Hof Arnhem 041108 verrekening aov met jaarrente van (gulden) 70.000,00 als opkomend voordeel
- Meer over dit onderwerp:
Hof Arnhem 041108 verrekening aov met jaarrente van (gulden) 70.000,00 als opkomend voordeel
5.1 Het gaat in deze zaak om het volgende. [benadeelde], geboren 27
maart 1949, heeft op 6 augustus 1996 als bestuurder van een motorfiets
een ongeval gehad. Dit ongeval is veroorzaakt doordat een bij Achmea
voor wettelijke aansprakelijkheid verzekerde automobilist aan
[benadeelde] geen voorrang heeft verleend. [benadeelde] heeft door dit
ongeval een We dwarslaesie opgelopen en is sindsdien gebonden aan een
rolstoel. [benadeelde] is sinds het ongeval volledig arbeidsongeschikt.
Vóór het ongeval voerde [benadeelde] samen met een vijf jaar oudere
neef de directie over een aannemingsbedrijf. Achmea heeft
aansprakelijkheid erkend. Partijen twisten over de omvang van enkele
schadeposten.
5.2 In de periode dat deze zaak was doorgehaald, hebben partijen
onderhandeld over verschillende geschilpunten. Op enige onderdelen zijn
zij tot een vergelijk gekomen, zo hebben zij het hof medegedeeld. Thans
zijn nog twee vragen in discussie, te weten de vraag of de
verzekeringsuitkering die [benadeelde] ontvangt (een aan een
levensverzekering gekoppelde verzekeringsuitkering) in mindering strekt
op de inkomensschade én de vraag van welke pensioenleeftijd moet worden
uitgegaan bij de berekening van [benadeelde]s inkomens- en
pensioenschade Beide kwesties zijn door Achmea in het principaal appel
aan de orde gesteld De in het incidenteel appel aan de orde gestelde
punten zijn tussen partijen niet langer in debat Wat betreft de
rekenrente zijn partijen het er kennelijk over eens geworden dat deze
op de - overigens in dit soort zaken ook gebruikelijke - 3% gesteld
moet worden, zo leidt het hof af uit hetgeen [benadeelde] daaromtrent
heeft opgemerkt in de laatste zin van het onder 12 gestelde van zijn
akte van 11 maart 2008.
5.3 In het kader van de vraag of de verzekeringsuitkering in mindering strekt, staat allereerst ter beoordeling of de door Achmea bij akte na royement aangedragen vijftiende grief nog kan worden meegewogen in de beoordeling. Die grief is gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat de verzekering is aan te merken als een sommenverzekering. Omdat [benadeelde] zich niet heeft verzet tegen deze nieuwe grief en hij ook de gelegenheid heeft gehad hierop te reageren terwijl de kwestie die in deze nieuwe grief wordt aangeroerd aan actualiteit heeft gewonnen na het (tijdens de doorhaling van deze zaak gewezen) arrest van de Hoge Raad van 6 juni 2003 (NJ 2004, 670), zal het hof deze grief in zijn beoordeling meenemen.
5.4 Achmea betoogt in grief XV onder verwijzing naar het hiervoor bedoelde arrest van de Hoge Raad dat de in geding zijnde verzekering moet worden aangemerkt als schadeverzekering. Dat zou betekenen dat [benadeelde]s vordering op de schadeveroorzakende derde op grond van thans artikel 7:962 lid 1 BW (voorheen artikel 284 K) in zoverre van rechtswege op zijn verzekeraar Vita is overgegaan, waardoor [benadeelde] zijn vorderingsrecht voor dat deel zou zijn kwijtgeraakt Aldus kan er geen sprake zijn van een te verrekenen voordeel. Daarnaast komt Achmea ook met haar grieven I tot en met VII op tegen het oordeel van de rechtbank dat de verzekeringsuitkering die [benadeelde] ontvangt van Vita niet als voordeel verrekend kan worden.
5.5 Deze grieven lenen zich voor gezamenlijke bespreking. Het gaat
erom of er sprake is van een uitkering uit hoofde van een
schadeverzekering - die zoals hiervoor is overwogen leidt tot overgang
krachtens subrogatie van het vorderingsrecht op de verzekeraar - dan
wel van een uitkering uit hoofde van een sommenverzekering die op de
voet van artikel 6:100 BW als voordeel in mindering kan worden
gebracht. In beide gevallen strekt de uitkering in mindering op de
schadevergoeding waar [benadeelde] jegens Achmea aanspraak op kan maken.
Wat betreft de toepassing van artikel 6:100 BW, stelt het hof het
volgende voorop. Indien in een concreet geval eenzelfde gebeurtenis die
voor de benadeelde schade heeft opgeleverd, tevens een voordeel voor
hem oplevert, komt bij de vaststelling van de te vergoeden schade Z
voordeel slechts als verrekenpost in aanmerking indien tussen het
gestelde voordeel en de schadetoebrengende gebeurtenis voldoende
causaal verband bestaat en het in verrekening brengen van dat voordeel
ook redelijk is, en alles alleen voor zover dat voordeel ook
daadwerkelijk is genoten of naar redelijke verwachting genoten zal
worden (vgl. HR 1 februari 2002, NJ 2002, 122).
5.6 Tussen partijen is niet in geschil dat de verzekeringsuitkering waar het hier om gaat het gevolg is van het letsel dat [benadeelde] bij het ongeval heeft opgelopen. Evenmin is in geschil dat hij deze uitkering daadwerkelijk ontvangt. Partijen strijden over de vraag of het redelijk is dat voordeel bij de vaststelling van de schade op de voet van artikel 6:100 BW als voordeel in mindering te brengen.
5.7 Uit de als productie 3 bij repliek overgelegde polis, gelezen in
samenhang met de daarbij behorende voorwaarden (in het bijzonder de
"Aanvullende voorwaarden voor premievrijstelling bij
arbeidsongeschikt", uitgave 1981) blijkt dat de verzekering bij
arbeidsongeschiktheid van de verzekerde na verloop van een wachttijd
van drie maanden, een rente van maximaal f70.000,00 per jaar uitkeert.
De hoogte van de arbeidsongeschiktheidsuitkering, is afhankelijk van de
mate van arbeidsongeschiktheid, zo blijkt uit art 1 van de aanvullende
voorwaarden, terwijl de definitie van arbeidsongeschiktheid (art. 2 van
de aanvullende voorwaarden) aansluit bij de
arbeidsongeschiktheidscriteria van de Algemene
Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) en de Wet op de
arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) zoals die golden ten tijde van
het ongeval in 1996 De verzekering is middenjaren '80 afgesloten en had
dan ook kennelijk tot doel te voorzien in een aanvulling op het inkomen
van [benadeelde] voor het geval hij arbeidsongeschikt zou worden. Waar
niet gesteld of gebleken is dat [benadeelde] als werknemer in
loondienst werkzaam is geweest, moet het ervoor worden gehouden dat
[benadeelde] bij eventuele arbeidsongeschiktheid zou zijn teruggevallen
op een uitkering ingevolge de AAW. Aangezien dat een uitkering zou zijn
op minimumniveau, kan de inkomensaanvulling waarin de in geding zijnde
verzekering voorzag - mede gelet op de levensstandaard van [benadeelde]
-niet worden beschouwd als een "extraatje", zoals de rechtbank heeft
geoordeeld. Veeleer ging het hier om een noodzakelijke voorziening om
een eventuele inkomensterugval door arbeidsongeschiktheid op te vangen.
Ook is de mate van arbeidsongeschiktheid - en daarmee tevens de omvang
van de uitkering - afhankelijk van de inkomensschade die is geleden, nu
deze immers op basis van een zogenoemde maatmanvergelijking wordt
bepaald (artikel 1 van de hiervoor bedoelde polisvoorwaarden).
Anderzijds heeft te gelden dat uit de overgelegde polisvoorwaarden niet
blijkt dat er een anticumulatieregeling geldt, erop neerkomende dat
inkomsten uit arbeid die worden genoten na het intreden van de
arbeidsongeschiktheid, gevolgen kunnen hebben voor het recht op
uikering. Laatstgenoemde omstandigheden wijzen in de richting van een
schadeverzekering.
5.8 Naar het oordeel van het hof kan in het midden blijven of de verzekering moet worden aangemerkt als een schade- of als een sommenverzekering. Daartoe oordeelt het hof redengevend dat zelfs als het een sommenverzekering betreft, het in de gegeven omstandigheden redelijk is de uit deze verzekering volgende uitkering als door [benadeelde] genoten voordeel in mindering te laten strekken op de door Achmea te betalen vergoeding, nu het hier gaat om een periodieke uitkering die op grond van de hiervoor onder 5.7 omschreven kenmerken moet worden aangemerkt als een vergoeding voor inkomensschade. Het oordeel van de rechtbank dat de verzekeringsuitkering niet in mindering strekt op de vergoeding van Achmea om [benadeelde]s inkomensschade te vergoeden, kan daarom niet in stand blijven. Aldus slagen de grieven I tot en met VII en XV. Daarbij merkt het hof nog wel opdat de door [benadeelde] betaalde verzekeringspremies met dit voordeel verrekend moeten worden. PIV-siteZie ook LJN BH2850