Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb A.dam 230909 bezoeker Rai valt over drempel: ongelukkige samenloop van omstandigheden

Rb: bezoeker Rai valt over drempel: ongelukkige samenloop van omstandigheden
Rechtbank Amsterdam 23 september 2009 414685 / HA ZA 08-34 Ongepubliceerd .

 

Een bezoeker van de BedrijfsautoRai valt over een 7 centimeter hoge, aluminium drempel, die bij de ingang van een beursstand was aangebracht over een waterleiding. Hij stelt de Rai en de standhouder aansprakelijk. De rechtbank oordeelt aan de hand van de criteria van het Kelderluikarrest (NJ 1966, 136) dat door het plaatsen van de drempel geen gevaarzettende situatie in het leven is geroepen die leidt tot aansprakelijkheid op grond van artikel 6:162 BW. De rechtbank concludeert dat de valpartij is te wijten is aan een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Samenvatting: Piv-Site

 

Volledige uitspraak:

 

Vonnis

 

RECHTBANK AMSTERDAM

 

Sector civiel recht

 

zaaknummer / rolnummer: 414685 / HA ZA 08-3455

 

Vonnis van 23 september 2009

 

in de zaak van

 

[benadeelde], wonende te [Woonplaats], eiser,
advocaat mr. M. Moszkowicz Jr.

 

tegen

 

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid AMSTERDAM RAI B.V., gevestigd te Amsterdam,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, MOL COATINGS B.V., gevestigd te Rhenen,
gedaagden,
advocaat mr. A. van Hees.

 

Eiser wordt hierna [benadeelde] genoemd, Gedaagden worden hierna, indien afzonderlijk bedoeld, Amsterdam Rai en Mol Coatings genoemd en gezamenlijk Rai c.s.

 

1. De procedure

 

1.1. Hel verloop van de procedure blijkt uit:

- het tussenvonnis van 4 maart 2009,

- het proces-verbaal van comparitie van 10 juni 2009.

 

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

 

2. De feiten

 

2.1. In oktober 2005 vond de BedrijfsautoRai 2005 (hierna: de BedrijfsautoRai) in het beurs- en congrescentrum Rai te Amsterdam plaats.

 

2.2. Mol Coatings, een bedrijf dat zich bezighoudt met de productie en leverantie van Pantser Coatings voor de carrosserie- en trailerbouw, was één van de standhouders op de BedrijfsautoRai.

 

2.3. Voor de ingang van de stand van Mol Coatings (hierna: de stand) was een daartoe op maat gemaakte aluminium traanplaten drempel (hierna: de drempel) door Mol Coatings aangebracht over een waterleiding. De drempel was zeven centimeter hoog, had een vlakke helling en viel precies over de leiding heen. De drempel vormde tevens de afscheiding tussen het wandelpad en de stand. De stand was voorzien van een andere kleur vloerbedekking dan het wandelpad. In de stand stonden onder meer een tafel en stoelen. De stand was verlicht door middel van diverse spots die aan de bovenkant van de stand waren bevestigd.

 

2.4. Volgens de regels die Rai c.s. hanteert voor de opbouw van stands geldt dat afvoerpijpen in of langs stands dienen te worden weggewerkt. Voor verhoogde standvloeren geldt een maximumhoogte van 15 cm.

 

2.5. Op 16 oktober 2005 bezocht [benadeelde] op de BedrijfsautoRai de stand van Mol Coatings. Op het moment dat [benadeelde] de stand bezocht was de heer S. Janssen (hierna: Janssen), verkoper bij Mol Coatings, aanwezig in de stand. Op enig moment heeft [benadeelde] Janssen aangesproken met de mededeling dat hij gevallen was over de drempel van de stand.

 

2.6. Bij brief van 8 september 2006 heeft [benadeelde] Rai c.s. aansprakelijk gesteld voor de schade als gevolg van de val over de drempel van de stand op 16 oktober 2005, waarbij hij op zijn linkerelleboog en linkerknie terecht zou zijn gekomen en daaraan letsel zou hebben opgelopen.

 

2.7. Rai c.s. heeft aansprakelijkheid jegens [benadeelde] ontkend.

 

3. De vordering en de grondslag

 

3.1. [benadeelde] vordert bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

a. voor recht te verklaren dat Rai c.s. aansprakelijk is voor de schade van [benadeelde] als gevolg van het ongeval tijdens zijn bezoek aan de Bedrijfsauto Rai 2005 op 16 oktober 2005,

b. Rai c.s. hoofdelijk te veroordelen tot betaling tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [benadeelde] van de door [benadeelde] als gevolg van het onder a. genoemde voorval geleden schade, zulks nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te verhogen met wettelijke rente vanaf 16 oktober 2005 tot aan de dag der algehele voldoening,

c. Rai c.s. hoofdelijk te veroordelen om tegen behoorlijke kwijting aan [benadeelde] te betalen een bedrag ter zake van buitengerechtelijke kosten ad EUR 904,00. te verhogen met wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening,

d. Rai c.s. hoofdelijk te veroordelen in de kosten van deze procedure, te verhogen mei wettelijke rente vanaf twee dagen na betekening van het in deze te wijzen eindvonnis.

 

3.2. [benadeelde] legt aan zijn vordering ten grondslag dal Rai c.s. onrechtmatig heeft gehandeld op grond van artikel 6:162 BW en aansprakelijk is voor de door hem geleden schade als gevolg van de val over de drempel waarbij hij letsel heeft opgelopen. De stelling dat [benadeelde] is gevallen wordt bevestigd door de door [benadeelde] overgelegde verklaringen van de [Getuige 1]en [Getuige 2] die op 16 oktober 2005 aanwezig waren op de BedrijfsautoRai en volgens [benadeelde] getuige waren van de valpartij.

 

3.3. Het onrechtmatig handelen van Rai c.s. bestaat er volgens [benadeelde] uit dat Rai c.s. door het plaatsen van een 7 cm hoge en 30 cm brede aluminium traanplaten drempel een gevaarzettende situatie in het leven heeft geroepen. Nu Rai c.s. voorts heeft verzuimd afdoende veiligheidsmaatregelen te treffen, zoals het plaatsen van een waarschuwingsbord bij de drempel, is Rai c.s. volgens [benadeelde] aansprakelijk voor de door hem geleden schade.

 

4. Het verweer

 

4.1. Primair betwist Rai c.s. dat [benadeelde] is gevallen. Ter onderbouwing hiervan heeft zij een verklaring van Janssen overgelegd, waarin hij verklaart dat hij [benadeelde] niet heeft zien vallen terwijl hij op hel moment dat [benadeelde] de stand bezocht de hele tijd in de stand aanwezig was. Volgens Rai c.s. zijn de verklaringen van [Getuige 1] en [Getuige 2] tegenstrijdig en is het zeer de vraag welke waarde hieraan kan worden toegekend.

 

4.2. Subsidiair betwist zij dat – mocht komen vast te staan dat [benadeelde] is gevallen over de drempel en als gevolg daarvan letsel heeft opgelopen – gelet op de situatie ter plaatse sprake was van een gevaarzettende situatie op grond waarvan zij aansprakelijk is jegens [benadeelde]. Rai c.s. voert daartoe aan dat het wegwerken van een leiding met behulp van een aluminium traanplatendrempel niet te beschouwen is als gevaarzetting. De drempel was slechts zeven centimeter hoog, viel precies over de leiding en had een vlakke helling. Voorts was de drempel duidelijk zichtbaar omdat de stand goed belicht was en de traanplaat een glimmende, kleur had. Dit alles werd nog eens versterkt door het verschil in kleur tussen de vloerbedekking in de stand en die op het wandelpad. In het algemeen geldt dat een drempel bij binnenkomst van een stand geen abnormaal gevaarlijke situatie is die [benadeelde] als bezoeker van een beurs redelijkerwijs niet hoefde te verwachten. Daarbij is van belang dal een beursvloer een tijdelijke vloer met allerlei lijdelijke voorzieningen is waaraan minder zware eisen kunnen worden gesteld dan aan een permanente vloer.

 

4.3. Ten aanzien van het nemen van veiligheidsmaatregelen voert Rai c.s. aan dat de drempel nu juist was aangebracht om een gevaarlijke situatie – een blootliggende waterleiding – weg te nemen. Volgens Rai c.s. was het daarnaast niet nodig een waarschuwingsbordje bij de drempel te plaatsen omdat de drempel bij normale oplettendheid goed zichtbaar was en een dergelijke drempel bovendien zeer gebruikelijk is bij de overgang van het wandelpad naar een stand op een beursvloer. Bovendien is het niet aannemelijk dat het ongeval door het aanbrengen van een waarschuwingsbordje voorkomen had kunnen worden. Evenmin valt in te zien welke andere veiligheidsmaatregelen zij had moeten treffen.

 

4.4. Volgens Rai c.s. hebben zich ook nimmer dergelijke incidenten voorgedaan bij een stand en viel er niet een zodanig groot risico op een ongeval met ernstige gevolgen te verwachten dat het in strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheid moet worden geacht een dergelijke drempel voor een stand aan te brengen. In hel licht van hel voorgaande was er volgens Rai c.s. dus geen sprake van onrechtmatig handelen dat leidt tot aansprakelijkheid.

 

4.5. Meer subsidiair voert Rai c.s. aan dat er geen causaal verband is lussen het voorval en de gestelde schade en voorts dat de schade het gevolg is van een omstandigheid die aan [benadeelde] kan worden toegerekend zodat de schade voor zijn rekening komt Tot slot betwist Rai c.s. de verschuldigdheid van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente en vordert zij zelf proces- en nakosten en rente.

 

5. Het geschil en de beoordeling daarvan

 

5.1 Het meest verstrekkende verweer van Rai c.s. is dat zij betwist dat [benadeelde] is gevallen. Voorafgaand aan de beoordeling van de vraag of [benadeelde] al dan niet is gevallen, is evenwel van belang te beoordelen of sprake is van onrechtmatig handelen door Rai c.s. dat aansprakelijkheid voor een dergelijke va) met zich kan brengen.

 

5.2. De rechtbank overweegt ten aanzien van het gestelde onrechtmatig handelen door Rai c.s. als volgt. Het in het leven roepen van een gevaarzettende situatie kan, bij verwezenlijking van dat gevaar, leiden tol aansprakelijkheid op grond van artikel 6:162 BW indien is voldaan aan de criteria die door de Hoge Raad zijn geformuleerd in hel Kelderluikarrest van 5 november 1965 (NJ 1966, 136). In dit arrest is bepaald dat alleen in het licht van de omstandigheden van hel gegeven geval kan worden beoordeeld of en in hoeverre aan iemand, die een situatie in het leven roept welke voor anderen bij niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid gevaarlijk is, de eis kan worden gesteld, dat hij rekening houdt met de mogelijkheid dat die oplettendheid en voorzichtigheid niet zullen worden betracht en met het oog daarop bepaalde veiligheidsmaatregelen neemt. Daarbij dient niet alleen te worden gelet

i. op de mate van waarschijnlijkheid waarmee de niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid kan worden verwacht, maar ook

ii. op de hoegrootheid van de kans dat daaruit ongevallen ontstaan,

iii. op de ernst die de gevolgen daarvan kunnen hebben, en op

iv. de male van bezwaarlijkheid van de te nemen veiligheidsmaatregelen. Deze criteria dienen in onderling verband te worden beschouwd.

 

5.3. De rechtbank overweegt dat een drempel in het algemeen het gevaar in zich bergt dat iemand daar over valt of struikelt bij niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid. Het bestaan van een latent gevaar is echter op zichzelf niet voldoende om aansprakelijkheid in het leven te roepen. Relevant is kort gezegd de vraag of Rai c.s. in strijd heeft gehandeld mei een veiligheidsnorm. Dit dient te worden beoordeeld aan de hand van de voornoemde "Kelderluikcriteria".

 

(i) de waarschijnlijkheid van onoplettend en onvoorzichtig gedrag

 

5.4. Van bezoekers van een beurs mag in het algemeen verwacht worden dal zij een bepaalde mate van oplettendheid en voorzichtigheid betrachten bij hel lopen overeen beursvloer met stands waar zij bepaalde – gebruikelijke en bovendien goed zichtbare – obstakels kan verwachten. Het is immers niet ongebruikelijk dal op een beursvloer drempels geplaatst worden om leidingen weg te werken. In hel onderhavige geval lag de drempel – waarover [benadeelde] stelt gevallen te zijn – op een plaats waar deze te verwachten viel (namelijk voor de ingang van de stand) en was de drempel goed zichtbaar. Dit blijkt uit de door Rai c.s. als productie 3 bij de conclusie van antwoord overgelegde foto's. Op deze foto's is duidelijk te zien dat de vloerbedekking van het wandelpad en de stand een andere kleur hebben, de stand goed verlicht was en de drempel van een glimmend materiaal was voorzien. Blijkbaar heeft [benadeelde] de drempel desondanks niet gezien. De rechtbank is van oordeel dat Rai c.s. met een dergelijke mate van onoplettendheid en onvoorzichtigheid redelijkerwijs geen rekening hoefde te houden.

 

 

(ii) en (iii) de kans op ongevallen en de ernst van de gevolgen van die ongevallen

 

5.5. Indien iemand de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid bij het binnentreden van de stand desalniettemin niet in acht neemt, beslaat het gevaar dat diegene over de drempel valt of struikelt, maar dat gevaar is in de gegeven omstandigheden niet groot. De drempel was immers niet uitzonderlijk hoog en was voorzien van een vlakke helling. Bovendien zullen de gevolgen van een valpartij over een dergelijke drempel in het algemeen niet ernstig zijn. De kans dat uit de onoplettendheid en voorzichtigheid van bezoekers van de stand ongevallen met ernstige gevolgen ontslaan, acht de rechtbank dan ook niet groot.
Dit blijkt ook wel uit het feit dat door Rai c.s. – onweersproken – is opgemerkt dat zich nimmer soortgelijke voorvallen hebben voorgedaan bij een stand.

 

(ïv) de te nemen veiligheidsmaatregelen

 

5.6. [benadeelde] meent dat de veiligheidsmaatregelen die Rai c.s. getroffen had niet afdoende waren, althans dat Rai c.s. zorg had moeten dragen voor andere veiligheidsmaatregelen, zoals het plaatsen van een waarschuwingsbordje bij de drempel. De rechtbank is van oordeel dal de door Rai c.s. getroffen maatregel, te weten hel plaatsen van een niet al te hoge en goed zichtbare drempel met een vlakke helling over een leiding, in de gegeven omstandigheden voldoende was. De rechtbank acht het niet aannemelijk dal iemand die een zodanig opvallende drempel niet opmerkt wel voldoende aan oplettendheid zou winnen door een daarmee verband houdend waarschuwingsbordje.

 

5.7. Het bovenstaande in onderlinge samenhang bezien, brengt de rechtbank lot het oordeel dat er geen grond is om te oordelen dal Rai c.s. door het plaatsen van de drempel een gevaarzettende situatie in het leven heeft geroepen die leidt lot aansprakelijkheid op grond van artikel 6:162 BW. De rechtbank concludeert dat een valpartij in de omstandigheden als door [benadeelde] gesteld te wijten is aan een ongelukkige samenloop van omstandigheden.

 

5.8. [benadeelde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Rai c.s. worden begroot op:

Vast recht

254,00

 

Salaris advocaat

904,00

(2,0 punten x tarief EUR 452,00)

Totaal

EUR 1.158,00

 

 

6. De beslissing

 

De rechtbank

 

6.1. wijst de vorderingen af,

 

6.2. veroordeelt [benadeelde] in de proceskosten, aan de zijde van Rai c.s. tot op heden begroot op EUR 1.158,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de dag van voldoening,

 

6.3. verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

 

Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. van Eekeren en in het openbaar uitgesproken op 23 september 2009.

 


Toegevoegd aan kennisnet op 5 oktober 2009.