Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Rotterdam 280916 KG: vordering op casco- en WAM-verzekeraar; stelplicht en bewijslast ter zake van authenticiteit ongeval; vordering afgewezen

Rb Rotterdam 280916 KG: vordering op casco- en WAM-verzekeraar; stelplicht en bewijslast ter zake van authenticiteit ongeval; vordering afgewezen

2 De feiten

2.1.
[eiser] heeft, bij Allianz en Aegon, melding gemaakt van betrokkenheid bij een verkeersongeval op 16 december 2015 tussen een door hem bestuurde auto (een Mercedes CLS met kenteken [kenteken] ) en een door [persoon1] bestuurde bestelbus. De botsing zou volgens bedoelde melding hebben plaatsgevonden op de Flevoweg ter hoogte van Harderwijk. [eiser] is die avond naar het ziekenhuis gebracht, alwaar hij is “gekraagd.” Naast [eiser] bevond zich ook een persoon genaamd [persoon2] in de Mercedes, als passagier.

2.2.
Volgens een ten name van [eiser] gestelde factuur de dato 18 juni 2015 was de aanschafprijs van voornoemde Mercedes € 44.500,- inclusief BTW. De factuur is verstrekt door het bedrijf Flevogroep B.V. te Lelystad. Op die factuur staat verder vermeld “CLS 350 CDI AMG Pakket” en “kenteken: [kenteken] .”

2.3.
[eiser] had de auto casco verzekerd bij London Verzekeringen, zijnde een handelsnaam van Allianz.

2.4.
[persoon1] had de door hem bestuurde bestelbus gehuurd bij Bo-rent-a-car B.V. Voor deze auto was een WAM-verzekering afgesloten bij Aegon.

2.5.
[eiser] heeft zijn schade op 21 december 2015 via een tussenpersoon gemeld bij Allianz.

2.6.
Allianz heeft in een aanvullend rapport de dato 26 januari 2016 de waarde van de auto van [eiser] begroot op € 22.500,-, waarbij de dagwaarde (€ 38.000,-) is verminderd met een restwaarde (€ 15.500,-) wegens “behoud.”

2.7.
Aegon heeft het onderzoeksbureau Dekra Automotive B.V. (Dekra) ingeschakeld om een onderzoek te verrichten naar de toedracht van het ongeval. Dekra heeft in dat kader informatie ingewonnen bij de brandweer van Garderen. Dit is de brandweerdienst die zich naar aanleiding van een melding had begeven naar de plaats van het ongeval. Dekra schrijft in een brief van 23 februari 2016 aan een tussenpersoon van Allianz onder meer dat zij telefonisch contact heeft opgenomen met de ploegcommandant van de post Garderen, genaamd [persoon3] . In de brief staat voorts, onder meer:

“De heer [persoon3] heeft zijn manschappen opdracht gegeven de accuspanning van het voertuig te verwijderen. Wij stuurden per e-mail enkele foto’s van de aangetroffen bekabeling, waarna de heer [persoon3] zijn manschappen heeft gevraagd of dit door hen was uitgevoerd. Wij ontvingen onderstaande reactie van de heer [persoon3] :
“Geachte heer [persoon4]
Ik heb de betreffende manschap gesproken. Hij bevestigd de beide accukabels te hebben doorgeknipt, maar weet niets van een derde kabel.”

2.8.
[eiser] heeft Aegon op 7 april 2016 aansprakelijk gesteld voor de schade als gevolg van het ongeval. Aegon heeft de aansprakelijkheid op 6 juni 2016 erkend. Aan [eiser] is een voorschot op schadevergoeding betaald van € 5.000,-.

2.9.
Allianz heeft de vordering van [eiser] op grond van de polisvoorwaarden afgewezen en zij heeft de gegevens van [eiser] opgenomen in haar Intern Verwijzing Register (IVR). In een e-mailbericht van 10 juni 2016 aan de advocaat van [eiser] heeft Allianz zich onder meer op het standpunt gesteld dat [eiser] heeft gefraudeerd.

3 Het geschil

3.1.
[eiser] vordert uitvoerbaar bij voorraad:

1. Allianz en Aegon te veroordelen, des dat één betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] de cascoschade ad € 22.500,00 te vergoeden, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 december 2015, althans 21 december 2015, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen datum;
2. Allianz te gebieden om de gegevens van [eiser] en de gegevens van zijn claim binnen drie dagen na het te dezen te wijzen vonnis te verwijderen en verwijderd te houden uit het IVR, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen dwangsom;
3. Aegon te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten groot € 10.157,91, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te betalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 april 2016, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen datum;
4. Allianz en Aegon te veroordelen, des dat één betalende de ander zal zijn bevrijd, in de kosten van de procedure te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis tot aan de dag van algehele voldoening.

[eiser] stelt daartoe het volgende.

3.2.
Het ongeval is ontstaan omdat [eiser] plotseling hard moest remmen vanwege een overstekend dier. Toen is het bestelbusje van [persoon1] achterop de Mercedes van [eiser] gebotst. Aegon en Allianz zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de schade aan de auto van [eiser] . Allianz is dit als de casco-verzekeraar van [eiser] en Aegon als de WAM-verzekeraar van [persoon1] , die de aansprakelijkheid heeft erkend. Deze schade is € 22.500,-. [eiser] betwist dat hij heeft gefraudeerd met de opzet de verzekeraar te misleiden (ex artikel 7:941 BW). Kennelijk acht Allianz sprake van fraude omdat [eiser] zijn schade zowel bij zijn eigen verzekeraar Aegon als bij Allianz gemeld heeft. [eiser] heeft zich eerst tot Allianz gewend. Omdat Allianz geen betaling deed aan [eiser] heeft [eiser] zich gewend tot Aegon. [eiser] heeft de auto geïmporteerd en hij wist niet dat de auto toen al schade had gehad. In ieder geval was de schade al hersteld toen [eiser] de auto verkreeg. Volgens Allianz is het opmerkelijk is dat [eiser] en [persoon1] vlak bij elkaar wonen en dat het ongeval plaatsvond op de N302 in een bosrijk gebied tussen 22.50 en 23.00 uur zonder getuigen. [eiser] kent [persoon1] echter niet. De stelplicht en bewijslast om geen dekking te bieden onder de polis rusten op de verzekeraar.
[eiser] is wél bereid om het wrak af te geven maar pas nadat hem de verzekeringspenningen zijn uitgekeerd.
Er is niet voldaan aan de voorwaarden uit de Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens Financiële Instellingen die opneming van de gegevens van [eiser] in het IVR rechtvaardigen. Opneming van deze gegevens verhindert dat [eiser] een verzekering kan afsluiten bij een aan Allianz gerelateerde verzekeraar.
[eiser] heeft een spoedeisend belang. [eiser] is arbeidsongeschikt vanwege het ongeval. [eiser] is zelfstandig ondernemer en hij heeft geen arbeidsongeschiktheidsverzekering, zodat hij thans geen inkomsten geniet. [eiser] is financieel niet in staat om zijn advocaat zelf te betalen. [eiser] betaalt thans € 20,- per dag aan stallingskosten voor de auto.

3.3.
Allianz en Aegon voeren verweer.

3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4. De beoordeling

4.1.
Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De rechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.

4.2.
Het spoedeisend belang volgt in voldoende mate uit de stelling van [eiser] dat hij het geld nodig heeft omdat hij anders zijn onderhavige advocaat niet kan betalen.

4.3.
De vordering zal worden afgewezen. Het is weinig aannemelijk geworden dat [eiser] een vordering heeft. De voorzieningenrechter onderschrijft het verweer van Allianz en Aegon dat de gebeurtenissen buitengewoon veel opmerkelijkheden en ongerijmdheden bevat, en wel in een mate dat gerede twijfel mogelijk is of de stellingen van [eiser] in overeenstemming zijn met de waarheid. Bijvoorbeeld (niet uitputtend):

- [eiser] heeft verklaard dat hij ongeveer 80 kilometer per uur reed en dat hij zich opeens genoodzaakt zag om hard te remmen omdat voor hem een dier overstak, waarna de auto achter hem (van [persoon1] ) op hem botste. Er zijn echter geen remsporen aangetroffen.

- [eiser] woont in Lelystad. De botsing vond niet plaats in Lelystad maar ter hoogte van Harderwijk. De bestuurder van het bestelbusje, [persoon1] blijkt om de hoek bij [eiser] te wonen. [persoon1] heeft verklaard dat hij met het door hem gehuurde bestelbusje op weg was naar Tilburg om zijn zoon te helpen verhuizen. De aanrijding vond echter plaats om 22.30 uur ’s avonds. Het ligt niet direct voor de hand om zo laat nog te gaan helpen verhuizen. Het is wel toevallig dat men een aanrijding heeft buiten de eigen woonplaats met iemand bij wie men om de hoek woont.

- Allianz en Aegon hebben ter zitting onweersproken aangevoerd dat de kortste route vanuit Lelystad naar Tilburg 135 km is, terwijl [persoon1] heeft verklaard dat hij over Nijmegen naar Tilburg wilde rijden, waarmee de route van [persoon1] uitkomt op 191 kilometer. Een valide reden waarom is gekozen voor een substantiële omweg is niet gesteld.

- Na het ongeluk bleken, naast de twee accukabels, ook de kabelboom van het motormanagementsysteem te zijn doorgesneden. Hierdoor kon het motormanagement-systeem niet meer worden uitgelezen, zodat uit dit systeem geen nadere informatie omtrent de toedracht van het gestelde ongeval en de snelheid van het voertuig op dat moment verkregen kon worden. Het onderzoek van Dekra wijst er op dat de kabelboom niet door de brandweer is doorgesneden. De voorzieningenrechter gaat er daarom voorshands vanuit dat iemand anders dan de brandweer de kabelboom heeft doorgesneden, hetgeen bevreemding wekt. [eiser] is bovendien van oorsprong autotechnicus. De voorzieningenrechter gaat er van uit dat [eiser] weet welke gevolgen het doorsnijden van een kabelboom heeft voor de mogelijkheid om het motormanagementsysteem uit te lezen.

- De foto’s die [eiser] liet versturen om aan te tonen dat hij de Mercedes zonder schade heeft gekocht, lijken volgens Allianz en Aegon sterk op foto’s van een gehele andere (onbekende) Mercedes. Er zitten verschillende soorten velgen op de auto’s die op die foto’s te zien zijn, wat de vraag doet rijzen van welke, al dan niet beschadigde en/of gekeurde Mercedes [eiser] eigenaar is. [eiser] heeft in het geheel niet gereageerd op dit verweer van Allianz en Aegon.

4.4.
Het is weliswaar niet onmogelijk dat [eiser] , zoals hij stelt, 80 uur per week werkzaam was in een sportschool, en navenante inkomensschade lijdt, maar een deugdelijke onderbouwing van deze stelling ontbreekt. Hetzelfde geldt voor de stelling van [eiser] dat hij thans € 20,- per dag aan stallingskosten voor de Mercedes betaalt. Dat is circa € 600,- per maand, hetgeen onevenredig hoog voor komt, zeker voor een auto die kennelijk total loss is. Eén en ander draagt, mede bezien in het licht van hetgeen overigens overwogen wordt over de geloofwaardigheid van het relaas van [eiser] , niet bij aan de geloofwaardigheid van de stellingen van [eiser] .

4.5.
Op zich is het standpunt van [eiser] juist dat stelplicht en bewijslast dat een uitsluitingsclausule van toepassing is, op grond waarvan geen dekking onder de polis hoeft te worden geboden, op de verzekeraar rusten. Daar staat echter tegenover dat de stelplicht en bewijslast dat sprake is van een authentiek ongeval, en dus niet van een opzettelijk ongeval, op [eiser] rusten (vgl. Gerechtshof Amsterdam 27 december 2011, ECLI:NL:GHAMS:2011:BX7902). In de hiervoor beschreven omstandigheden kan voorshands niet worden aangenomen dat [eiser] zal kunnen bewijzen dat sprake is van een authentiek ongeval van een aan hem toebehoren de Mercedes.

4.6.
In het midden kan blijven of de meerdere overige verweren van Allianz en Aegon, verder bij kunnen dragen aan het oordeel dat de vordering van [eiser] onvoldoende aannemelijk is.

4.7.
Aan het oordeel doet niet af dat Aegon de aansprakelijkheid in eerste instantie erkend had. Er valt geenszins uit te sluiten dat dan Aegon een beroep op dwaling toekomt, zodat Aegon niet gebonden is aan deze erkenning.

4.8.
Nu de geldvordering niet toewijsbaar is komen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten evenmin voor toewijzing in aanmerking komen.

4.9.
Uit de stelling van [eiser] dat hij geen geld en/ of inkomen heeft om zijn advocaat te betalen, volgt dat sprake is van een restitutierisico.

4.10.
Ingevolge artikel 8 onder f van de Wet bescherming persoonsgegevens mogen persoonsgegevens worden verwerkt indien de gegevensverwerking noodzakelijk is voor de behartiging van het gerechtvaardigde belang van de verantwoordelijke of van een derde aan wie de gegevens worden verstrekt, tenzij het belang of de fundamentele rechten en vrijheden van de betrokkene, in het bijzonder het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer, prevaleert. Naar voorlopig oordeel ligt in de vorige overwegingen besloten dat de verwerking van de gegevens over [eiser] noodzakelijk is voor de behartiging van het gerechtvaardigde belang van Allianz en wegen het belang en de fundamentele rechten en vrijheden van [eiser] daar niet tegen op. ECLI:NL:RBROT:2016:7421