Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Den Bosch,130208 deskundige dient verlies verdienvermogen te becijferen rekening houdend met RWW

Rb Den Bosch,130208 deskundige dient verlies verdienvermogen te becijferen rekening houdend met RWW-uitkering
2.13. [eiseres] heeft - in tegenstelling tot haar eerder ingenomen standpunt - nu de mogelijkheid naar voren gebracht dat de gemeenten Son en Breugel en 's-Hertogenbosch tot terugvordering van de door hen verstrekte uitkeringen zouden overgaan. Omdat de bedragen van deze uitkeringen in mindering zijn gebracht op de aan haar te betalen schadevergoeding zou Bovemij zich voor die bedragen garant moeten stellen.

2.14 Bovemij heeft gesteld dat op dit punt de rechtbank reeds een eindbeslissing heeft genomen.

2.15. De rechtbank stelt vast dat [eiseres] haar eis niet uitdrukkelijk heeft vermeerderd met een vordering tot garantstelling van Bovemij voor de onderhavige bedragen. De rechtbank acht die dan ook niet aan de orde en is verder van oordeel dat deze stelling van [eiseres], gezien haar eerdere standpunt, in strijd is met de goede procesorde. Zij zal dan ook niet meer op die stelling ingaan, waarover zij al eerder een beslissing heeft genomen.

2.16. [eiseres] heeft bezwaar gemaakt tegen het rekening houden door de deskundige met de door de gemeente Oisterwijk aan haar verstrekte RWW uitkering van 17 december 1997 tot juli 2005 (de kapitalisatiedatum) ten bedrage van € 99.526,22 bruto. [eiseres] heeft aan dat bezwaar geen duidelijke conclusie verbonden..

2.17. Bovemij heeft gesteld dat ook op dit punt de rechtbank reeds de eindbeslissing heeft genomen, dat zij Bovemij voorwaardelijk zal veroordelen tot betaling van het bedrag van € 99.526,22, onder de voorwaarde dat de gemeente Oisterwijk daadwerkelijk tot terugvordering van dat bedrag overgaat.

2.18. Zoals Bovemij terecht betoogt heeft de rechtbank op dit punt al een eindbeslissing genomen. Voor de duidelijkheid overweegt de rechtbank nog het volgende. In het vonnis van 16 november 2005 (r.o. 2.14) heeft de rechtbank overwogen dat een uitzondering moet worden gemaakt op de regel dat RWW uitkeringen niet in mindering moeten worden gebracht op de te betalen schadevergoeding, omdat de gemeenten deze verstrekte uitkeringen plegen terug te vorderen. In dit geval heeft [eiseres] wel gesteld dat de gemeente Oisterwijk de aan haar verstrekte RWW uitkering van 17 december 1997 tot juli 2005 (de kapitalisatiedatum) ten bedrage van € 99.526,22 zal terugvorderen, maar Bovemij heeft dat betwist.
Als de rechtbank de deskundige opdracht zou hebben gegeven geen rekening te houden met dat (bruto)bedrag, zou [eiseres] tot de hoogte van dat bedrag, of het netto equivalent daarvan, bevoordeeld zijn, in het geval dat de gemeente de genoten uitkering niet terugvordert. Zij ontvangt over die periode immers wel een schadevergoeding wegens verlies aan arbeidsvermogen van Bovemij.
Daarom heeft de rechtbank de deskundige opdracht gegeven wel rekening te houden met dat (bruto)bedrag, en dat dus op de te betalen schadevergoeding in mindering te brengen. Zij zal daarnaast Bovemij veroordelen tot betaling van dat bedrag onder de voorwaarde dat, als de gemeente Oisterwijk daadwerkelijk tot terugvordering van dat bedrag zal overgaan, [eiseres] dat aan Bovemij tevoren dient aan te tonen.
De rechtbank blijft bij deze beslissing en verwerpt de bezwaren van [eiseres], evenals de verdere voorwaarden aan [eiseres], welke Bovemij de rechtbank verzoekt in deze aan haar te stellen.(...)

De uit te betalen schadevergoeding
(...)
Verder zal de rechtbank Bovemij veroordelen een bedrag van € 99.526,22, of een gedeelte daarvan, aan [eiseres] betalen, onder de voorwaarde dat [eiseres] - met bewijsstukken onderbouwd – te voren aantoont, dat de gemeente Oisterwijk een bedrag van € 99.526,22, of een gedeelte daarvan, wegens aan haar verstrekte RWW uitkering in de periode 17 december 1997 tot juli 2005, van haar heeft teruggevorderd.
LJN BC5879