Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof A.dam 041108 aov aangemerkt als schadeverzekering

Hof A.dam 041108 aov aangemerkt als schadeverzekering
2.8 Met grief I in incidenteel appel klaagt (benadeelde) erover dat de rechtbank het volledige bedrag (behoudens het bedrag van € 45.000,— wegens betaalde premies) dat (benadeelde) krijgt uitgekeerd op grond van zijn arbeidsongeschiktheidsverzekering op de schade in mindering heeft gebracht. De rechtbank had, aldus(benadeelde), de gehele AOV-uitkering, althans een groot deel daarvan, buiten de schadeberekening moeten houden. In dit kader heeft (benadeelde) een aantal feiten en omstandigheden aangevoerd die volledige verrekening zijns inziens niet redelijk maken. Allereerst heeft hij erop gewezen dat hij als gevolg van de kunstfout is gedwongen zijn onderneming vroegtijdig te verkopen, waardoor hij dit tegen ongunstigere voorwaarden heeft moeten doen dan het geval zou zijn geweest als hij zelf het verkoopmoment had kunnen bepalen. In de tweede plaats heeft hij aangevoerd dat met de verkoop van de onderneming de arbeidsplaats van zijn echtgenote verloren is gegaan en daarmee haar bijdrage in het gezinsinkomen. Tenslotte heeft (benadeelde) in dit kader naar voren gebracht dat hij als gevolg van de kunstfout vroegtijdig zijn (betaalde) werk als gemeenteraadslid heeft moeten neerleggen. De Stichting heeft de grief gemotiveerd bestreden. Haar meest verstrekkende verweer is dat hier sprake is van een schadeverzekering, en dat de uitkeringen op basis van deze verzekering de schade doen afnemen en derhalve volledig op de vordering van (benadeelde) in mindering moeten worden gebracht.

2.9 Dit verweer slaagt. (benadeelde) heeft aangevoerd (conclusie van repliek sub 25) dat de onderhavige verzekering is afgesloten 'met het oog op eventuele toekomstige schade, samenhangende met en voortvloeiende uit arbeidsongeschiktheid'. Dit sluit aan bij artikel 3 van de op deze verzekering van toepassing zijnde polisvoorwaarden, waarin is bepaald dat de verzekering ten doel heeft uitkering te verlenen bij derving van inkomen door de verzekerde tengevolge van zijn arbeidsongeschiktheid. wil de verzekering aan dit doel beantwoorden, dan vereist dit dat sprake is van inkomen dat door het intreden van het verzekerde voorval, te weten arbeidsongeschiktheid, in gevaar kan komen. Dat betekent dat de verzekering moet worden aangemerkt als een schadeverzekering. Niet in geschil is dat uitkeringen krachtens schadeverzekeringen de schade doen verminderen en daarmee de aanspraak van de gelaedeerde op de laedens in zoverre tenietdoen. Dat betekent dat het hof aan beoordeling van hetgeen (benadeelde) heeft aangevoerd in het kader van de in art. 6:100 BW bedoelde redelijkheidstoets niet toekomt.
(...)
2.12 Met grief II in principaal appel komt de Stichting op tegen het oordeel van de rechtbank dat ter zake van het verlies van verdienvermogen een bedrag van € 45.000,-- ten laste van de Stichting moet worden gebracht in verband met door (benadeelde) betaalde premies van zijn arbeidsongeschiktheids(benadeelde)verzekering.

2.13 De grief slaagt. Het onderhavige bedrag betreft verzekeringspremies die (benadeelde) (althans één van zijn B-.V.'s) van 1987 tot 1 juli 1998, toen de verzekering in verband met (benadeelde)'s arbeidsongeschiktheid premievrij is geworden, heeft betaald. (benadeelde) zou deze premies ook hebben betaald als de kunstfout zich niet had voorgedaan, wat betekent dat het causaal verband tussen de kunstfout en het betalen van de premies ontbreekt. Bovendien is (benadeelde) op grond van de verzekering verzekerd geweest voor - onder meer arbeidsongeschiktheid ten gevolge van welke oorzaak dan ook.

Bij deze stand van zaken is er geen grond de betaalde premies in de becijfering van het door (benadeelde) geleden verlies aan arbeidsvermogen te betrekken. PIV-site