Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Den Bosch 160211 Kosten buiten rechte begroot conform rapport Voorwerk op € 1158,00

Rb Den Bosch 160211 Kosten buiten rechte begroot conform rapport Voorwerk op € 1158,00
Buitengerechtelijke kosten

2.36. Deze post bedraagt in totaal EUR 7.539,31 en is blijkens stukken die ter onderbouwing bij de dagvaarding zijn gevoegd als volgt opgebouwd:

Werkzaamheden advocaat 11-01-2006 t/m 30-08-2006   EUR 3.004,44
Nota Medisch adviesbureau Advi Med d.d. 10-07-2006  341,25
Nota maatschap Orthopedie MMC Eindhoven d.d. 21-02-2006  43,00
Nota huisarts d.d. 11-02-2006  38,60
Nota GGZE d.d. 10-02-2006  44,00
Werkzaamheden advocaat 28-09-2006 t/m 11-12-2006  855,57
Nota Medisch adviesbureau Advi Med d.d. 19-12-2006  277,08
Werkzaamheden advocaat 03-01-2007 t/m 11-10-2007  2001,62
Werkzaamheden advocaat 02-01-2008 t/m 06-10-2008  775,09
Nota Medisch adviesbureau Advi Med d.d. 22-02-2008  158,66

2.37. Solmar Tours voert als meest ver strekkend verweer tegen de buitengerechtelijke kosten aan dat die niet voor vergoeding in aanmerking komen omdat aan [eiseres] een toevoeging is verleend. Dit verweer faalt.

2.38. Allereerst dekt een toevoeging alleen de kosten van de advocaat, niet de kosten van ingeschakelde derden, in dit geval Advi Med, de maatschap Orthopedie MMC Eindhoven, de huisarts en GGzE. Deze kosten bedragen in totaal EUR 902,59. De rechtbank overweegt dat het in lestelschadezaken alleszins gebruikelijk is dat het slachtoffer zichzelf voorziet van bijstand op medisch gebied teneinde zicht te krijgen op de medische gevolgen van de aansprakelijkheid scheppende gebeurtenis. Het gaat om kosten ter vaststelling van de schade die voor vergoeding in aanmerking komen op grond van het bepaalde in artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder b BW. De door [eiseres] gevorderde kosten komen de rechtbank qua hoogte niet onredelijk voor, zodat dit deel van het gevorderde zal worden toegewezen. Met betrekking tot de wettelijke rente over dit bedrag overweegt de rechtbank dat die pas verschuldigd is wanneer de schuldenaar met betaling van het betreffende bedrag in verzuim is. Artikel 6:83 BW brengt mee dat in het geval van een onrechtmatige daad (zoals hier) de schuldenaar in verzuim is met betaling zodra de schade wordt geleden en die schade niet terstond wordt vergoed. Het moment waarop de schade is geleden staat echter nog niet vast, nu niet duidelijk is of [eiseres] de declaraties van de door haar ingeschakelde medische adviseurs al daadwerkelijk heeft voldaan of dat deze zijn voorgeschoten door haar raadsman. De rechtbank zal daarom voor wat betreft de ingangsdatum van de wettelijke rente uitgaan van de datum van dit vonnis.

2.39. Voor wat betreft de kosten gemoeid met de werkzaamheden van de advocaat overweegt de rechtbank als volgt. Artikel 34g van de Wet op de rechtsbijstand bepaalt dat een toevoeging met terugwerkende kracht wordt ingetrokken, (a) indien de rechtzoekende de kosten van rechtsbijstand kan verhalen op een derde, of (b) op het moment van de definitieve afhandeling van de zaak waarvoor de toevoeging is verleend de rechtzoekende als resultaat van die zaak een vordering met betrekking tot een geldsom ter hoogte van tenminste 50% van het heffingvrij vermogen heeft. Aan voorwaarde (a) is voldaan. [eiseres] kan de kosten van rechtsbijstand verhalen op een aansprakelijke derde, Solmar Tours. Aan voorwaarde (b) is eveneens voldaan. Het heffingvrij vermogen bedraagt EUR 20.785,00 (artikel 1 Wet op de rechtsbijstand jo. Artikel 5.5 Wet inkomstenbelasting 2001). Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat het toe te wijzen bedrag de norm van 50% van het heffingvrij vermogen (EUR 10.392,50) ruimschoots zal overtreffen. Zwaarwegende omstandigheden kunnen zich volgens de wettekst nog tegen het om voormelde redenen intrekken van de toevoeging verzetten, maar daarvan is in het onderhavige geval niet gebleken.

2.40. [eiseres] vordert voor de werkzaamheden van de advocaat een bedrag van in totaal EUR 6.636,72 aan buitengerechtelijke kosten. In reactie op het verweer van Solmar Tours dat de gevorderde kosten niet als buitengerechtelijke kosten zijn aan te merken en dat de kosten niet in verhouding staan tot de verrichte werkzaamheden heeft [eiseres] ter comparitie aangevoerd dat de kosten qua hoogte onder het door de Stichting Personenschade Instituut van Verzekeraars (PIV) gehanteerde percentage van 15% zitten. Voorts heeft zij aangeboden de kosten van haar raadsman te laten begroten door de geschillencommissie van de Vereniging van Letselschade Advocaten (LSA).

2.41. De rechtbank overweegt dat het enkele feit dat de door de raadsman van [eiseres] in rekening gebrachte kosten onder de door de PIV gehanteerde norm zitten onvoldoende weerlegging is van het door Solmar Tours op dit onderdeel gevoerde verweer. Op het aanbod om de kosten te laten begroten door de geschillencommissie van de LSA kan de rechtbank niet ingaan. Allereerst is voor het voeren van een procedure bij de geschillencommissie blijkens artikel 4 onder a van het LSA-reglement tot het beslechten van geschillen inzake declaraties (te vinden op www.lsa.nl) de instemming van de wederpartij vereist. Daarvan is in het onderhavige geval geen sprake. Op de tweede plaats, en dit argument is doorslaggevend, is voor het voeren van een afzonderlijke procedure over de declaratie van de raadsman terwijl die declaratie onderdeel is van het geschil in een reeds aanhangige procedure voor de rechtbank, geen plaats. Het gaat blijkens artikel 2 van het hiervoor genoemde reglement namelijk om bindend advies, terwijl uit de toelichting op het reglement volgt dat het bindend advies wordt aangeboden als een alternatief voor het volgen van een procedure voor de rechtbank. Dat is in het onderhavige geval dus niet meer aan de orde.

2.42. Ter onderbouwing van de declaraties van de raadsman heeft [eiseres] specificaties van de verrichte werkzaamheden overgelegd (onderdeel van prod. 10 dagv.). De rechtbank is van oordeel dat aan de hand van de overgelegde specificaties niet eenduidig is vast te stellen in hoeverre sprake is van buitengerechtelijke werkzaamheden die op grond van het bepaalde in artikel 6:96 BW voor vergoeding in aanmerking komen. Daarop zijn naar het oordeel van de rechtbank ook werkzaamheden opgenomen die kunnen zien op de voorbereiding van de procedure en de instructie van de zaak (bespreking van de zaak met de cliënt, bestudering van het dossier, inwinnen van informatie, verzamelen van feiten etc). Voor zover uit de specificaties blijkt van werkzaamheden specifiek gericht op het bewerkstelligen van een regeling buiten rechte overweegt de rechtbank dat er drie brieven aan Solmar Tours zijn verstuurd, er zeven brieven aan ISB, de verzekeraar van Solmar Tours, zijn verstuurd en er een ongeveer gelijk aantal brieven van ISB is ontvangen. Ook de daarmee gemoeide kosten komen niet voor volledige vergoeding in aanmerking. [eiseres] stelt immers dat ISB zich bij herhaling op het standpunt heeft gesteld dat de schade naar Belgisch recht afgewikkeld diende te worden. Dat blijkt ook uit de brieven van ISB d.d. 23 januari 2007 (prod. 2 dagv.), 27 maart 2007 (prod. 4 dagv.), 12 februari 2008 (prod. 5b dagv.) en in mindere mate uit de brief van 17 oktober 2006 (prod. 3 dagv.). Gelet hierop zijn de kosten gericht op het bereiken van een regeling buiten rechte naar Nederlands recht dus deels tevergeefs gemaakt. Omdat het echter gelet op de aard van de zaak in de rede ligt dat buitengerechtelijke kosten van enige omvang zijn gemaakt, zal de rechtbank de te vergoeden buitengerechtelijke kosten op basis van 2 punten van het toepasselijke liquidatietarief (EUR 579,00) van het rapport Voor-werk II vaststellen op EUR 1.158,00, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag van dit vonnis, nu niet bekend is op welke (eerdere) datum deze kosten zijn gemaakt.  LJN BP9059