Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Rotterdam 080711 rb-kosten, hoger dan schade slachtoffer, voldoen niet aan dubbele redelijkheidstoets; verwijzing naar Smit/De Moor

Rb Rotterdam 080711 rb-kosten, hoger dan schade slachtoffer, voldoen niet aan dubbele redelijkheidstoets; verwijzing naar Smit/De Moor
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen het volgende vast.

2.1 Op 3 I juli 2004 is [Eiseres] het slachtoffer geworden van een verkeersongeval waarbij hij letsel heeft opgelopen. Een verzekerde van Allianz is schuldig aan het ongeval.

2.2 Op 19 april 2005 heeft de gemachtigde van [Eiseres] Allianz aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden en nog te lijden schade ten gevolge van het ongeval. Bij faxbrief van 29 juni 2005 heeft Allianz de aansprakelijkheid erkend. In laatstgenoemd faxbericht meldt Allianz tevens: Om discussie over uw tussentijdse declaraties te voorkomen, zijn wij bereid deze hij wijze van voorschot integraal te voldoen. Slechts hij een in onze ogen evidente overschrijding van de redelijkheid zullen wij uw kosten wel tussentijds beoordelen. In het merendeel van de gevallen zullen wij uw kosten echter pan aan de redelijkheid toetsen bij de uiteindelijke bepaling van de totale schadeomvang. Daarbij zal onder meer gekeken worden naar de hoogte van het gevorderde uurhonorarium en de bestede tijd voor verrichte werkzaamheden.

2.3 Bij brief van 12 maart 2008 heeft Allianz kenbaar gemaakt dat zij de letselschade van [Eiseres] begroot op € 4.500,00. Partijen hebben nadien gecorrespondeerd over de hoogte van de letselschade van [Eiseres] en deze is uiteindelijk vastgesteld op 4.747,05. Laatstgenoemd bedrag is uitgekeerd.

2.4 Allianz heeft aan [Eiseres] in totaal een bedrag ad € 4.312,28 aan buitengerechtelijke kosten vergoed.

3. De vordering

3.1 [Eiseres] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Allianz te veroordelen aan hem te betalen 1.351,48 aan hoofdsom, € 300,00 aan buitengerechtelijke kosten en € 234,67 aan verschenen rente.

3.2 Aan zijn vordering legt [Eiseres] - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - ten grondslag dat hij door toedoen van het handelen/nalaten van Allianz genoodzaakt was advocaatkosten te maken van in totaal 5.663,76. Allianz dient deze op grond van artikel 6:96 lid 2 sub c BW aan [Eiseres] te vergoeden. Na voldoening van de deelbetaling € 4.312,28 resteert een door Allianz te voldoen bedrag ad € 1.351,48.

3.3 [Eiseres] heeft de verrichte buitengerechtelijke werkzaamheden in de inleidende dagvaarding gespecificeerd. Deze bestaan onder andere uit correspondentie met Allianz en het opvragen en doorsturen van medische informatie. De door [Eiseres] gevorderde kosten doorstaan de dubbele redelijkheidstoets nu het voor [Eiseres] noodzakelijk was om professionele rechtshulp in te schakelen ter vergoeding van de door hem geleden (letsel)schade. Daarnaast is de hoogte van de gevorderde kosten redelijk. De omstandigheid dat achteraf is komen vast te staan dat de aan het ongeval toerekenbare schade relatief beperkt is, betekent niet dat de eerder in redelijkheid gemaakte buitengerechtelijke kosten alsnog niet als redelijk moeten worden aangemerkt, list (het?) is aan Allianz toe te rekenen dat de buitengerechtelijke kosten hoger zijn uitgevallen dan normaal, nu door het niet tijdig beantwoorden van de brieven van de gemachtigde van [Eiseres] het noodzakelijk was Allianz vaker te rappelleren, met alle kosten van dien. In casu is er dan ook sprake van bijzondere omstandigheden die het rechtvaardigen dat de hoogte van de buitengerechtelijke de hoogte van de vordering overtreft. De raadsman van [Eiseres] hanteert een marktconform uurtarief. Het gehanteerde uurtarief en de op grond daarvan gevorderde kosten voldoen ook aan de Recofa-richtlijn. De PIV-Overeenkomst is niet van toepassing nu de gemachtigde van [Eiseres] daar niet bij is aangesloten.

3.4 Naast de hoofdsom is Allianz inmiddels ook rente en buitengerechtelijke kosten in verband met de inning van de advocaatkosten verschuldigd geworden.

4. Het verweer

4.1 Allianz heeft de vordering betwist en heeft daartoe - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - aangevoerd dat zij met de betaling van € 4.3 12,28 heeft voldaan aan haar verplichtingen van artikel 6:96 lid 2 BW. De gevorderde kosten voldoen niet aan het tweede criterium van de dubbele redelijkheidstoets, te weten de vraag of de omvang van de kosten naar haar aard en omvang redelijk zijn. Op de gemachtigde van [Eiseres] rustte de plicht om gedurende het gehele schaderegelingstraject te bewaken of het gerechtvaardigd was om verdere kosten buiten rechte te maken afgezet tegen de aard en ernst van het letsel en de hierdoor geleden schade. De zaak van [Eiseres] is geen (zware) zaak met ernstig letsel. Desalniettemin overtreffen de kosten van de gemachtigde van [Eiseres] de totale schade van [Eiseres]. Dit is onredelijk. Allianz heeft de zaak vlot behandeld en zij betwist dat (de gemachtigde van) [Eiseres] meer buitengerechtelijke werkzaamheden heeft moeten verrichten door haar toedoen. Er is derhalve geen sprake van bijzondere omstandigheden die het rechtvaardigen dat de hoogte van de kosten de hoogte van de schade overtreft. Ter beoordeling van de vraag naar de redelijkheid van de (hoogte van de) kosten dient niet uitgegaan te worden van de Recofa-richtlijn, maar kan de PIV-Overeenkomst als richtlijn worden gehanteerd.

4.2 Allianz kan niet gehouden worden de rente en incassokosten aan [Eiseres] te vergoeden.

4.3 Subsidiair verzoekt Allianz, voor zover er enig bedrag wordt toegewezen, het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, althans aan een uitvoerbaar bij voorraad verklaring de voorwaarde te verbinden dat [Eiseres] zekerheid stelt. Dit in verband met het restitutierisico.

5. De beoordeling van de vordering

5.1 Partijen twisten over de vraag of Allianz de door [Eiseres] gevorderde (advocaat)kosten dient te vergoeden. De kantonrechter is van oordeel dat deze vraag ontkennend dient te worden beantwoord en overweegt, daartoe het volgende.

5.2 Vooropgesteld dient te worden dat buitengerechtelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW voor vergoeding in aanmerking komen indien deze de dubbele redelijkheidstoets kunnen doorstaan en het liquidatietarief daarop geen betrekking heeft. Oftewel, kosten kunnen alleen worden toegewezen voor zover het redelijk is dat deze zijn gemaakt en waarvan de hoogte - ook in verhouding tot de hoofdsom - redelijk is. Hoewel de eerste redelijkheidstoets in casu wordt gehaald, het was immers redelijk dat [Eiseres] buitengerechtelijke kosten maakte en dit is ook tussen partijen in confesso, loopt het bij de toets of de hoogte van de gemaakte kosten redelijk is spaak.

5.3 Uit de zaak Smit/De Moor (HR 9 december 1994, NJ 1995/250) volgt dat tussen de hoogte van de buitengerechtelijke kosten en de hoogte van de vordering een aanvaardbare verhouding dient te bestaan. Behoudens bijzondere omstandigheden, zal dat niet het geval zijn indien de buitengerechtelijke kosten de hoogte van de vordering nagenoeg evenaren of overtreffen.

5.4 In onderhavig geval evenaart de hoogte van de voorafgaand aan de gerechtelijke procedure uitgekeerde buitengerechtelijke kosten nagenoeg de hoogte van de schade van [Eiseres]. Aangezien de verschuldigdheid van het reeds uitgekeerde bedrag niet in geschil is, zal deze vraag buiten beschouwing worden gelaten.

5.5 Het uitgekeerde bedrag speelt echter in zoverre wel een rol dat indien de door [Eiseres] in de inleidende dagvaarding gevorderde aanvullende kosten erbij worden opgeteld, de buitengerechtelijke kosten de hoogte van de daadwerkelijke schade aanzienlijk overtreffen. Gelet op voornoemde uitspraak van de Hoge Raad, kan het in de inleidende dagvaarding gevorderde bedrag dus enkel de redelijkheidstoets doorstaan (oftewel, voor vergoeding in aanmerking komen) indien er sprake is van bijzondere omstandigheden.

5.6 [Eiseres] heeft het bestaan van dergelijke omstandigheden gesteld, maar niet is gebleken dat daarvan sprake is. Immers, zelfs indien zou komen vast te staan dat Allianz niet tijdig reageerde op de brieven van de gemachtigde van [Eiseres] waardoor het noodzakelijk was Allianz vaker te rappelleren (hetgeen door Allianz overigens is betwist), vormt de verzending van enkele dan wel meerdere standaard rappelbrieven geen bijzondere omstandigheid die vergoeding van dergelijke hoge buitengerechtelijke kosten rechtvaardigt. Dat de hoogte van het uurtarief van de gemachtigde van [Eiseres] (nog los van de vraag of de Recofa-richtlijn dan wel de PIV-Overeenkomst toegepast zou moeten worden) redelijk is, maakt dit ook niet anders. Daarnaast is onbetwist gebleven dat onderhavige zaak geen (zware) zaak met ernstig letsel betrof, waardoor partijen het er kennelijk over eens zijn dat de zaak inhoudelijk niet als een lastige zaak is te kwalificeren in de zwaarte van de zaak is derhalve ook geen rechtvaardiging voor de vergoeding van de gevorderde hoge kosten gelegen. Uit het dossier blijkt voorts dat aanvankelijk een schadebedrag van ongeveer € 13.000,00 werd geclaimd. Een deel van de buitengerechtelijke werkzaamheden betrof kennelijk die, wat achteraf blijkt, te hoge claim. Immers, partijen hebben de kwestie op minder dan de helft van het oorspronkelijk gevraagde bedrag geregeld. Ook daarom is het niet re ëel alle door de raadsman gevorderde uren te verhalen op de wederpartij. Het vorenstaande leidt er dan ook toe dat de gevorderde vergoeding van de (aanvullende) kosten ad 1,351.48 wordt afgewezen.

5.7 Nu de hoofdsom wordt afgewezen treffen de nevenvorderingen tot vergoeding van de rente en de buitengerechtelijke kosten hetzelfde lot. De overige stellingen van partijen die op de nevenvorderingen betrekking hebben, behoeven daardoor geen nadere beoordeling.

5.8 [Eiseres] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.Piv-site