Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof 's-Hertogenbosch 200813 van € 15.406,53 is € 4.000,00 redelijk; eiser moest in vroeg stadium rekening houden met bescheiden schadevergoeding

Hof 's-Hertogenbosch 200813 van € 15.406,53 is € 4.000,00 redelijk; eiser moest in vroeg stadium rekening houden met bescheiden schadevergoeding

6 De verdere beoordeling
6.1.1.
In het tussenarrest van 4 december 2012 heeft het hof het beroep van [Bewakingsdienst] op niet-ontvankelijkheid van [appellant] verworpen en de zaak naar de rol verwezen voor opgave verhinderdata ten behoeve van de comparitie na aanbrengen.
6.1.2.
De comparitie bij het hof is op 24 januari 2013 gehouden. Het proces-verbaal van de zitting ontbreekt in het dossier van [appellant]. Het proces-verbaal van de comparitie bij de kantonrechter van 20 december 2010 ontbreekt overigens in beide dossiers.
[appellant] en zijn advocaat zijn niet ter comparitie bij het hof verschenen. De raadsheer-commissaris heeft de zaak verwezen naar de rol voor memorie van grieven.

6.2.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
Bij dagvaarding van 28 september 2005 heeft [appellant] [Bewakingsdienst] in rechte betrokken en - kort gezegd – een verklaring voor recht gevorderd.
Bij vonnis van de kantonrechter te ’s-Hertogenbosch van 23 februari 2006 is voor recht verklaard dat [Bewakingsdienst] aansprakelijk is voor de schade die [appellant] (geboren [geboortedatum] 1970) heeft geleden als gevolg van een op 18 juni 2002 opgelopen hondenbeet in zijn bovenbeen. [appellant] is door een bewakingshond van [Bewakingsdienst] gebeten tijdens werktijd toen hij in dienst van [Bewakingsdienst] werkzaam was.

6.3.1.
Vervolgens heeft [appellant] [Bewakingsdienst] bij exploot van 5 februari 2010 de onderhavige schadestaatprocedure aanhangig gemaakt en gevorderd [Bewakingsdienst] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 400.000,-- met wettelijke rente. In dit bedrag is begrepen een bedrag van € 15.406,53 wegens buitengerechtelijke kosten van mr. X, als volgt gespecificeerd:
- declaratie [declaratie 1.], 31-12-2004 € 2.712,65 (periode 22-7-2004 t/m 6-12-2004);
- declaratie [declaratie 2.], 31-12-2006 € 6.933,34 (periode: onleesbaar op eerste bladzijde specificatie, in elk geval 30-9-2005 t/m 30-12-2006);
- declaratie [declaratie 3.], 10-7-2007 € 1.675,35 (periode 4-1-2007 t/m 29-6-2007)
- declaratie [declaratie 4.], 31-12-2007 € 626,97 (periode 6-7-2007 t/m 31-12-2007)
- declaratie [declaratie 5.], 1-2-2010 € 3.458,22 (periode 2-1-2008 t/m 21-1-2010).
Daarnaast vorderde [appellant] nog een bedrag aan buitengerechtelijke kosten van € 4.322,20, welk bedrag in productie 11 bij dagvaarding zou zijn gespecificeerd. Deze productie ontbreekt echter in beide dossiers.
6.3.2.
Bij vonnis in incident van 10 juni 2010 heeft de kantonrechter [Bewakingsdienst] toegestaan om Reaal Schadeverzekeringen N.V. in vrijwaring op te roepen.
6.3.3.
In het tussenvonnis van 21 april 2011 heeft de kantonrechter prof. Dr. P.J. Coenraads (dermatoloog) als deskundige benoemd en hem een aantal vragen voorgelegd. De deskundige heeft op 18 juli 2011 zijn rapport uitgebracht.
6.3.4.
In het eindvonnis van 1 december 2011, waarvan beroep, heeft de kantonrechter geoordeeld dat het causaal verband tussen de hondenbeet en de schade (door huideczeem bij [appellant]) niet is aangetoond.
Wel heeft de kantonrechter een bedrag van € 800,-- wegens smartengeld toegewezen. Van de gevorderde buitengerechtelijke kosten heeft de kantonrechter naar redelijkheid € 300,-- toegewezen. [appellant] is veroordeeld in de proceskosten, waaronder de kosten van de deskundige.
In de vrijwaringszaak is Reaal veroordeeld om aan [Bewakingsdienst] te betalen al hetgeen waartoe [Bewakingsdienst] jegens [appellant] is veroordeeld.

6.4.1.
[appellant] heeft twee grieven tegen het vonnis van 1 december 2011 opgeworpen, die inhouden dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat de buitengerechtelijke kosten onvoldoende zijn onderbouwd en dat de kantonrechter ten onrechte slechts een bedrag van € 300,-- heeft toegewezen en de rest van het voor buitengerechtelijke kosten gevorderde bedrag heeft afgewezen. Hij vermindert zijn vordering ter zake buitengerechtelijke kosten met € 4.322,20 zodat resteert € 15.406,53.
Ter toelichting stelt [appellant] dat door de weigering van [Bewakingsdienst] en Reaal om aansprakelijkheid te erkennen de kosten onnodig hoog zijn opgelopen. De medici spraken elkaar tegen. [appellant] verwijst naar de in eerste aanleg overgelegde specificaties. Als uurtarief is grotendeels € 220,-- gerekend, wat voor een ervaren letselschadespecialist in een ingewikkelde en bewerkelijke zaak marktconform is. Er is 48 uur gedeclareerd, wat niet excessief is. De declaraties bevatten ook medische verschotten, aldus [appellant].
6.4.2.
[Bewakingsdienst] heeft bij memorie van antwoord gesteld dat [appellant] geen belang heeft bij het hoger beroep en niet-ontvankelijk dient te worden verklaard aangezien het er alle schijn van heeft dat de belangenbehartiger (mr. X) alleen nog zijn eigen belangen probeert veilig te stellen. [appellant] heeft kennelijk nog niets aan mr. X betaald. De declaraties zijn nog slechts concept-declaraties. De kosten zijn buitensporig hoog, zowel wat de werkzaamheden als wat het uurtarief betreft. [Bewakingsdienst] heeft aanvankelijk op goede gronden de aansprakelijkheid betwist. Het is niet mogelijk te bepalen of de kosten van medisch adviesbureau [Adviesbureau] redelijk zijn geweest, aldus [Bewakingsdienst].

6.5.1.
Het hof overweegt het volgende.
Het beroep van [Bewakingsdienst] op niet-ontvankelijkheid van [appellant] in zijn hoger beroep wordt verworpen. [Bewakingsdienst] veronderstelt dat [appellant] niets heeft betaald en nooit iets zal hoeven te betalen aan mr. X en aldus geen belang heeft, maar dat staat in het geheel niet vast. Het is ook niet uitzonderlijk dat een belangenbehartiger zijn declaraties niet direct aan het slachtoffer ter betaling aanbiedt, maar deze opschort totdat de aansprakelijk gestelde persoon of verzekeringsmaatschappij deze als onderdeel van de schade vergoedt. Het hof verwijst in dat verband naar de door [appellant] aan X verstrekte machtiging (prod. 11 bij conclusie van 25 augustus 2011), waarbij [appellant] X onder meer heeft gemachtigd om buitengerechtelijke kosten rechtstreeks aan de aansprakelijke partij of de verzekeraar te declareren.
6.5.2.
Het hof stelt bij de beoordeling van de declaraties van mr. X het volgende voorop.
In deze zaak is door [appellant] aanvankelijk een buitensporig hoog bedrag aan schadevergoeding gevorderd (€ 400.000,-- waarvan € 15.406,53 buitengerechtelijke kosten) maar uiteindelijk is slechts € 1.100,-- waarvan € 300,-- buitengerechtelijke kosten toegewezen. Het door [appellant] gestelde causaal verband tussen de hondenbeet en zijn (schade door een) ernstige huidaandoening is na één eenvoudig deskundigenbericht van 3 ½ bladzijde van de hand gewezen. Dit deskundigenbericht houdt in dat [appellant] in de jaren vóór de hondenbeet al episodes met huideczeem heeft doorgemaakt, dat hij een pre-existente aanleg daarvoor heeft, dat het litteken van de hondenbeet een volkomen rustig beeld oplevert, en dat een hondenbeet als oorzaak van een huidaandoening als van [appellant] in het vakgebied van de deskundige onbekend is en voor onmogelijk wordt gehouden.
Met andere woorden, het kan voor [appellant] niet als een grote verrassing zijn gekomen dat voor de hondenbeet slechts een zeer gering bedrag aan schadevergoeding is toegewezen. [appellant] is van de afwijzing van het causale verband met de omvangrijke door hem gevorderde schadeposten dan ook niet in hoger beroep gegaan.
De ook tevoren al in te schatten betwistbaarheid van de zeer hoge vordering noopte de belangenbehartiger van [appellant] ook om behoedzaam om te gaan met het maken van te hoge kosten en de hoogte van die te maken kosten daarop af te stemmen.
6.5.3.
Wat de inhoud en de specificatie van de declaraties betreft overweegt het hof het volgende.
Mr. X is kennelijk op 22 juli 2004 bij de zaak betrokken geraakt (specificatie nota [declaratie 1.] van 31-12-2004). Deze eerste nota, [declaratie 1.] van 31-12-2004, voldoet naar het oordeel van het hof op zichzelf aan het dubbele redelijkheidscriterium. Het hof merkt wel op dat hierin zeven maal een post “algemene studie dossier” begrepen is en één maal een bezoek aan cliënt van 2,5 uur.
De tweede nota, [declaratie 2.] van 31-12-2006, ziet voor een groot deel op de periode dat de eerste rechtbankprocedure liep (28-9-2005 – 23-2-2006). Van de eerste bladzijde van de specificatie is dat niet met zekerheid te zeggen, nu de data daaruit zijn weggekopieerd, hetgeen voor risico van [appellant] komt. Op die bladzijde komt echter al een post “ontwerpen processtuk” voor, welke werkzaamheid niet buitengerechtelijk is. Het hof zal de posten tot 7 maart 2006 dan ook buiten beschouwing laten. Van de overige posten laat het hof de post “algemene studie dossier” (6x) buiten beschouwing aangezien het niet redelijk is daarvoor steeds kosten te blijven berekenen, en brengt het hof de post “(voorbereiden) conferentie met cliënt elders” van 2,5 uur terug tot 1 uur, nu niet is toegelicht waarvoor een dergelijk uitgebreid overleg noodzakelijk was.
Van de derde nota, [declaratie 3.] van 10-7-2007, laat het hof opnieuw de post “algemene studie dossier” (2x) buiten beschouwing en wordt opnieuw de post “conferentie cliënt” bij gebreke van een toelichting teruggebracht tot een uur.
De vierde nota, [declaratie 4.] van 31-12-2007, bevat wederom 4x een post “algemene studie dossier”, die het hof buiten beschouwing zal laten.
Uit de vijfde nota, [declaratie 5.] van 1 februari 2010, blijkt dat mr. X vanaf juli 2009 bezig is geweest de dagvaarding in deze schadestaatprocedure (d.d. 5 februari 2010) voor te bereiden. Vanaf dat moment komen zijn werkzaamheden niet meer voor vergoeding als buitengerechtelijke werkzaamheden in aanmerking. In de daaraan voorafgaande periode laat het hof 4x een post “studie dossier” buiten beschouwing.
6.5.4.
Na aftrek van hetgeen in elk geval buiten beschouwing moet blijven, resteert van de nota’s:
- [declaratie 1.]: € 2.712,65
- [declaratie 2.]: € 2.887,40
- [declaratie 3.]: € 1.342,34
- [declaratie 4.]: € 515,96
- [declaratie 5.]: € 1.733,26
In totaal: € 9.191,61.
6.5.5.
Daarbij overweegt het hof, dat niet toegelicht is waarom maar liefst 9x medisch advies is uitgebracht door het Adviesbureau [Adviesbureau] (voor in totaal ruim € 1.365,--) en waarom het noodzakelijk was dat mr. X maar liefst 27x contact met dit Adviesbureau heeft gehad. Anders dan [appellant] stelt, is uit de processtukken niet af te leiden dat het hier een zeer ingewikkelde of bewerkelijke zaak betreft. [appellant] heeft niet toegelicht waarom dat beeld onjuist zou zijn.
6.5.6.
Ook als deze advieskosten niet geheel worden meegerekend resteert een bedrag dat in verhouding tot de bescheiden schadevergoeding waarmee [appellant] al in een vroeg stadium serieus rekening had moeten houden, onredelijk hoog is.
Alles afwegende acht het hof in het licht van de in r.o. 6.5.2. vermelde omstandigheden een vergoeding ter zake van buitengerechtelijke kosten van € 4.000,-- redelijk.
Het vonnis van de rechtbank zal in zoverre worden vernietigd en dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 februari 2010, zal worden toegewezen.
6.5.7.
De grieven van [appellant] slagen mitsdien ten dele.
6.5.8.
[Bewakingsdienst] zal als de in hoger beroep in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep, met dien verstande dat [appellant] zal worden veroordeeld in de kosten aan de zijde van [Bewakingsdienst] met betrekking tot de comparitie van partijen d.d. 24 januari 2013. [appellant] en zijn advocaat zijn daar immers niet verschenen, terwijl was medegedeeld dat de zitting doorgang zou vinden, zodat [Bewakingsdienst] in feite voor niets is gekomen. De kosten van het herstelexploot van 8 maart 2012 en van de akte van 11 september 2012 blijven als door [appellant] zelf veroorzaakt, voor zijn eigen rekening.
6.5.9.
Voor zover [appellant] heeft bedoeld ook een grief op te werpen tegen zijn veroordeling in de proceskosten in eerste aanleg, verwerpt het hof die grief op de door de rechtbank voor die kostenveroordeling in r.o. 2.10 van het vonnis van 1 december 2011 gegeven gronden, waarmee het hof zich verenigt. ECLI:NL:GHSHE:2013:3970