Overslaan en naar de inhoud gaan

RBDHA 130520 kosten medisch advies toegewezen; rekenkundig advies deels toegewezen; BGK deels van kleur verschoten

RBDHA 130520 carrièreontwikkeling marketing manager/CEOvan 180.000,00 tot 230.000,00 leaseauto tot pensioen
- kapitalisatie toekomstschade (0-5 j, 6-20 j en >20 j, rente: 0%, 1,3% en 2%, inflatie: 1,5%, 2% en 2%)
-- € 80.000,- smartengeld vanwege hersenletsel en divers orthopedisch letsel
- HHH, beperking tot 5 j met het oog op carrière plannen
- alternatieve geneeswijzen (osteopataath, mesoloog, TCM) begrijpelijk en aanvaardbaar
- vergoeding financieel advies afgewezen nu sprake is van risicoarme wijze van belegging
- "in de gaten houden" en aanbrengen van ordening in dagelijks leven afgewezen, administratiekosten toegewezen
- kosten medisch advies toegewezen; rekenkundig advies deels toegewezen; BGK deels van kleur verschoten

de buitengerechtelijke kosten

4.77.
[gedaagde] stelt dat Allianz (70% van) de volgende (buitengerechtelijke) kosten dient te vergoeden:
a. de kosten van drie medische adviezen van Triage van respectievelijk 3, 11 en 13 september 2018 van in totaal € 2.095,-.;
b. de kosten van de inzet van Laumen Expertise voor berekeningen van het verlies aan verdienvermogen in verschillende scenario’s hangende de procedure (rapportages van 19 september 2018 en 28 november 2019) van in totaal € 9.994,37;
c. nota’s van mr. Nijman vanaf het overnemen van het dossier van de vorige belangenbehartiger tot aan de dagvaarding van € 24.811,90.

4.78.
Allianz verzet zich tegen vergoeding van deze kosten omdat het volgens haar niet gaat om buitengerechtelijke kosten, maar om kosten die vallen onder artikel 241 Rv. Zij heeft zich bereid verklaard om [gedaagde] voor wat betreft de nota’s van mr. Nijman tegemoet te komen tot een bedrag van € 12.500,-. Een hoger bedrag doorstaat volgens haar niet de dubbele redelijkheidstoets van artikel 6:96 lid 2 BW.

4.79.
De kosten voor de inzet van een medisch adviseur (Triage) en van Laumen Expertise kunnen worden aangemerkt als kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 onder c BW. Zij komen als vermogensschade voor vergoeding in aanmerking, mits deze kosten in redelijkheid zijn gemaakt en mits de kosten zelf redelijk zijn. Dat deze kosten zijn gemaakt gedurende de procedure staat daar dan niet aan in de weg. Zij verschieten niet van kleur indien zij niet krachtens 6:96 lid 3 BW onder de regeling van artikel 241 Rv zijn te scharen.

4.80.
Dat [gedaagde] zich gedurende de procedure heeft laten voorzien van medisch advies acht de rechtbank redelijk. De medische advisering ziet in hoofdzaak toe op een onderbouwing van het standpunt van [gedaagde] ten aanzien van de mate van blijvende invaliditeit, de aard van de beperkingen en de toekomstverwachtingen in relatie tot het verlies aan verdienvermogen en het smartengeld. Op beide punten bestaat een geschil tussen partijen. Dat Allianz niet de discussie heeft willen voeren over de medische situatie en de medische causaliteit doet daar niet aan af. Dat de kosten zelf niet redelijk zijn is gesteld noch gebleken. De in de schadestaat opgevoerde nota’s van Triage van in totaal € 2.095,- dient Allianz dan ook (voor 70%) te vergoeden.

4.81.
De rechtbank acht ook de kosten voor de eerste rapportage van Laumen Expertise, overgelegd bij de conclusie van antwoord/eis in reconventie ter onderbouwing van het standpunt ten aanzien van het verlies aan verdienvermogen in redelijkheid gemaakt. Dat over de inzet van Laumen Expertise geen overeenstemming bestond, doet niet af aan het feit dat het gaat om kosten die zijn gemaakt ter vaststelling van de omvang van de schade van [gedaagde] en dus om vermogensschade als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 en onder c BW. Dat de kosten zelf niet redelijk zijn is gesteld noch gebleken. Allianz dient 70% van de kosten voor deze rapportage à € 4.840,- te dragen.

4.82.
De kosten voor de aanvullende rapportage van Laumen Expertise zijn niet in redelijkheid gemaakt. [gedaagde] heeft deze laten opstellen nadat de rechtbank op de zitting van 14 mei 2019 haar voorlopig oordeel had gegeven over de uitgangspunten voor de berekening van het verlies van verdienvermogen. De rapportage is gebaseerd op van die uitgangspunten afwijkende scenario’s. Bovendien waren partijen in de periode van de totstandkoming ervan in minnelijk overleg naar aanleiding van het voorlopig oordeel van de rechtbank. [gedaagde] heeft over het opnieuw benaderen van Laumen Expertise en de daarbij te hanteren uitgangspunten niet het overleg met Allianz gezocht. Onder die omstandigheden komen de kosten van deze aanvullende berekeningen niet voor rekening van Allianz.

4.83.
Ten aanzien van de als buitengerechtelijk opgevoerde kosten van mr. Nijman geldt dat deze voor een deel inderdaad van kleur zijn verschoten, omdat de artikelen 6:96 lid 3 BW en 241 Rv daarop van toepassing zijn. Het gaat immers in hoofdzaak om het voeren van gesprekken met [gedaagde] , het beoordelen van de haalbaarheid van de aanspraken van [gedaagde] en het adviseren daaromtrent, en het verzamelen van gegevens om de omvang van de aanspraken van [gedaagde] te kunnen bepalen. Dat zijn werkzaamheden die ook moeten worden verricht ter voorbereiding van een procedure en die derhalve onder artikel 6:96 lid 3 BW en artikel 241 Rv vallen. De rechtbank stelt echter vast dat mr. Nijman een deel van die werkzaamheden heeft verricht nadat zij het dossier overnam van de vorige rechtsbijstandsverlener, na het mislukken van de mediation in februari 2018. Een door Allianz te starten procedure lag toen niet zonder meer in de lijn der verwachting. Allianz heeft over haar voornemen daartoe niet gecommuniceerd. Mr. Nijman heeft onweersproken gesteld in de verwachting te zijn geweest dat zij met een nadere onderbouwing van het standpunt over het verlies aan verdienvermogen zou komen na het mislukken van de mediation. Hoewel dit niet betekent dat Allianz niet tot dagvaarding mocht overgaan, is de rechtbank van oordeel dat werkzaamheden van mr. Nijman tot op zekere hoogte buiten toepassing van de artikelen 6:96 lid 3 BW en 241 Rv dienen te blijven.

4.84.
De rechtbank gaat uit van 30 uur aan in redelijkheid verrichte buitengerechtelijke werkzaamheden. Het uurtarief van mr. Nijman is € 300,- per uur. Dat is aan de hoge kant, gelet op het in letselschadezaken gebruikelijk gehanteerde uurtarief bij de begroting van buitengerechtelijke kosten door een gespecialiseerde advocaat. De rechtbank vindt het in dit geval niet onredelijk, gelet op de complexiteit van de zaak en de omvang van het dossier.

Voor vergoeding van de ook opgenomen kantoorkosten ziet de rechtbank geen aanleiding. Die moeten worden geacht te zijn begrepen in het gehanteerde uurtarief.

De door Allianz te vergoeden buitengerechtelijke werkzaamheden van mr. Nijman komen daarmee op € 10.890,- inclusief btw (30 x € 300 x 1.21). Het aanbod van Allianz van € 12.500,- volstaat dan ook ter dekking van deze kosten. Allianz dient dat aangeboden bedrag gestand te doen en dus te voldoen.

Slotsom ten aanzien van de (uitgangspunten voor de) schadevaststelling

4.85.
De schade die [gedaagde] heeft geleden en nog zal lijden ten gevolge van het ongeval op 9 mei 2012 dient concluderend te worden vastgesteld op basis van:
- de zogenoemde groene posten, waarover tussen partijen geen verschil van inzicht meer bestaat, overeenkomstig rechtsoverwegingen 4.7 en 4.8;
- het verlies aan verdienvermogen overeenkomstig rechtsoverweging 4.27;
- kapitalisatie van toekomstige schade overeenkomstig rechtsoverweging 4.34 en 4.38;
- smartengeld op € 80.000,-, te vermeerderen met wettelijke rente;
- huishoudelijke hulp op € 20.000,-;
- medische kosten:
slaapmedicatie: de kosten over 2016 t/m 2019 als gevorderd in de schadestaat en vanaf 2020 op basis van een jaarschade van € 498,- per jaar;
alternatieve behandelaars: € 15.000,-;
fysiotherapie: de kosten voor fysiotherapie over 2018 en 2019 te vergoeden op basis van de in de schadestaat opgevoerde bedragen en vanaf 2020 op basis van de opgevoerde jaarschade van € 1.560,-;
reiskosten: overeenkomstig de in de schadestaat opgegeven posten;
eigen risico: 50% van deze kosten voor het jaar 2019 en de 10 jaar daarna;
- de kosten voor het aanhouden van drie bankrekeningen overeenkomstig de schadestaat;
- personal trainer op € 17.500,-;
- verzorgingskosten op € 25.000,-;
- wettelijke rente over verschenen schade: overeenkomstig rechtsoverweging 4.76 en het bepaalde in artikel 6:44 BW;
- (buitengerechtelijke) kosten:
Triage: € 2.095,-;
Laumen Expertise: € 4.840,-;
Mr. Nijman: € 12.500,-.

Allianz is gehouden van deze schade 70% te vergoeden aan [gedaagde] (behoudens de vergoeding van de kosten van mr. Nijman van € 12.500, welk bedrag Allianz conform haar toezegging volledig dient te voldoen).

Buiten beschouwing dient te blijven wat bij de hierboven genoemde posten meer of anders is opgevoerd. Verder moeten buiten beschouwing blijven de posten:
- zelfwerkzaamheid voor zover het de post € 3.295,- aan tuinonderhoud betreft;
- financieel advies;
- de post “te vergeten eigendommen”;
- de post “toekomstige verbouwingskosten”;
- de post “onvoorzien”.

Wat betekent dit voor de vorderingen in conventie en in reconventie?

4.86.
Uit al het voorgaande volgt dat Allianz niet kan worden gevolgd in haar standpunt dat zij vanwege haar bevoorschotting en “slotbetalingen” niets meer aan [gedaagde] verschuldigd is.

4.87.
De vordering van [gedaagde] in reconventie behelst vaststelling van de materiële en immateriële schade, met wettelijke rente te vermeerderen en de veroordeling van Allianz tot betaling daarvan. Vaststelling van een concreet bedrag aan (nog te betalen) materiële schadevergoeding aan de hand van de hiervoor genoemde uitgangspunten en beslissingen en met inachtneming van de niet in geschil zijnde groene posten, vereist de specialistische inzet van een rekenkundig expert op het gebied van letselschadeberekeningen.

De rechtbank stelt partijen – voordat zij tot de benoeming van zo’n deskundige overgaat – in de gelegenheid zich uit te laten over dit voornemen. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat partijen de rechtbank tijdens de voortgezette comparitie eensluidend hebben verzocht om een tussenvonnis te wijzen over (in ieder geval) het verlies aan verdienvermogen van [gedaagde] , omdat zij waarschijnlijk achten dat op zijn minst één van hen het oordeel van de rechtbank daarover aan het gerechtshof ter toetsing wil voorleggen. Ook sloten partijen niet uit dat zij het oordeel van de rechtbank over de uitgangspunten voor de kapitalisatie aan het gerechtshof willen voorleggen. Om die reden zal de rechtbank partijen in de gelegenheid stellen zich eerst uit te laten over het voornemen van de rechtbank een rekenkundige te benoemen en zij zal tegen dit tussenvonnis tussentijds hoger beroep openstellen.

Partijen kunnen zich dan desgewenst ook nader uitlaten over de in rechtsoverweging 4.38 genoemde vraag welk deel van de schadevergoeding aan welke periode na de kapitalisatiedatum moet worden toegerekend.

4.88.
De rechtbank zal iedere verdere beslissing aanhouden. Wel overweegt zij alvast dat zij voor de door Allianz gevraagde compensatie van proceskosten in conventie geen grond ziet en dat Allianz zowel in conventie als in reconventie in de proceskosten zal worden veroordeeld, omdat nu al duidelijk is dat zij de overwegend in het ongelijk gestelde partij zal zijn.

4.89.
In dat kader overweegt de rechtbank alvast het volgende. [gedaagde] heeft verzocht om vergoeding van zijn volledige proceskosten. De artikelen 237 e.v. Rv vormen een exclusieve en limitatieve regeling voor de vergoeding van proceskosten. Dat betekent dat een proceskostenveroordeling plaatsvindt aan de hand van het toepasselijke liquidatietarief. Daarop kan een uitzondering worden gemaakt indien Allianz misbruik van procesrecht of anderszins onrechtmatig handelen in dit verband zou kunnen worden verweten. Daarvan is sprake wanneer het instellen van de vordering gelet op de belangen van [gedaagde] achterwege had behoren te blijven. Dit uitgangspunt berust op vaste rechtspraak van de Hoge Raad.

4.90.
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen van de kant van Allianz door het starten van de onderhavige procedure. De rechtbank verwijst naar wat zij daarover in rechtsoverweging 4.3 heeft overwogen aangaande de ontvankelijkheid van Allianz. Dezelfde argumenten maken dat voor een volledige proceskostenvergoeding in afwijking van de hoofdregel geen grond bestaat. Dit betekent dat de rechtbank te zijner tijd bij eindvonnis Allianz zal veroordelen in de proceskosten, te berekenen conform het toepasselijke liquidatietarief.

4.91.
De rechtbank verwijst de zaak naar de rol zodat partijen zich kunnen uitlaten over wat in rechtsoverweging 4.87 is overwogen. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

ECLI:NL:RBDHA:2020:4169