Overslaan en naar de inhoud gaan

RBROT 241219 o.b.v. 150 Rv rust de bewijslast op eiseres; dat gedaagde achterop auto van eiseres is gereden rechtvaardigt geen uitzondering

RBROT 241219 o.b.v. 150 Rv rust de bewijslast op eiseres; dat gedaagde achterop auto van eiseres is gereden rechtvaardigt geen uitzondering

situatie ongeval (mogelijk) https://goo.gl/maps/j6v7u5ZqtZZwUSKZ9

2
De feiten

2.1.
Op 2 juni 2015 reed [naam eiseres] in een personenauto Chevrolet op de Rivium Boulevard te Capelle aan den IJssel. Op diezelfde weg, achter haar, reed [naam] in een personenauto van het merk Ford.

2.2.
Ter hoogte van [adres] kan bij een verkeerslicht over twee rijstroken linksaf geslagen worden, richting de Abram van Rijckevorselweg. Ook de Abram van Rijckevorselweg heeft ter hoogte van [adres] twee rijstroken.

2.3.
Terwijl [naam eiseres] linksaf sloeg naar het terrein met (onder meer) parkeerplaatsen van [adres] , is [naam] met de door hem bestuurde auto tegen de achterkant van de door [naam eiseres] bestuurde auto aan gereden.

2.4.
Na de aanrijding hebben partijen ter plaatse een aanrijdingsformulier ingevuld. De politie is hierbij niet betrokken geweest. Het aanrijdingsformulier is door beide partijen ondertekend. Door [naam eiseres] is op het formulier bij “zichtbare schade aan voertuig A” ingevuld “bumper ontzet. Trekhaak gedeukt.

Op het gedeelte van het formulier dat op een later moment thuis kon worden ingevuld heeft [naam] onder meer geschreven:

Tegenpartij rijdt op rechterstrook. Remt plotseling omdat ze linksaf wil. Situatie is vlak na een stoplicht waarna je linksaf gaat (bocht 90°). Het is dus optrekkend verkeer. Omdat tegenpartij op de rechterstrook rijdt is het niet in te schatten dat ze plotseling remt en linksaf een oprit in wil! Richtingaanwijzer niet vantevoren aangedaan.

2.5.
Nationale Nederlanden is de WAM-verzekeraar van [naam] . Bij brief van 3 augustus 2015 heeft zij onder meer het volgende bericht aan de rechtsbijstandverzekeraar van [naam eiseres] :

Onze verzekerde geeft aan dat de aanrijding een gevolg is geweest van een niet te verwachten manoeuvre van uw verzekerde. Zie hiervoor de toelichting van onze verzekerde. Op basis daarvan erkennen wij geen aansprakelijkheid.”

2.6.
Op 20 juni 2017 heeft Nationale Nederlanden een bedrag van € 1.500,- betaald aan [naam eiseres] ten titel van voorschot, zonder erkenning van aansprakelijkheid.

3
Het geschil

3.1.
[naam eiseres] vordert – samengevat - dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- voor recht wordt verklaard dat Nationale Nederlanden op 2 juni 2015 onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld;
- Nationale Nederlanden wordt veroordeeld tot vergoeding van de schade die [naam eiseres] daardoor heeft geleden en nog zal lijden, onder verwijzing naar de schadestaatprocedure;
- Nationale Nederlanden hoofdelijk wordt veroordeeld tot betaling van een voorschot op de schade van € 5.000,-,
- Nationale Nederlanden hoofdelijk wordt veroordeeld in de proceskosten.

3.2.
Nationale Nederlanden voert gemotiveerd verweer.

3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4
De beoordeling

4.1.
In deze zaak staat vast dat [naam] met zijn auto de auto van [naam eiseres] heeft aangereden. Volgens [naam eiseres] heeft [naam] daarmee onrechtmatig jegens haar gehandeld, als bedoeld in artikel 6:162 BW. Meer in het bijzonder stelt [naam eiseres] dat [naam] in strijd met de geldende verkeersregels heeft gehandeld door onvoldoende afstand te houden. Dit onrechtmatig handelen leidt ertoe dat [naam] aansprakelijkheid is voor de geleden en nog te lijden schade. Nationale Nederlanden moet als de verzekeraar van [naam] deze schade vergoeden, aldus [naam eiseres] . Nationale Nederlanden betwist een en ander gemotiveerd.

4.2.
Om te kunnen beoordelen of [naam] onrechtmatig heeft gehandeld, is allereerst het bepaalde in artikel 19 Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (hierna: RVV) van belang. Dit artikel bepaalt dat een bestuurder in staat moet zijn zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kan overzien en waarover deze vrij is. Volgens vaste rechtspraak mag in de situatie dat een auto achterop een andere auto botst, zoals hier het geval, echter niet zonder meer worden aangenomen dat dat de bestuurder van de achterste auto dus een verkeersfout heeft gemaakt (zie Hoge Raad 13 april 2001, NJ 2001, 572 en bijvoorbeeld Gerechtshof Amsterdam 26 april 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:1720).

4.3.
Partijen verschillen over de toedracht van het ongeval. Volgens [naam eiseres] heeft zij, nadat het stoplicht voor linksaf gaand verkeer groen werd, met gepaste snelheid gereden. Toen zij linksaf moest inslaan naar de inrit van [adres] heeft zij haar knipperlicht aangezet en is zij stapvoets gaan rijden, aldus [naam eiseres] . Zij stelt dat [naam] onvoldoende afstand heeft gehouden, zeker nu hij er op bedacht had moeten zijn dat er een inrit naar het bedrijventerrein was. [naam] stelt daar echter tegenover dat partijen over de rechter rijbaan reden en [naam eiseres] plotseling remde om linksaf te slaan, naar het terrein van [adres] . Daarbij heeft zij volgens [naam] geen richting aangegeven en is zij vanaf de rechter rijstrook linksaf geslagen. Volgens [naam] heeft [naam eiseres] daarmee gehandeld in strijd met het bepaalde in de artikelen 17 RVV, 54 RVV en 55 RVV. Volgens [naam] heeft niet hij, maar juist [naam eiseres] verkeersfouten gemaakt.

4.4.
Nu de toedracht van het ongeval niet vast staat, geldt dat [naam eiseres] haar stellingen ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) zal moeten bewijzen. Zij beroept zich immers op het rechtsgevolg. Uit de hiervoor reeds aangehaalde vaste rechtspraak (zie onder 4.2.) vloeit eveneens voort dat de omstandigheid dat [naam] achterop de auto van [naam eiseres] is gereden geen uitzondering rechtvaardigt om van deze hoofdregel af te wijken. Dit betekent dat [naam eiseres] zal moeten bewijzen dat [naam] onvoldoende afstand heeft gehouden tot de door haar bestuurde auto en daardoor tegen die auto is aangereden. Tot de levering van dat bewijs zal zij op de hierna te vermelden manier worden toegelaten.

4.5.
De beoordeling van de vraag of aan [naam eiseres] een voorschot op schadevergoeding toekomt, zal worden aangehouden. Die vraag komt immers pas aan de orde indien wordt vastgesteld dat Nationale Nederlanden aansprakelijk is, vanwege onrechtmatig handelen door [naam] ECLI:NL:RBROT:2019:10589