Overslaan en naar de inhoud gaan

CRvB 241106 vermoeidheidsklachten a.g.v. chemotherapie voldoende objectiveerbaar

CRvB 24/11/06 vermoeidheidsklachten a.g.v. chemotherapie voldoende objectiveerbaar
De Raad overweegt, onder verwijzing naar zijn uitspraak van 6 september 2000, gepubliceerd onder
LJN: AA8466, dat - en zulks vindt ook bevestiging in het rapport van de chirurg en oncoloog De Wilt - binnen kringen van medici, in het bijzonder oncologen en radiotherapeuten, op zich in den brede wordt erkend dat na chemotherapie en/of bestraling zich - extreme - vermoeidheidsklachten kunnen voordoen, ook op de lange termijn.

De Raad heeft in genoemde uitspraak overwogen dat hij uit de voorliggende informatie begrijpt dat deze vermoeidheidsklachten weliswaar niet bij alle patiënten worden aangetroffen, en dat voorts de mate en duur daarvan ook per patiënt kunnen verschillen, maar dat klachten waarmee de betrokken verzekerde te kampen heeft gehad niet uniek zijn en vaker worden aangetroffen.

Tevens heeft de Raad overwogen dat uit de beschikbare medische gegevens valt af te leiden, dat in gevallen waar dit laatste aan de orde is, evenmin omstreden is dat dergelijke vermoeidheidsklachten in een bepaald causaal verband staan met de doorgemaakte ziekte en/of de daarvoor ondergane therapie.

De Raad heeft in het licht van de in het onderhavige geval voorliggende medische gegevens onvoldoende aanknopingspunten om over de moeheidsklachten van [de heer A.B.C.] een ander standpunt in te nemen, en is anders dan appellant van oordeel dat in het licht van vorenbedoelde, op dit punt eensluidende, medische informatie, de enkele omstandigheid dat de precieze aard van de causale relatie (nog) niet bekend is - en in zoverre het bestaan van vermoeidheidsklachten na kankerbehandeling niet aan de hand van meetbare gegevens kan worden aangetoond - een onvoldoende grond oplevert om niet uit te gaan van een genoegzaam aangetoond verband tussen de door [de heer A.B.C.] doorgemaakte ziekte en zijn vermoeidheidsklachten.
LJN AZ4138