Overslaan en naar de inhoud gaan

GHARL 050219 Auto te water; Hof acht voorshands bewezen dat verzekerde de schade opzettelijk heeft veroorzaakt. Registratie CIS

GHARL 050219 Auto te water; Hof acht voorshands bewezen dat verzekerde de schade opzettelijk heeft veroorzaakt. Registratie CIS

Het geschil en de beslissing in eerste aanleg 

3.1
[Geintimeerde] vorderde in eerste aanleg in conventie – samengevat – een verklaring voor recht dat ASR dekking moet verlenen voor de geleden schade, betaling van een verzekeringsuitkering van € 70.000 inclusief BTW, met rente, en verwijdering van zijn gegevens uit het CIS-systeem, op straffe van een dwangsom. Daarnaast vorderde hij vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten.

3.2
ASR vorderde in eerste aanleg in reconventie – samengevat – € 15.710,61, als vergoeding van de bergingskosten en kosten van het onderzoek van CED , en rente en kosten, met veroordeling van [Geintimeerde] in de kosten van de procedure.

3.3
De rechtbank heeft de vorderingen van [Geintimeerde] toegewezen en de vordering van ASR afgewezen. Daartoe heeft de rechtbank – zakelijk weergegeven – overwogen dat het door ASR geschetste scenario, dat [Geintimeerde] de auto met opzet te water heeft laten gaan, niet voldoende helder is geworden en dat een vermoeden van fraude niet voldoende is voor registratie in het CIS-systeem.

De motivering van de beslissing in hoger beroep 

4.1
Op grond van de autoverzekering valt het schadevoorval in beginsel onder de dekking van de verzekering. Voor de weigering om tot uitkering over te gaan heeft ASR zich er, kort gezegd, op beroepen dat de dekking was opgeschort wegens wanbetaling, dat er sprake is geweest van opzet aan de zijde van [Geintimeerde] en dat [Geintimeerde] haar heeft misleid. De laatstgenoemde twee gronden heeft ASR ook ten grondslag gelegd aan de inschrijving van [Geintimeerde] in het CIS-incidentenregister en aan haar reconventionele vordering. Het hof ziet aanleiding eerst de grieven II tot en met V, grief VII en grief IX te beoordelen, die in de kern genomen zijn gebaseerd op de stelling van ASR dat [Geintimeerde] de schade opzettelijk heeft veroorzaakt en/of dat [Geintimeerde] ASR heeft misleid. De stelplicht en bewijslast daarvan rusten in beginsel op ASR.

4.2
Als de schade opzettelijk is veroorzaakt door de verzekerde, behoeft de verzekeraar op grond van artikel 7:952 BW in beginsel geen dekking te verlenen. Dekking is in dit geval bij opzet ook uitgesloten op grond van artikel 4.1 van de Rubrieksvoorwaarden van ASR. Los daarvan is in dergelijke gevallen sprake van een onrechtmatige daad jegens de verzekeraar, wat de verzekerde schadeplichtig maakt. Onder die schadevergoedingsplicht vallen ook de kosten die de verzekeraar heeft gemaakt in het kader van het toedrachtsonderzoek. Dergelijke kosten zou de verzekeraar niet hebben gemaakt als er niet opzettelijk schade zou zijn veroorzaakt, er was dan namelijk niets te onderzoeken. Ten aanzien van de registratie in het Extern Verwijzingsregister van de CIS geldt, in verband met de daaraan verbonden verstrekkende consequenties, dat registratie daarin pas is toegelaten als in voldoende mate vast staat dat de desbetreffende persoon betrokken is bij de gedraging. De stelplicht en bewijslast daarvan rusten, anders dan ASR met grief VII kennelijk veronderstelt, op ASR. Dat betekent in dit geval dat vast zal moeten komen te staan dat [Geintimeerde] de schade opzettelijk heeft veroorzaakt en/of ASR heeft misleid. Een strafrechtelijke veroordeling is daarvoor overigens niet vereist.

4.3
Uit hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd, is het volgende gebleken.
- [Geintimeerde] heeft zijn auto in de stand “N” geparkeerd, zonder handrem, aan de waterkant. In die stand is de auto niet beschermd tegen wegrollen.
- [Geintimeerde] heeft, tegenover de gemotiveerde stellingen van ASR, onvoldoende gemotiveerd betwist dat de auto bij het verlaten van de auto in die stand een melding in het display vertoont en dat de auto met geluidsignalen waarschuwt. Diezelfde waarschuwing was 80 kilometer voor het schadevoorval ook door de auto gegeven.
- De door ASR ingeschakelde deskundige heeft twee type auto’s, waaronder eenzelfde model BMW, in de neutraalstand geparkeerd op de hellingen van de veerpont richting het water en heeft vastgesteld dat op iedere plek de auto direct gaat rollen. De deskundige heeft de test uitgevoerd bovenaan de helling, vóór de plaats waar op de helling richting het water zijdelings hekken zijn geplaatst, terwijl [Geintimeerde] op de zitting verklaarde dat de auto voorafgaand aan het schadevoorval tussen de hekken stond, dus dichter bij het water en waar de helling richting het water enigszins groter is en de auto dus nog makkelijker zal rollen.
- Anders dan hij eerder verklaarde, verklaarde [Geintimeerde] op de zitting dat de auto mogelijk wel al rolde toen hij uitstapte. Volgens de in zoverre onvoldoende betwiste bevindingen van de deskundige van CED was het verlaten van de auto al zeer moeilijk door het rollen van de auto, zodat het rollen van de auto merkbaar moet zijn geweest voor [Geintimeerde] toen hij de auto verliet.
- [Geintimeerde] had in eerste maanden van 2012 te kampen met (dreigende) financiële problemen. Tijdens de zitting heeft [Geintimeerde] verklaard over zijn privé situatie. Hij verdiende circa € 3.000,00 per maand netto per maand, zijn vrouw circa € 2.000,00. De kosten voor hun woning bedroegen € 1.400,00 per maand, terwijl de leasetermijnen voor de BMW € 768,24 per maand bedroegen. Toen zijn vrouw begin 2012 haar baan verloor, sloeg gelet op deze hoge maandlasten bij [Geintimeerde] naar eigen zeggen de paniek toe. In die paniek is hij betrokken geraakt (door acceptatie van een aanbod) bij een hennepkwekerij. Die kwekerij is opgerold op 8 maart 2012 en heeft geleid tot een vordering wegens wederrechtelijk verkregen voordeel en een schuld bij de elektriciteitsleverancier.
- De restschuld aan BMW Lease was op het moment van het schadevoorval ruim € 23.000 lager dan de verzekerde nieuwwaarde van de auto.
- [Geintimeerde] heeft op meerdere relevante onderdelen (naast zijn verklaring over het rollen van de auto bij het uitstappen) onduidelijk en tegenstrijdig verklaard over wat er precies is gebeurd ten tijde van het incident. Hij verklaarde verschillend over de lampen van de auto (of die aan of uit waren), de ramen van de auto (of die open of dicht waren) en de plek waar de auto stond.

4.4
Deze feiten en omstandigheden, in onderling verband bezien, rechtvaardigen het vermoeden dat [Geintimeerde] zijn auto opzettelijk te water heeft gelaten, behoudens tegenbewijs.

Het hof zal [Geintimeerde] toelaten tegenbewijs te leveren tegen de voorshands bewezen stelling van ASR dat [Geintimeerde] de auto opzettelijk te water heeft gelaten. [Geintimeerde] zal in de gelegenheid worden gesteld om bij akte aan te geven of en zo ja op welke wijze hij tegenbewijs wenst te leveren en, indien hij dat bewijs door middel van het horen van getuigen wenst te leveren, opgave te doen van het aantal te horen getuigen alsmede van de verhinderdata van beide partijen en van de getuigen. ECLI:NL:GHARL:2019:1063