gevraagde voorzieningen zullen dan ook worden geweigerd. ECLI:NL:RBNNE:2023:3994