Overslaan en naar de inhoud gaan

RBOVE 291123 vorderingen tzv verkeersongeval in 2008 in Polen verjaard naar Pools recht, NL rechter bevoegd vanwege woonplaats eiser ttv dagvaarding

RBOVE 291123 vorderingen tzv verkeersongeval in 2008 in Polen verjaard naar Pools recht, NL rechter bevoegd vanwege woonplaats eiser ttv dagvaarding

 

2Waar gaat het over?

2.1.

Het geschil gaat over de afwikkeling van schade van een verkeersongeval dat [eiser] in 2008 is overkomen met zijn auto in Polen. De oplegger van een trekker-opleggercombinatie is op (onder andere) de auto van [eiser] terecht gekomen waardoor tegen een andere auto is aangebotst. [eiser] woonde ten tijde van het ongeval in Tsjechië. De bestuurder van de trekker-opleggercombinatie heeft het ongeval veroorzaakt en was verzekerd bij Allianz, die de aansprakelijkheid voor het ontstaan van het ongeval heeft erkend. Tussen partijen is in discussie of er sprake is van ongevalsgerelateerde klachten en beperkingen bij [eiser] en in hoeverre dit tot schade heeft geleid, maar ook of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en of de vorderingen van [eiser] zijn verjaard. De rechtbank acht zich bevoegd om kennis te nemen van het geschil tussen [eiser] en Allianz en is van oordeel dat de vorderingen van [eiser] moeten worden afgewezen omdat zijn vorderingen naar (het toepasselijke) Pools recht zijn verjaard.

De rechtbank zal die beslissing hieronder verder toelichten.

3De feiten

3.1.

Op 18 juni 2008 was [eiser] met zijn auto betrokken bij een verkeersongeval op de autosnelweg A4 in Polen. De toedracht van het ongeval staat beschreven in het (vertaalde) proces-verbaal van de Poolse politie:

“2. Korte beschrijving

De bestuurder van de trekker merk Daf, kenteken [kenteken 1] , met oplegger kenteken

[kenteken 2] , die uit de richting van de stad Opole in de richting van Wrcolaw op de

rechterrijstrook reed, rijdt de voor hem rijdende Mercedes met kenteken [kenteken 3]

van achteren aan. Ten gevolge van deze botsing komt de Mercedes in de sloot naast

de rechterrijstrook terecht. Door de botsing komt de trekker-opleggercombinatie

DAF gedeeltelijk op de linkerrijstrook terecht, waarbij de rechterkant ervan tegen

de linkerkant van de op de rechterrijstrook rijdende Ford Mondeo met een kenteken

[kenteken 4] botst. De bestuurder van de Ford Mondeo brengt na deze botsing zijn

voertuig op de vluchtstrook tot stand.

De bestuurder van de Daf met oplegger stuurt zijn voertuig naar de rechterrijstrook.

Tijdens deze manoeuvre neemt de oplegger de positie dwars over de weg en

vervolgens kantelen beide delen van de combinatie op hun linkerzijde. Hierbij botst

de achterkant van de oplegger tegen een personenwagen merk Toyota, kenteken

[kenteken 5] , die zich op de linkerrijstrook bevindt. De Toyota wordt hierdoor verplaatst

en botst tegen een geluidsscherm aan de linkerkant van de weg. De oplegger van

de Daf-combinatie valt op de personenwagens Toyota kenteken [kenteken 6] en VW Polo

kenteken [kenteken 7] . De Toyota met het kenteken [kenteken 6] botst tegen de

rechterachterkant van Fiat Punto, kenteken [kenteken 8] .

Na het ongeval ligt de Daf-combinatie op haar linkerzijde dwars over de weg, de

achterkant van de oplegger ligt tegen het geluidsscherm en de trekker Daf bevindt

zich buiten de wegdek in de rechter berm. Na het kantelen van de Daf-combinatie

komt de lading ervan, rolgordijnen in verpakking, op het wegdek terecht.

3. Veroorzaker ongeval

Bestuurder van de combinatie DAF [kenteken 1] /oplegger [kenteken 2] : [naam 2]

(...)

4. Verder bij het ongeval betrokkene personen

(…)

Bestuurder v. Toyota [kenteken 6] : [eiser] , geb. [geboortedatum] .1960 te [geboorteplaats] ,

paspoortnummer [paspoortnummer] , wonende te [plaats] .

(...)

7. Gevolgen van het ongeval

De bestuurder van Toyota . [kenteken 6] - [eiser] , de bestuurder van Daf

[kenteken 1] - [naam 2] en de passagier van VW Polo [kenteken 7] - [naam 3]

, zijn met een ambulance naar het ziekenhuis in Brzeg overgebracht. Na

de eerste hulp kon de passagier van de VW Polo naar huis. De bestuurder van Toyota

en Daf werden in BCM Brzeg opgenomen.

(...)

Letsel [eiser] : hersenschudding, snijwond aan de oorschelp.

(…)”.

3.2.

De bestuurder van de bij Allianz verzekerde trekker-opleggercombinatie is aansprakelijk voor het ontstaan van het ongeval. Allianz heeft aansprakelijkheid van haar verzekerde voor het ontstaan van dit ongeval erkend. Allianz Benelux N.V. treedt op als vertegenwoordiger van Allianz Polska S.A.

3.3.

[eiser] heeft na het ongeval een aanrijdingsformulier ingevuld.

3.4.

[eiser] is vanaf 21 juni 2008 tot en met 24 juni 2008 opgenomen geweest in het ziekenhuis van Bohumín in Tsjechië. In het medisch rapport van de chirurgische afdeling van het Tsjechische ziekenhuis van Bohumín van 24 juni 2008 staat vermeld:

“ Huidige aandoening: volgens documentatie uit een Pools ziekenhuis is de patiënt

betrokken geweest bij een auto-ongeval, hij kan zich het incident niet herinneren,

heeft geheugenverlies. Hij weet niet hoe lang hij daar heeft gelegen. Hij heeft

voortdurend last van duizeligheid en hoofdpijn. Hij is niet in staat om naar huis te

reizen. Wij zijn het eerste ziekenhuis op Tsjechisch grondgebied, daarom naar ons...

Een wond aan het linker oor behandeld, zachte Schanz-fixatie.

(...)

Conclusie: Normale USG-bevindingen ten aanzien van de onderzochte buikorganen.

Geen traumatische veranderingen aan de parenchymateuze buikorganen, geen

tekenen van vrijgekomen vocht in de buik.

Neurol. onderzoek: 24-06-2008 -status na hersenschudding en distorsie van de C.

wervelkolom op 18-06-2008, de actuele neurologische bevindingen zijn normaal,

aanbevelingen: het gebruik van de halskraag van Schanz geleidelijk afbouwen,

analgetica afhankelijk van de pijn, uit neurologische oogpunt is ontslag mogelijk.

De betrokkene heeft instructies ontvangen.

(...)

Verloop: De betrokkene is opgenomen in verband met de voornoemde anamnese,

is onder observatie, de pijn neemt af, Schanz werkt goed, de ademhaling van

betrokkene is toereikend (...) op 24-06-2008 ontslagen en doorverwezen voor

poliklinische zorg. (...)”.

3.5.

Bij brief van 19 januari 2009 schrijft mr. Camps aan Allianz het volgende:

“ (…)

Bij mij is gekomen de heer [naam 4] wonende te [adres 1]

, in verband met een ernstig auto-ongeval dat hem overkwam in Polen op

18 juni 2008. Cliënt is toen aangereden door een vrachtauto, welke over de wagen van cliënt is

heen gerold. Foto’s van de ravage heb ik beschikbaar in mijn dossier en kan ik u eventueel

digitaal nazenden.

De wederpartij is de heer [naam 2] , wonende te [adres 2] , de

vermoedelijke dader. Ik verzoek u deze aansprakelijkheid te erkennen en met mij de schade te

regelen. Een voorschot van € 5.000,00 zou welkom zijn.

Cliënt reed een Toyota met kenteken [kenteken 5] . Tevens is ook betrokken geweest zijn broer, de heer [eiser] , wonende te [woonplaats 1] en rijdende in een Toyota met kenteken

[kenteken 6] .

(…)”.

3.6.

Allianz heeft [eiser] op 17 september 2012 een voorschot betaald van

€ 3.000,00.

3.7.

Allianz heeft mr. Camps op 24 september 2012 een bedrag van € 2.820,49 aan buitengerechtelijke kosten betaald.

3.8.

Op 12 mei 2023 heeft [eiser] de dagvaarding uitgebracht en laten betekenen aan Allianz.

4Het geschil en de overwegingen van de rechtbank

de vordering

4.1.

[eiser] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

1. primair verklaart voor recht dat naar geldend IPR recht en Europees recht (EEX-Vo; Herschikt EEG-Vo etc.) en het internationaal conflictenrecht IPR en het Haags Ongevallen verdrag dan wel ROME 1 en 2 Verdrag voor de algehele schadeafwikkeling in deze zaak de Nederlandse rechter in Overijssel/Almelo rechtsbevoegd is te oordelen naar Pools recht en - subsidiair - anderszins te bepalen als de rechtbank in goede justitie zal doen;

2. verklaart voor recht dat alle (letsel)schade van eiser [eiser] in vol causaal verband met het ongeval d.d. 18-06-2008 staat en gedaagde veroordeelt om aan eiser tegen finale kwijting

te betalen alle door hem geleden en te lijden (im)materiële schade, die in causaal verband

staat met het ongeval van 18-06-2008;

3. de schade van eiser, voor zover mogelijk bij begroting, vaststelt dan wel nader op te

maken bij staat en te vereffenen volgens de wet in de artikelen 612 e.v. Rv.;

4. bepaalt dat over de gehele uitgekeerde schade een belastinggarantie door gedaagde

wordt verstrekt ter meerdere zekerheid van het slachtoffer voor eventuele fiscale

navorderingen;

5. gedaagde veroordeelt, bij eventueel tussen- danwel eindvonnis tot betaling van een

aanvullend algemeen voorschot op de schade van eiser van € 25.000,--, zoals Allianz Polen

al in 2021 aanbood als eindregelingsbod, althans enig ander bedrag dat de rechtbank

redelijk acht;

6. gedaagde veroordeelt tot betaling van de wettelijke rente over alle toegewezen schade

vanaf datum ongeval 18-06-2008 tot aan de dag der algehele voldoening;

7. gedaagde veroordeelt tot betaling van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten

tot dagvaarding ex art. 6:96 lid 2 a, b, c BW van € 11.559, --.;

8. gedaagde veroordeelt in de proceskosten ex art. 237 e.v. Rv. en de nakosten vanaf

datum eindvonnis met rente over de nakosten vanaf twee weken na het eindvonnis.

9. bepaalt dat dit vonnis voor zover mogelijk ex art. 223 Rv geheel of gedeeltelijk

uitvoerbaar bij voorraad is.

standpunt [eiser]

4.2.

[eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat [eiser] in 2008 slachtoffer is geworden van een ernstig verkeersongeval in Polen, met fors en blijvend letsel als gevolg. De aansprakelijkheid is al jaren geleden erkend door Allianz en door de onderhandelingen regelmatig gestuit, maar nog steeds niet definitief geregeld. [eiser] was voor het ongeval goed gezond. Hij had geen fysieke of psychische klachten. Hij werkte in Tsjechië bij een vaste werkgever in het management van een casino. Vanaf 2008 is hij grotendeels gestopt met werken in Tsjechië en in Nederland werkt hij nu part time bij de [bedrijf] om zijn verblijfsstatus niet te verliezen. Hij is ten gevolge van het ongeval ernstig invalide en kan niet meer hetzelfde leven leiden als voor het verkeersongeval in 2008. Hij heeft fysieke en psychische klachten, waaronder PTSS whiplashklachten, tinnitus, schouderklachten, vermoeidheidklachten nek- en hoofdpijn en slaapstoornissen. [eiser] is beperkt belastbaar en dat dient onafhankelijk medisch te worden onderzocht. Allianz is daartoe echter niet bereid. [eiser] vordert de schade voornamelijk nader op te maken bij staat en een smartengeldbedrag van € 25.000,00.

De vorderingen zijn naar Pools recht niet verjaard. De Nederlandse rechter is bevoegd van het geschil kennis te nemen en het Poolse recht is van toepassing.

standpunt Allianz

4.3.

Allianz voert gemotiveerd verweer en concludeert tot afwijzing van het gevorderde. Primair stelt Allianz zich op het standpunt dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht toekomt, zodat [eiser] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vorderingen. Subsidiair stelt Allianz zich op het standpunt dat de vorderingen van [eiser] zijn verjaard naar Pools recht, waardoor deze niet toewijsbaar zijn.

Meer subsidiair betwist Allianz het causaal verband tussen de door [eiser] gestelde gezondheidsklachten en het ongeval. Er zitten gaten in de medische beloopinformatie.

Allianz betwist ook de (hoogte van de) gestelde schade.

oordeel rechtbank

4.4.

Ter beoordeling ligt allereerst voor de vraag of de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt, nu het geschil een internationaal karakter heeft, alsmede de vraag welk recht van toepassing is op het geschil van partijen.

de rechtbank is bevoegd

4.5.

De rechtbank stelt vast dat de exceptie van onbevoegdheid tijdig en op de juiste wijze is voorgesteld door Allianz.

4.6.

Volgens Allianz is niet de Nederlandse maar de Tsjechische rechter bevoegd om van het geschil kennis te nemen, omdat de woonplaats van [eiser] ten tijde van het ongeval in Tsjechië was gelegen. Daarnaast is ook de Poolse rechter bevoegd om van het geschil kennis te nemen, nu Allianz haar woonplaats in Polen heeft omdat zij daar statutair gevestigd is (onder verwijzing naar de hoofdregel in artikel 4 lid 1 Brussel I Herschikking). Ook is de Poolse rechter bevoegd omdat de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan in Polen is gelegen (onder verwijzing naar artikel 7 punt 2 Brussel I herschikking).

Volgens [eiser] is de Nederlandse rechter bevoegd. Hij verwijst in dit verband naar het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 13 december 2007, HvJ EG 13 december 2007, C-463/06, ECLI:EU:C:2007:792 (Odenbreit/FBTO).

[eiser] woonde ten tijde van het moment van dagvaarden van Allianz (al geruime tijd) in Nederland.

4.7.

Het geschil betreft een burgerlijke of handelszaak als bedoeld in artikel 1 van Brussel I Herschikking ( Verordening (EU) Nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, herschikking) (voorheen Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, hierna te noemen EEX-Vo, die bij inwerkingtreding van Brussel I Herschikking is ingetrokken).

4.8.

Het geding spitst zich toe op de vraag of [eiser] , die als slachtoffer betrokken is geweest bij een verkeersongeval in Polen, bij de rechter van zijn eigen woonplaats een vordering uit onrechtmatige daad kan instellen tegen Allianz, verzekeraar van de aansprakelijke bestuurder van de trekker-opleggercombinatie. Meer specifiek zijn partijen verdeeld over de vraag wat het peilmoment is van het bepalen van de woonplaats.

Is dat het moment van het ongeval of het moment van dagvaarden?

4.9.

De rechtbank stelt het volgende voorop.

Afdeling 3 van hoofdstuk II Brussel I Herschikking bevat een autonoom stelsel voor de rechterlijke bevoegdheidsverdeling in verzekeringszaken. Zoals met name blijkt uit het opschrift van deze afdeling (“Bevoegdheid in verzekeringszaken”) en uit artikel 10 Brussel I Herschikking (“De bevoegdheid in verzekeringszaken is in deze afdeling geregeld, onverminderd artikel 6 en artikel 7, punt 5.”) bevat deze afdeling specifieke en uitputtende bepalingen die de bevoegdheid van de rechter in verzekeringszaken regelen.

Deze bevoegdheidsregels kunnen slechts door andere bevoegdheidsregels van dezelfde verordening worden gewijzigd of aangevuld voor zover dat in afdeling 3 uitdrukkelijk is bepaald. Dat is niet het geval met betrekking tot de bevoegdheid op grond van artikel 4 (algemene bepaling) en 7 punt 2 Brussel I Herschikking (verbintenissen uit onrechtmatige daad), zodat de toepassing van deze bepalingen voor de bevoegdheid in verzekeringszaken uitdrukkelijk is uitgesloten. Eerst moet worden onderzocht of in dit geval sprake is van een verzekeringszaak in de zin van afdeling 3 van hoofdstuk II Brussel I Herschikking.

4.10.

Artikel 11 van Brussel I Herschikking (voorheen artikel 9 EEX-Vo, Verordening (EG) nr. 44/2001) luidt, voor zover van belang, als volgt.
“1. De verzekeraar met woonplaats op het grondgebied van een lidstaat kan worden opgeroepen:

a. a) voor de gerechten van de lidstaat waar hij zijn woonplaats heeft, of

b) in een andere lidstaat, indien het een vordering van de verzekeringnemer, de verzekerde of een begunstigde betreft, voor het gerecht van de woonplaats van de eiser (…)”

Artikel 13 van Brussel I Herschikking (voorheen artikel 11 EEX-Vo) luidt als volgt.

“1. Ter zake van aansprakelijkheidsverzekering kan de verzekeraar ook in vrijwaring worden opgeroepen voor het gerecht waar de rechtsvordering van de getroffene tegen de verzekerde aanhangig is, indien de voor dit gerecht geldende wetgeving het toelaat.

2. De artikelen 10, 11 en 12 (voorheen 8, 9 en 10 EEX-Vo, rechtbank) zijn van toepassing op de vordering die door de getroffene rechtstreeks tegen de verzekeraar wordt ingesteld, indien de rechtstreekse vordering mogelijk is.

3. Indien de wettelijke bepalingen betreffende deze rechtstreekse vordering het in het geding roepen van de verzekeringnemer of de verzekerde regelen, is hetzelfde gerecht ook te hunnen opzichte bevoegd.”

4.11.

Het beschermingsbereik van artikel 11 lid 1 onder b Brussel I Herschikking moet worden vastgesteld in het licht van het beginsel dat de partij die economisch gezien de zwakste is dient te worden beschermd. Uit punt 18 van Brussel I Herschikking volgt namelijk dat een vordering in verzekeringszaken wordt gekenmerkt door een zeker gebrek aan evenwicht tussen de partijen, hetgeen de bepalingen van afdeling 3 van hoofdstuk II van die verordening ter bescherming van de zwakkere partij trachten te herstellen met bevoegdheidsregels die gunstiger zijn voor de belangen van de zwakkere partij dan de algemene bevoegdheidsregels. Dit wordt bevestigd in de rechtspraak van het Hof van Justitie.1

4.12.

De rechtbank is tegen die achtergrond van oordeel dat “het gerecht van zijn woonplaats” als bedoeld in artikel 11 Brussel I Herschikking de woonplaats is die eiser heeft op het moment van het instellen van de vordering. Dat volgt uit de tekst, het stelsel en voornoemde de doelstellingen van Brussel I Herschikking; het waarborgen van bescherming van de zwakkere partij. Dat onder ‘woonplaats’ dient te worden begrepen de woonplaats ten tijde van het ongeval, zoals Allianz betoogt, kan niet worden afgeleid uit de tekst van de verordening (en evenmin uit de bestaande rechtspraak) en zou in strijd zijn met de geest van Brussel I Herschikking.

4.13

De stelling van Allianz dat het peilmoment van woonplaats ten tijde van het dagvaarden leidt tot rechtsonzekerheid, omdat er dan een onbegrensd toepassingsbereik zou kunnen worden ontleend aan artikel 11 van Brussel I Herschikking, wordt gelet op het voornoemde ook gepasseerd. Dat geldt eveneens voor de verwijzing door Allianz naar punt 15 en 16 van Brussel I Herschikking (die zien op voorspelbaarheid van de bevoegdheidsregels en dat alternatieve bevoegdheidsregels doorgaans dienen te worden gebaseerd op de nauwe band tussen het gerecht en de vordering). Het gaat in dit geval, zoals de rechtbank hiervoor in 4.11 al heeft overwogen, om een verzekeringszaak waarvoor in Brussel I Herschikking specifieke en uitputtende bepalingen zijn opgenomen die de bevoegdheid regelen, juist ter bescherming van de zwakkere partij (zie ook punt 18 van Brussel I Herschikking). Deze zetten de andere algemene en alternatieve bevoegdheidsregels (tenzij daarnaar, zoals hiervoor ook al is overwogen, uitdrukkelijk wordt verwezen) opzij. Dat het praktischer is om in Polen te procederen omdat (zoals de rechtbank hierna zal overwegen) het Poolse recht van toepassing is op de vorderingen van [eiser] , kan, wat er verder ook van zij van deze stelling van Allianz, niet leiden tot onbevoegdheid van de Nederlandse rechter.

4.14.

De rechtbank is van oordeel dat [eiser] voldoende heeft aangetoond dat hij op het moment van dagvaarden in Nederland woonplaats had. Allianz heeft, onder verwijzing naar de beschikking van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 6 augustus 2014 (productie 9 bij Conclusie van Antwoord) weliswaar betwist dat [eiser] op het moment van dagvaarden woonplaats had in Nederland omdat op dat moment de verblijfsvergunning van [eiser] al lange tijd was ingetrokken, maar dat verweer verwerpt de rechtbank. [eiser] heeft ter zitting een GBA-uittreksel d.d.

29 maart 2012 overgelegd waaruit volgt dat het adres van [eiser] op dat moment in Enschede was. De hiervoor genoemde beschikking is weliswaar van latere datum, maar niet gesteld of gebleken is dat [eiser] Nederland sindsdien ook daadwerkelijk heeft verlaten.

4.15.

De rechtbank acht zich aldus bevoegd om van het geschil tussen [eiser] en Allianz kennis te nemen.

het Poolse recht is van toepassing

4.16.

De vorderingen van [eiser] vinden hun grondslag in de aansprakelijkheid van Allianz voor het verkeersongeval dat [eiser] op 18 juni 2008 overkomen is.

4.17.

Op het onderhavige geschil is het Haags verkeersongevallenverdrag2 van toepassing. Op grond van artikel 28 Verordening (EG) 864/2007 (Rome-II) jo. artikel 10:158 aanhef en onder a BW heeft de toepassing van het Haags verkeersongevallenverdrag voorrang op de toepassing van Rome-II. Op grond van voornoemd verdrag geldt de hoofdregel (artikel 3) dat de interne wet van de Staat op welks grondgebied het ongeval heeft plaatsgevonden de wet is die van toepassing is op de burgerrechtelijke niet-contractuele aansprakelijkheid voor ongevallen in het wegverkeer. De in artikel 4 van het Haags verkeersongevallenverdrag genoemde uitzonderingen zijn niet van toepassing.

Het ongeval heeft plaatsgevonden in Polen. Dat betekent dat Pools recht van toepassing is op de vorderingen van [eiser] .

Tussen partijen is overigens ook niet in discussie dat Pools recht van toepassing is op de vorderingen van [eiser] .

rechtsvorderingen zijn naar Pools recht verjaard

4.18.

Allianz heeft als meest verstrekkende verweer aangevoerd dat de rechtsvorderingen van [eiser] naar Pools recht zijn verjaard. Allianz legt daaraan ten grondslag dat de vorderingen van [eiser] zijn verjaard in de zin van artikel 442 lid 1 Pools BW. In dit geval geldt volgens haar een verjaringstermijn van drie jaar, welke verjaringstermijn is aangevangen op de datum van het ongeval, 18 juni 2008, en is verstreken op 18 juni 2011.

[eiser] heeft deze verjaringstermijn tussentijds niet gestuit, althans van een naar Pools recht rechtsgeldige stuiting is geen sprake geweest. Allianz verwijst in dit verband naar een advies van een Poolse advocaat, Att. Katarzyna Siwek (hierna: Siwek) dat zij als productie 12 heeft overgelegd, een vervolgadvies van Siwek dat zij als productie 14 heeft overgelegd en een aanvullend advies dat zij als productie 15 heeft overgelegd.

4.19.

[eiser] heeft zich verweerd tegen het beroep op verjaring van Allianz, daartoe stellende dat zijn raadsman sinds 2009 in zijn zaak betrokken is geraakt, dat er vanaf die datum jarenlang met Allianz is onderhandeld over de inhoud van het medisch dossier, expertises en de schadeomvang. De verjaring is door de onderhandelingen telkens gestuit tot in 2022 aan toe. [eiser] verwijst in dat verband naar de door hem bij productie 12 en 16 overgelegde brieven, alsmede naar een advies van een Poolse advocaat, Att. Budzowska, productie 13 en 17 van zijn zijde.

4.20.

In het Haags Verkeersongevallenverdrag is opgenomen dat de van toepassing zijnde wet in het bijzonder bepaalt de termijn voor de verjaring, alsmede het tijdstip van aanvang van die termijn, de stuiting of schorsing hiervan (artikel 8 Haags Verkeersongevallenverdrag).

4.21.

Artikel 442 lid 1 van het Poolse burgerlijk wetboek (PBW) luidt, voor zover hier van belang, vertaald in het Engels, als volgt:

“ IV. Limitation of claims for damages and interruption of the limitation period

(1) A claim for compensation for damage caused by a tort shall become time-barred after three

years from the date on which the aggrieved party learned or with due diligence could learn about

the damage and about the person obliged to repair it, but this period may not be longer than ten

years from the date of the event causing the damage.

(2) 1f the damage resulted from a crime or misdemeanor, a claim for damages shall he statute-

barred after twenty years from the date on which the offense was committed, irrespective of

when the aggrieved party learned of the damage and of the person obliged to remedy it.

(3) In the event of damage to a person, the limitation period may not end earlier than three years

from the date on which the aggrieved party learned about the damage and about the person

obliged to repair it.

(4) The limitation period for a minor’s claims for compensation for personal injury may not end earlier than two years after the minor has reached the age of majority.

(…)”.3

4.22.

Met toepassing van het bepaalde in artikel 422 lid 1 jo lid 3 PBW geldt er in dit geval naar het oordeel van de rechtbank een verjaringstermijn van drie jaar, vanaf het moment dat [eiser] wist of kon weten dat sprake was van schade en wist of kon weten wie de aansprakelijke partij voor die schade is.

4.23.

Het ongeval waar [eiser] bij was betrokken heeft plaatsgevonden op

18 juni 2008. Vanaf dat moment, of in ieder geval op 24 juni 2008, toen [eiser] is ontslagen uit het ziekenhuis (vanaf dat moment waren de actuele neurologische bevindingen weer normaal, zie hiervoor onder de feiten onder 3.4.), wist of kon [eiser] weten van (het ontstaan van) de schade. Ook wist hij vanaf dat moment wie hij kon aanspreken voor die schade. [eiser] heeft na het ongeval een aanrijdingsformulier ingevuld. Daarop is ingevuld dat de bestuurder van de trekker-opleggercombinatie is verzekerd bij Allianz Polska.

4.24.

Het standpunt van [eiser] dat in dit geval een verjaringstermijn van 20 jaar geldt, kan reeds niet slagen omdat – zoals tussen partijen ook niet in discussie is – geen sprake is van een misdaad of misdrijf (‘crime’ of ‘misdemeanor’).

4.25.

De toepasselijke verjaringstermijn van drie jaar is aangevangen op 18 juni 2008, dan wel op 24 juni 2008. Dat betekent dat de verjaringstermijn in ieder geval is verstreken op 24 juni 2011, tenzij deze termijn naar Pools recht rechtsgeldig is gestuit door [eiser] .

4.26.

Van een (rechtsgeldige) sluiting naar Pools recht is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Stuiting van rechtsvorderingen is geregeld in artikel 123 PBW (vertaald in het Engels:“ The limitation period is interrupted: (1) by any action before a court or other body appointed to hear cases or enforce claims of a given type, or before an arbitration court, undertaken directly for the purpose of pursuing or establishing or satisfying or securing the claim, or (2) by recognition of the claim by the person against whom the claim is entitled.”4), Daaruit volgt dat de verjaring van een rechtsvordering wordt gestuit door iedere handeling voor een gerecht of voor een scheidsgerecht die rechtstreeks strekt tot het geldend maken, het vaststellen of het verzekeren van een vordering, dan wel door erkenning van de vordering door de persoon tegen wie de vordering is gericht.

4.27.

Voor zover [eiser] zich beroept op de brief van 19 januari 2009 (productie 3 van [eiser] , zie hiervoor onder de feiten onder 3.5.), kan dat reeds geen (rechtsgeldige) stuiting opleveren omdat (de inhoud van) deze brief slechts kan worden beschouwd als een aansprakelijkstelling voor [naam 4], die ook bij het ongeval betrokken was en voor wie mr. Camps ook als raadsman is opgetreden. In die brief wordt door mr. Camps ten aanzien van [eiser] enkel zijn betrokkenheid bij het ongeval op 18 juni 2008 genoemd. De brief houdt geen aansprakelijkstelling in van Allianz namens [eiser] voor de schade die hij heeft geleden ten gevolge van het ongeval op 18 juni 2008.

4.28.

Ook uit de correspondentie die [eiser] als productie 16 heeft overgelegd (waaronder wederom de brief van 19 januari 2009) en waarnaar hij verwijst, kan niet worden afgeleid dat sprake is van een (rechtsgeldige) stuiting naar Pools recht. De inhoud van die overgelegde correspondentie heeft eveneens enkel betrekking op de schadebehandeling van [naam 4]. Uit de brief van 30 januari 2009, die bij productie 16 is overgelegd (“(…) Wij vernamen telefonisch van de heer [naam 4] dat hij en zijn broer bij dit ongeval gewond zijn geraakt. Neemt u ook de belangen waar in zake de letselschade of dienen wij hiertoe rechtstreeks contact met beide betrokkenen op te nemen? (…)”), kan hooguit worden afgeleid dat voor Allianz onduidelijk was of mr. Camps naast de belangenbehartiging voor [naam 4], ook als raadsman voor [eiser] optrad, maar daaruit kan niet worden afgeleid dat mr. Camps Allianz aansprakelijk had gesteld namens [eiser] of anderszins op dat moment reeds namens hem optrad en evenmin kan daaruit een erkenning van een claim van [eiser] zijdens Allianz worden afgeleid.

4.29.

De stelling van [eiser] dat er vanaf 2009 is onderhandeld over de schade en dat er voorschotten werden betaald, brengt op zichzelf verder niet mee dat daardoor de verjaring is gestuit. Onderhandelingen als zodanig betreffen immers nog geen aansprakelijkheidsstelling, of erkenning van een claim, en bovendien kan uit de door mr. Camps overgelegde stukken ook niet worden afgeleid dat er reeds voor het aflopen van de verjaringstermijn op 24 juni 2011 door mr. Camps voor [eiser] werd onderhandeld. De dossierstukken hebben veelal betrekking op latere data en uit de brief van 30 januari 2009 van Allianz kan, zoals hiervoor reeds is overwogen, niet worden afgeleid dat mr. Camps reeds destijds namens [eiser] optrad.

4.30.

Indien en voor zover [eiser] zich – voor zover mogelijk onder toepasselijkheid van het Poolse recht – op het standpunt stelt dat Allianz naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen beroep op verjaring toekomt, dan verwerpt de rechtbank dat standpunt. Het is de taak van [eiser] , dan wel zijn raadsman mr. Camps, om zich tijdig te wenden tot de aansprakelijke partij. Dat geldt temeer nu Allianz in deze naar het oordeel van de rechtbank een heel redelijke opstelling heeft aangenomen door ook nog eens expliciet in haar brief van 30 januari 2009 (zie hiervoor onder 4.28.) aan de orde te stellen of mr. Camps ook de belangen waarneemt van ‘zijn broer’ ( [eiser] , rechtbank) die bij het ongeval gewond is geraakt. Dat mr. Camps desondanks niet direct actie heeft ondernomen namens [eiser] richting Allianz (dit valt in ieder geval niet uit de stukken af te leiden), valt hooguit mr. Camps aan te rekenen en dient in deze procedure daarmee voor rekening en risico van diens cliënt ( [eiser] ) te blijven.

4.31.

Allianz heeft verder onbetwist gesteld dat [eiser] op 2 januari 2012 telefonisch contact heeft opgenomen met Allianz waarbij hij aan Allianz heeft laten weten een claim te zullen indienen. Toen was er al meer dan drie jaar verstreken na 24 juni 2008.

4.32.

In dit verband overweegt de rechtbank ook nog dat uit de door mr. Camps opgemaakte specificatie van zijn declaratie van 1 maart 2012 volgt dat mr. Camps het dossier van zijn cliënt [eiser] pas heeft aangemaakt op 29 februari 2012 (zie productie 13 van de zijde van Allianz).

4.33.

De conclusie is dat de vorderingen zijn verjaard naar Pools recht.

[eiser] kan geen rechtsvorderingen meer instellen. De rechtbank komt dan ook niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het geschil tussen partijen. ECLI:NL:RBOVE:2023:4836

1Zie o.a. HvJ EG 13 juli 2000, ECLI:EU:C:2000:399 (Group Josi) en HvJ EG 13 december 2007, C-463/06, ECLI:EU:C:2007:792 (Odenbreit/FBTO).

2Haags Verdrag inzake de wet welke van toepassing is op verkeersongevallen op de weg van 4 mei 1971.

3Vertaling afkomstig uit het advies van Siwek, productie 12 bij CvA. Deze vertaling is overigens vergelijkbaar met vertalingen van artikel 442 lid 1 PBW die in de rechtspraak van het EHRM zijn terug te vinden (vgl EHRM 12 januari 2010, zaaknr 22807/07 (Bista vs Poland), r.o. 22 en EHRM 14 juni 2005, zaaknr 61444/00 (Krasuski vs Poland), r.o. 45. De vertaling vindt bovendien steun in de door de rechtbank geraadpleegde literatuur, zie E. Bagińska, ‘Poland : Developments in Personal Injury Law in Poland: Shaping the Compensatory Function of Tort Law’, 8 J. Civ. L. Stud. (2015) te raadplegen via: https://digitalcommons.law.lsu.edu/jcls/vol8/iss1/17, p. 345 t/m 348.

4Vertaling afkomstig uit het advies van Siwek, productie 12 bij CvA