Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof Den Haag 281207 & 300908 flesje breezer valt van kassaband op stenen vloer

Hof Den Haag 281207 flesje breezer valt van kassaband op stenen vloer; scherven veroorzaken letsel
2. In hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende tussen partijen vast staande feiten. Op 17 augustus 2001 is [mevrouw] gewond geraakt in de supermarkt van Jumbo te Middelburg. Toen zij zich voor de kassa bevond, viel er een flesje Bacardi Breezer op de stenen vloer van de supermarkt kapot. De glasscherven zijn opgespat en ten dele terecht gekomen in de linkeronderarm van [mevrouw]. Hierdoor heeft [mevrouw] een (ernstige) slagaderlijke bloeding in haar linkeronderarm opgelopen.

3. [mevrouw] heeft in eerste aanleg een verklaring voor recht gevorderd, inhoudend dat Jumbo aansprakelijk is voor de door haar als gevolg van het ongeval geleden materiële en immateriële schade, welke nader is op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet. [mevrouw] heeft tevens een voorschot op de materiële schadevergoeding gevorderd van € 951,86, alsmede een voorschot op de immateriële schadevergoeding van € 10.000,--. Ten slotte heeft zij vergoeding van wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten gevorderd.

4. [mevrouw] heeft aan haar vorderingen (primair) ten grondslag gelegd dat het ongeval is veroorzaakt doordat het betrokken flesje Bacardi Breezer van het kassameubel af is gevallen als gevolg van het (op de voorband) op elkaar lopen van boodschappen tegen de goederengeleider (en vervolgens op de stenen vloer kapot is gesprongen). Volgens [mevrouw] heeft Jumbo de aanmerkelijke kans op een ongeval als het onderhavige, met de daaruit voortvloeiende schade, voor lief genomen en heeft zij niet de veiligheidsmaatregelen getroffen die nodig waren, en die gemakkelijk en goedkoop te realiseren waren, om dit ongeval en de daaruit voortvloeiende schade te voorkomen. Derhalve is Jumbo volgens [mevrouw] - primair - op grond van gevaarzetting (artikel 6:162 BW) aansprakelijk voor de door [mevrouw] geleden schade. Subsidiair is Jumbo volgens [mevrouw] op grond van artikel 6:162 jo. 170 BW aansprakelijk wegens een fout van haar ondergeschikte, te weten de betrokken caissière. [mevrouw] is van mening dat de caissière niet tijdig en adequaat heeft gereageerd op de gevaarlijke situatie die was ontstaan op de lopende band, te weten het op elkaar lopen van de boodschappen.

5. Jumbo heeft in eerste aanleg de feitelijke toedracht van het ongeval, als door [mevrouw] gesteld, gemotiveerd betwist. Volgens Jumbo was er geen sprake van een situatie van gevaarzetting waarvoor zij aansprakelijk zou zijn, maar van een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Volgens Jumbo is het betrokken flesje gevallen door eigen toedoen van [mevrouw]. Jumbo ontkent voorts dat sprake zou zijn geweest van onzorgvuldig handelen van haar caissière. Ten slotte heeft zij (de hoogte van) de schade gemotiveerd weersproken.

6. Bij het bestreden vonnis heeft de rechtbank geoordeeld dat Jumbo op grond van artikel 6:162 BW, dat wil zeggen vanwege het niet voldoende in acht nemen van veiligheidsnormen, aansprakelijk is voor de schade, die [mevrouw] ten gevolge van het ongeval heeft geleden en nog zal lijden. Op grond hiervan heeft de rechtbank de door [mevrouw] gevorderde verklaring voor recht uitgesproken en heeft zij de zaak voor wat betreft de vorderingen tot schadevergoeding (zowel de verwijzing naar de schadestaatprocedure als de vorderingen tot betaling van een voorschot) naar de zogenoemde parkeerrol verwezen. Voor zover nodig, heeft de rechtbank tevens bepaald dat tussentijds hoger beroep van haar vonnis is toegestaan.

7. De principale grieven 1 en 2 lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Deze behelzen onder meer de klacht dat de rechtbank ten onrechte de betwisting van de door [mevrouw] gestelde toedracht van het ongeval (zonder bewijsvoering) heeft gepasseerd. Jumbo meent dat zij gemotiveerd heeft betwist dat het flesje Bacardi Breezer van het kassameubel af zou zijn gevallen als gevolg van het “op elkaar lopen” van (op de voorband geplaatste) boodschappen tegen de goederengeleider. Jumbo ontkent in hoger beroep op zich niet meer dat het betrokken flesje rechtop had gestaan voordat het op de stenen vloer viel. Volgens Jumbo had de rechtbank echter niet voorbij mogen gaan aan de door haar genoemde mogelijkheid dat [mevrouw] het flesje Bacardi Breezer zelf van de voorband af heeft gestoten. Verder stelt Jumbo dat [mevrouw] het flesje van het plateau boven de kassa heeft gestoten. In verband hiermee meent Jumbo dat de rechtbank ten onrechte heeft vooropgesteld dat uit de (door de rechtbank vastgestelde) toedracht van het ongeval zou volgen dat aan het normale gebruik van het kassameubel een risico op schade kleeft, omdat de val van het betrokken flesje niet te wijten zou zijn aan het op andere dan normale wijze gebruik maken van het kassameubel. Verder is Jumbo (kort gezegd) van mening dat gevaarzetting eerst onrechtmatig is wanneer daardoor een ander wordt blootgesteld aan een groter risico dan onder de gegeven omstandigheden verantwoord is. Jumbo betoogt dat zij niet op de hoogte was en ook niet op de hoogte kon zijn van het gevaar dat op de voorband geplaatste artikelen (zoals flesjes) van het kassameubel af vallen doordat deze tegen de goederengeleider in het gedrang komen. Bovendien is het niet waarschijnlijk dat er lichamelijk letsel ontstaat doordat artikelen van de voorband af vallen, en behoefde zij niet bekend te zijn met dit zeer kleine risico, aldus Jumbo. Te dien aanzien geldt het volgende.

8. Het hof stelt voorop dat bij de beantwoording van de vraag of sprake is van handelen (of nalaten) in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, niet alleen moet worden gelet op de kans op schade, maar ook op de aard van de gedraging, de aard en de ernst van de eventuele schade en de bezwaarlijkheid en gebruikelijkheid van het treffen van voorzorgsmaatregelen. Niet reeds de enkele mogelijkheid van schade als verwezenlijking van aan een bepaald gedrag inherent gevaar doet dat gedrag onrechtmatig zijn. Zodanig gevaarscheppend gedrag is slechts onrechtmatig indien de mate van waarschijnlijkheid van schade als gevolg van dat gedrag zo groot is dat de betrokkene zich naar maatstaven van zorgvuldigheid van dat gedrag had behoren te onthouden (HR 7 april 2006, NJ 2006, 244). Mede gelet op deze maatstaf, oordeelt het hof als volgt.

9. [mevrouw] heeft als (primaire) feitelijke grondslag van haar vordering, in verband met een beroep op artikel 6:162 BW, gesteld dat het ongeval is veroorzaakt doordat een flesje Bacardi Breezer van het kassameubel af is gevallen als gevolg van het op elkaar lopen van boodschappen tegen de goederengeleider (en vervolgens op de stenen vloer kapot is gesprongen). Jumbo heeft deze feitelijke toedracht zowel in eerste aanleg als in appel gemotiveerd betwist. Het hof is van oordeel dat de feitelijke toedracht van het ongeval vooralsnog onvoldoende duidelijk is om, aan de hand van de in rov. 8 vermelde maatstaf, tot een beslissing te kunnen komen omtrent de gestelde onrechtmatigheid. [mevrouw] dient de door haar (primair) gestelde feitelijke toedracht dan ook te bewijzen. Dit betekent dat [mevrouw] (alsnog) bewijs dient te leveren van haar stelling dat het ongeval is ontstaan doordat het betrokken flesje Bacardi Breezer van het kassameubel af is gevallen als gevolg van het (op de voorband) op elkaar lopen van boodschappen tegen de goederengeleider.

10. Bovendien heeft Jumbo in beide instanties gemotiveerd betwist dat, ook al zou het ongeval zijn ontstaan doordat het betrokken flesje van het kassameubel af is gevallen zoals in de vorige rechtsoverweging is omschreven, Jumbo niet bekend was of bekend had moeten zijn met dit specifieke risico. Volgens Jumbo komt het in de praktijk slechts voor dat artikelen (zoals flessen) aan het begin van de voorband (en dus niet ter hoogte van de goederengeleider) van het kassameubel af vallen, wanneer klanten deze niet goed op de band hebben geplaatst. Jumbo heeft bovendien, ter onderbouwing van dit verweer, gesteld dat het kassameubel op zich deugdelijk is (hetgeen door [mevrouw] wordt erkend) en dat voorts noch in de gebruikershandleiding van de leverancier van het meubel noch in de vigerende veiligheidsvoorschriften op enigerlei wijze wordt gewezen op een dergelijk specifiek risico (memorie van grieven sub 40). Jumbo stelt bovendien dat in de geldende brancheaanbevelingen ter zake van het voorkomen van ongevallen evenmin eisen worden gesteld in verband met bedoeld risico (memorie van grieven sub 45). Gelet op deze gemotiveerde betwisting, dient [mevrouw] overeenkomstig haar bewijsaanbod (memorie van antwoord sub 77) te bewijzen dat Jumbo ten tijde van het ongeval kennis droeg of kennis had moeten dragen van het specifieke risico dat artikelen als flesjes van het kassameubel af vallen door het (op de voorband) op elkaar lopen van boodschappen tegen de goederengeleider.

11. Indien [mevrouw] slaagt in de bovenvermelde bewijsopdrachten, is het hof - mede gelet op de bovengenoemde maatstaf - van oordeel dat Jumbo een aan haar toerekenbare onrechtmatige daad heeft gepleegd door geen adequate voorzorgsmaatregelen te nemen ter voorkoming van ongevallen als het onderhavige. Van algemene bekendheid mag namelijk worden verondersteld dat flesjes die van ongeveer een meter hoogte (de hoogte van de voorband van het kassameubel) op een stenen vloer kapot vallen, een kans op schade teweeg brengen, zowel zaakschade als letselschade, in verband met opspattende glasscherven. Naar algemene ervaringsregels moet de kans op dergelijke schade door opspattende glasscherven dermate reëel worden geacht, dat van Jumbo onder bepaalde omstandigheden (zie rov. 12) mag worden verlangd dat zij maatregelen neemt om de verwezenlijking van dit gevaar te voorkomen.

12. Indien Jumbo kennis droeg of had moeten dragen van het (gestelde) specifieke risico dat artikelen zoals flesjes van het kassameubel af vallen als gevolg van het op elkaar lopen van boodschappen tegen de goederengeleider, had van haar als professionele supermarktexploitant in redelijkheid mogen worden verwacht dat zij, in verband met het in de vorige rechtsoverweging bedoelde gevaar van opspattende glasscherven, maatregelen had genomen om de verwezenlijking van dit specifieke risico te voorkomen. In dit kader kent het hof eveneens betekenis toe aan de omstandigheid dat Jumbo haar klanten verplicht om de boodschappen (waaronder flesjes) op de voorband van het kassameubel te plaatsen, waardoor zij hen bij het afrekenen daarvan telkens aan het bedoelde risico, waarop zij in redelijkheid niet zelf bedacht behoeven te zijn, bloot stelt. Onweersproken is voorts dat een adequate voorzorgsmaatregel had kunnen zijn het bevestigen van een scherm ter hoogte van de goederengeleider, dan wel het plaatsen van een waarschuwingsbord met de aanwijzing om flessen neer te leggen op de voorband (in combinatie met het stoppen van de band telkens wanneer een klant een fles toch rechtop zet). Niet in geschil is, dat het nemen van dergelijke maatregelen voor Jumbo niet (te) bezwaarlijk was.

13. Overigens is het hof van oordeel dat het verweer van Jumbo als gebaseerd op de regeling van productenaansprakelijkheid (artikelen 6:185 e.v. jo. artikel 173 lid 2 BW) geen doel treft. Tussen partijen is namelijk niet in geschil dat het kassameubel op zich deugdelijk is. De vordering van [mevrouw] is (primair) gebaseerd op de stelling dat Jumbo, hoewel zij feitelijk op de hoogte was (of had moeten zijn) van het specifieke risico dat artikelen als flesjes van het kassameubel af vallen als gevolg van het (op de voorband) op elkaar lopen van boodschappen tegen de goederengeleider, geen adequate maatregelen heeft genomen om dit te voorkomen, hoewel zij daartoe gemakkelijk in staat was geweest. Dit concrete verwijt, dat is gegrond op gevaarzetting, richt zich naar haar aard niet tegen de producent van het kassameubel, maar tegen Jumbo in haar hoedanigheid van supermarktexploitant.

14. Tot slot zal het hof het door [mevrouw] gedane beroep op de zogeheten omkeringsregel ter zake van het oorzakelijk verband nog behandelen. Volgens [mevrouw] is het een gegeven dat Jumbo een gevaarlijke situatie in het leven heeft geroepen en is het aan Jumbo om te bewijzen dat het onderhavige ongeval ook zou hebben plaatsgevonden indien zij in redelijkheid als effectief aan te merken veiligheidsmaatregelen had genomen om de verwezenlijking van dat gevaar te voorkomen. Dit betoog faalt reeds omdat [mevrouw] niet heeft gesteld en/of aannemelijk gemaakt dat Jumbo een (bepaalde) norm zou hebben geschonden die ertoe strekt een specifiek gevaar terzake van het ontstaan van schade bij een ander te voorkomen en dat dit gevaar door de schending van die norm in het algemeen in aanmerkelijke mate wordt vergroot.

15. Het hof zal voor zover nodig de overige stellingen over en weer in principaal appel, evenals (indien de daarvoor gestelde voorwaarde zal worden vervuld) het voorwaardelijk incidenteel appel, behandelen na de bewijsvoering.

Beslissing
Het hof,
in principaal appel:
- laat [mevrouw] toe door alle middelen rechtens te bewijzen dat:
a. het onderhavige ongeval is veroorzaakt doordat het betrokken flesje Bacardi Breezer van het kassameubel af is gevallen als gevolg van het (op de voorband) op elkaar lopen van boodschappen tegen de goederengeleider;
b. Jumbo ten tijde van het ongeval kennis droeg of kennis had behoren te dragen van het specifieke risico dat artikelen als flesjes van het kassameubel af vallen als gevolg van het (op de voorband) op elkaar lopen van boodschappen tegen de goederengeleider. LJN BG3638

En het vervolg in:

Hof Den Haag 309008
8. Het hof is op grond van de afgelegde getuigenverklaringen en de overgelegde stukken, bezien in onderlinge samenhang, van oordeel dat [mevrouw] is geslaagd in de beide bewijsopdrachten.

9. Ten aanzien van bewijsopdracht a. geldt het volgende. De getuige [getuige 2], die ten tijde van het ongeval kassa 1 (de kassa waar het ongeval plaatsvond) bediende, heeft onder meer het volgende verklaard. Vlak voordat zij het bewuste flesje (een Bacardi Breezer of een 8x4) wilde pakken om te scannen, viel het flesje van de voorband (van het kassameubel, hof) af. Het flesje was toen nog te ver weg om erbij te kunnen. De getuige heeft niet waargenomen waardoor het flesje is gevallen of hoe het precies is gevallen. Op het moment dat het flesje van de voorband viel, stonden er veel boodschappen op de band. De boodschappen liepen op elkaar doordat er een soort ijzeren plaatje aanwezig was aan het einde van de voorband. Dat plaatje bevond zich voor de sensor. De boodschappen stopten regelmatig vanwege die sensor. De caissière heeft op de bij het proces-verbaal gevoegde schets B aangegeven dat het flesje van het kassameubel is gevallen op een plaats niet ver van de goederengeleider. Het gebeurde vaak dat boodschappen ten gevolge van het op elkaar lopen op het voormelde ijzeren plaatje van de voorband af vielen. De getuige denkt dat dit gemiddeld een paar keer per week gebeurde. Het ging hierbij om bijvoorbeeld potten, flessen, blikjes en ook andere artikelen.

10. De getuige [getuige 1] heeft onder meer het volgende verklaard. Zij had de betrokken boodschappen op de voorband van het kassameubel geplaatst. Zij had daartoe de hele breedte van de voorband gebruikt. De flesjes had zij staand op de voorband geplaatst. Toen de boodschappen in de richting van de caissière liepen stopte de voorband regelmatig. Nog voor het ongeval gebeurde, had de getuige gezien dat op de voorband de boodschappen naar elkaar toe werden geduwd. De getuige zag bijvoorbeeld hoe een zakje chips over een onsje vlees was heen geschoven.

11. De getuige [getuige 3] heeft onder mee het volgende verklaard. Zij werkte op de dag van het ongeval als caissière achter kassa 3 van de betrokken supermarkt. Op een gegeven moment hoorde zij een hoop gegil achter zich, waar zich kassa 1 bevond en hoorde zij spreken over een slagaderlijke bloeding. Zij achtte zich verplicht te gaan helpen en heeft mevrouw [mevrouw], die gewond was, op een stoel gezet en met haar gepraat. Zij begreep toen dat er een flesje Bacardi Breezer op de vloer kapot was gesprongen en dat zij (mevrouw [mevrouw]) door opspringend glas gewond was geraakt. Uit haar eigen ervaring als caissière bij Jumbo weet de getuige dat het vaker, zeker wel maandelijks, gebeurde dat flessen, potten en andere boodschappen als gevolg van het op elkaar lopen bij de goederengeleider van de voorband vielen. De plaats waar dit gebeurde heeft de getuige aangegeven met een sterretje op de schets die als C aan het proces-verbaal is gehecht.

12. Naar het oordeel van het hof valt uit de bovengenoemde getuigenverklaringen, in onderling verband bezien, af te leiden dat het betrokken flesje is gevallen als gevolg van het (op de voorband) op elkaar lopen van boodschappen tegen de goederengeleider. De betrokken voorband stond vol met boodschappen en was over de gehele breedte gevuld met boodschappen. De boodschappen werden, voordat het ongeval gebeurde, op de voorband naar elkaar toe geduwd en zij liepen op elkaar doordat er zich een goederengeleider (“een soort ijzeren plaatje”) bevond aan het einde van de voorband. Er waren (al) boodschappen, zoals chips en vlees, over elkaar heen geschoven. Het gebeurde in deze supermarkt vaker, dat wil zeggen een paar keer per week althans zeker wel maandelijks, dat boodschappen, waaronder flessen, als gevolg van het op elkaar lopen van boodschappen tegen de goederengeleider, van de voorband af vielen. Het betrokken flesje Bacardi Breezer (of 4x8) stond, voordat het van het kassameubel viel, rechtop op de lopende band (de voorband). Het hof betwijfelt niet dat een klein flesje als het onderhavige kan omvallen als gevolg van het op elkaar lopen van boodschappen op een (vol geladen) lopende band. Een dergelijk flesje is immers, naar algemene ervaringsregels, niet al te stabiel, althans niet (beduidend) stabieler dan andere boodschappen als bijvoorbeeld een pot of een blikje (hetgeen door Jumbo ook niet is aangevoerd). Volgens de getuigen [getuige 2] en [getuige 3] waren (ook) artikelen als potten en blikjes al eerder - daadwerkelijk - van de voorband af gevallen als gevolg van het op elkaar lopen van boodschappen tegen de goederengeleider. Ofschoon geen van de getuigen heeft gezien hoe het betrokken flesje is gevallen is het hof er, gelet op al het voorgaande, voldoende van overtuigd dat het flesje is gevallen als gevolg van het (op de voorband) op elkaar lopen van boodschappen tegen de goederengeleider. Door dit op elkaar lopen is het flesje, buiten redelijke twijfel, omgestoten door andere boodschappen op de lopende band en/of heeft het zelf andere boodschappen op de lopende band geraakt waardoor het is omgevallen. Anders dan Jumbo heeft gesteld is, gezien het feit dat diverse boodschappen op de vol staande band op elkaar liepen tegen de goederengeleider, niet van doorslaggevend belang waar het flesje (als gevolg van dit gedrang) exact van de voorband af is gevallen.

13. Hierbij verdient nog overweging dat een andere oorzaak voor het vallen van het flesje op geen enkele wijze aannemelijk is geworden. Geen van de getuigenverklaringen bevat namelijk enige indicatie dat, zoals door Jumbo gesuggereerd, [mevrouw] het flesje voordat het viel zou hebben aangeraakt of omgestoten. [mevrouw] heeft deze suggestie bij gelegenheid van de pleidooien in hoger beroep (in persoon) ook uitdrukkelijk ontkend. Overigens is het hof het met de rechtbank eens dat het in dat geval veeleer voor de hand had gelegen dat het flesje naar binnen op de band was gevallen, niet naar buiten over de rand in de richting van [mevrouw]. Voorts vindt de verklaring van de getuige [getuige 8], inhoudend dat zij gezien heeft dat het flesje is gevallen nadat het door de caissière [getuige 2] op het plateautje boven het kassameubel was gezet, geen enkele steun in de overige getuigenverklaringen. Ook is in het geheel niet duidelijk waarom de caissière [getuige 2] juist deze handeling zou hebben verricht, nu (naar onbetwist vast staat) het bedoelde plateautje niet dient voor het plaatsen van boodschappen, maar voor het afrekenen (het neerleggen van bankpasjes, bonuskaarten, wisselgeld en dergelijke). Mede gezien deze (zeer) onwaarschijnlijke verklaring, acht het hof ook de overige verklaringen van de getuige [getuige 8], die (anders dan de getuigen [getuige 2] en [getuige 3]) ten tijde van haar getuigenverklaring nog in dienst was van Jumbo, onvoldoende overtuigend.

14. De getuigen [getuige 4], [getuige 5], [getuige 6] en [getuige 7] waren op het moment dat het ongeval gebeurde niet ter plaatse aanwezig, zodat hun verklaringen naar het oordeel van het hof niet dan wel onvoldoende van belang zijn ten aanzien van bewijsopdracht a. Ten aanzien van de verklaring van de getuige [getuige 7] voegt het hof hier nog aan toe dat het aan zijn bevindingen, als vervat in zijn getuigenverklaring en schriftelijke toelichting, geen betekenis toekent. Deze zijn namelijk gebaseerd op de uitkomsten van rekenkundige simulaties die met variabelen werken welke (ten dele) gemotiveerd zijn betwist en die niet gesubstantieerd worden door enig concreet feitenonderzoek in deze zaak (bijvoorbeeld door middel van een fysieke proefopstelling).

15. Ten aanzien van bewijsopdracht b. geldt het navolgende.

16. Zoals gezegd, heeft de getuige [getuige 2] verklaard dat het vaak gebeurde dat boodschappen ten gevolge van het op elkaar lopen op het voormelde ijzeren plaatje van de voorband af vielen. De getuige denkt dat dit gemiddeld een paar keer per week gebeurde. Het ging hierbij om bijvoorbeeld potten, flessen, blikjes en ook andere artikelen. Volgens de getuige kwam het dan wel eens voor dat er glas kapot sprong op de vloer of dat een fles als een fontein begon te spuiten tot aan het plafond, en kwam op zo’n moment de boenmachine om het een en ander op te ruimen. De getuige verklaart ook dat het, voor zover zij weet, niet eerder is voorgekomen dat mensen door opspringend glas werden geraakt. Wel is er volgens haar weleens schade aan kledingstukken ontstaan door het vallen van boodschappen op de lopende band bij Jumbo. Jumbo betaalde dan de stomerijkosten. De heer [getuige 4] (destijds bedrijfsleider van Jumbo in de betrokken supermarkt) wist dit, aldus de getuige.

17. De getuige [getuige 3] heeft, als gezegd, verklaard dat zij uit haar eigen ervaring als caissière bij Jumbo weet dat het vaker, zeker wel maandelijks, gebeurde dat flessen, potten en andere boodschappen als gevolg van het op elkaar lopen bij de goederengeleider van de voorband vielen. De plaats waar dit gebeurde heeft de getuige aangegeven met een sterretje op de schets C die aan het proces-verbaal is gehecht. Voordat dit ongeval gebeurde was hier nog nooit letsel uit voortgevloeid. Voor zover de getuige weet, was het wel eens gebeurd dat er door opspattende vloeistof bijvoorbeeld een broek van een klant vies geworden was. Iedereen bij Jumbo wist van dit vallen, ook de bedrijfsleiding. Er werd dan telkens omgeroepen dat er iets was omgevallen en dat het moest worden schoongemaakt. Ook kwam het volgens de getuige wel voor dat goederen ter hoogte van de goederengeleider aan de kant van de caissière van de band vielen. De getuige zat dan onder het bier, bijvoorbeeld.

18. Het hof acht de verklaringen van de caissières [getuige 2] en [getuige 3], die destijds (maar niet meer ten tijde van hun getuigenverklaringen) bij Jumbo werkten en aldaar feitelijk achter de kassa’s zaten, doorslaggevend ten aanzien van bewijsopdracht b. Zij verklaren beiden dat het vaker, dat wil zeggen een paar keer per week althans zeker wel maandelijks, voorkwam dat boodschappen, waaronder flessen, als gevolg van het op elkaar lopen van boodschappen tegen de goederengeleider van de voorband af vielen. De getuige [getuige 3] voegt hier nog aan toe dat ook aan haar kant goederen op deze wijze van de voorband vielen, waardoor zij dan (bijvoorbeeld) onder het bier zat. Uit de verklaringen van de beide getuigen valt voorts af te leiden dat de bedrijfsleiding hiervan wist. Het hof twijfelt niet aan de juistheid van hun consistente en gedetailleerde verklaringen.
Dat de getuigen [getuige 4] en [getuige 8] allebei hebben verklaard dat er alleen (weleens) goederen van het begin van de voorband af vielen (wanneer een klant deze niet goed op de lopende band had geplaatst), weegt hier naar het oordeel van het hof niet tegen op. Zoals hierboven al is overwogen, acht het hof de verklaringen van de getuige [getuige 8] onvoldoende overtuigend. De verklaringen van de getuige [getuige 4] acht het hof evenmin voldoende overtuigend. Hij was (ook) ten tijde van het getuigenverhoor in dienst van Jumbo (als filiaalmanager) en uit zijn verklaring blijkt bovendien dat hij zich in het kader van zijn werk destijds - anders dan de caissières [getuige 2] en [getuige 3] – feitelijk niet echt bij de kassa’s bevond.

19. Ook indien juist is, zoals Jumbo beweert en zoals de getuigen [getuige 4] en [getuige 8] hebben verklaard, dat (de leiding van) Jumbo geen kennis droeg van het feit dat het in de betreffende supermarkt vaker voorkwam dat boodschappen, waaronder flessen, als gevolg van het op elkaar lopen van boodschappen tegen de goederengeleider van de voorband af vielen, is het hof niettemin van oordeel dat Jumbo daarvan wel op de hoogte had kunnen en moeten zijn. Uit de (geloofwaardige) getuigenverklaringen van [getuige 2] en [getuige 3], in onderlinge samenhang beschouwd, valt immers af te leiden dat telkens wanneer er flessen of potten van de voorband af waren gevallen en kapot waren gesprongen, dit in de supermarkt werd omgeroepen en dat dan de boenwagen kwam om het schoon te maken. De getuige [getuige 2] heeft in dit verband zelfs verklaard dat het wel voorkwam dat een kapot gesprongen fles als een fontein begon te spuiten tot aan het plafond (hetgeen Jumbo moeilijk kan zijn ontgaan). Ten overvloede tekent het hof hierbij nog aan dat uit deze verklaringen ook valt af te leiden dat Jumbo de stomerijkosten betaalde wanneer de kleding van een klant, door het van de lopende band vallen van boodschappen, vies was geworden.

20. Het hof acht de overige verklaringen (van de getuigen [getuige 1], [getuige 5], [getuige 6] en [getuige 7]) niet beslissend ten aanzien van bewijsopdracht b. Deze getuigen hebben namelijk onvoldoende blijk gegeven van relevante (eigen) wetenschap of waarnemingen op dit punt.

21. Al hetgeen partijen overigens nog hebben aangevoerd, stuit af op het voorgaande. Aangezien [mevrouw] is geslaagd in de aan haar gegeven bewijsopdrachten, kunnen de grieven in principaal appel, mede gelet op hetgeen in het tussenarrest al is overwogen en beslist, niet slagen. Om die reden is niet voldaan aan de voorwaarde die [mevrouw] aan haar incidenteel appel heeft gesteld, zodat het hof niet toekomt aan de behandeling van het incidenteel appel. Dit laatste heeft verder geen gevolgen voor de proceskosten.

22. Het bestreden vonnis zal met wijziging en aanvulling van gronden worden bekrachtigd. Als de in het ongelijk gestelde partij zal Jumbo worden veroordeeld in de kosten van het (principaal) hoger beroep. Jumbo heeft blijkens het proces-verbaal van het verhoor van de getuige [getuige 2] nog bezwaar gemaakt tegen de door de raadsheer-commissaris begrote taxe, voor zover het betreft een bedrag van € 33,80 ter zake van het treinkaartje van de moeder van deze getuige, die de getuige heeft vergezeld. Het hof verwerpt dit bezwaar op gronden van redelijkheid en billijkheid, mede gelet op de bijzondere aard van deze (letselschade-)zaak. Aangezien de rechtbank in het bestreden vonnis nog geen oordeel heeft gegeven over de proceskosten in eerste aanleg, ziet het hof geen aanleiding Jumbo thans in die kosten te veroordelen, zoals door [mevrouw] gevorderd. LJN BG3647