Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Midden-Nederland 070617 rb passeert verweer dat aantal uren niet in verhouding is; uurtarief gematigd van € 270,00 excl 6% kantoorkosten naar € 250,00 incl; € 13.934,42 BGK toegewezen;

Rb Midden-Nederland 070617 Deelgeschil; kop-staart botsing; ruime toerekening ; othopedisch chirurgische expertise nodig om effect herniaklachten te kunnen vaststellen;
- rb passeert verweer dat aantal uren niet in verhouding is; uurtarief gematigd van € 270,00 excl 6% kantoorkosten naar € 250,00 incl; € 13.934,42 BGK toegewezen;
- kosten begroot op € 7.964,95 (23 uur x € 270 + 6%+ 21%); toegewezen obv 16 uur x € 250,00, totaal € 5.723,00

4.18. Daarmee komt de rechtbank toe aan het verzoek tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten. Beoordeling in dit stadium van het geschil hiervan is passend in dit deelgeschil. Het kan bijdragen aan de verdere onderhandelingen en de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Bij de beoordeling van dit verzoek stelt de rechtbank voorop dat de kosten waarvan betaling wordt gevraagd, voor vergoeding in aanmerking komen indien sprake is van redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW. Bij de beoordeling van het verzoek zal de rechtbank dus de zogenaamde dubbele redelijkheidstoets hanteren. Dit betekent dat zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten redelijk moeten zijn. 

4.19. Tussen partijen is niet in geschil dat het op zich redelijk is dat X gezien het haar overkomen ongeval kosten maakt, waaronder kosten van rechtsbijstand. De discussie ziet op de omvang van de kosten. X vordert betaling van een bedrag van in totaal € 20.281,68 (inclusief kosten van informatieverstrekking door de huisarts en de medisch adviseur van X van € 99,49) aan nog openstaande kosten rechtsbijstand. X heeft een specificatie gegeven van deze kosten, waaruit blijkt dat mr. Roth de volgende uren aan de zaak heeft besteed: 
- in de periode van 22 februari 2013 tot en met 7 juni 2013 in totaal 13.24 uur, 
- in de periode van 8 juni 2013 tot en met 27 september 2013 in totaal 5.12 uur (en daarnaast 3 uur door kantoorgenoten tegen tarieven van respectievelijk € 150,00 (1 uur) en € 195,00 (2 uur), 
- in de periode van 28 september 2013 tot en met 16 december 2013 in totaal 6.42 uur (en daarnaast 0.54 uur door een kantoorgenoot tegen een tarief van € 150,00, 
- in de periode van 17 december 2013 tot en met 24 maart 2014 in totaal 14.54 uur (en daarnaast door kantoorgenoten 0.54 uur tegen € 150,00 en 0.42 tegen € 195,00, 
- in de periode van 25 maart 2014 tot en met 31 december 2014 in totaal 6 uren, 
- in de periode van 1 januari 2015 tot en met 22 april 2015 in totaal 8.42 uren, 
- in de periode van 9 september 2015 tot en met 1 februari 20) 6 in totaal 11.24 uren, 
- in de periode van 2 februari 2016 tot en met 13 juli 2016 in totaal 7.48 uren, 
- in de periode van 14 juli 2016 tot en met 31 oktober 2016 in totaal 3.42 uren. 

X wijst er tevens op dat de uren die zijn besteed aan de voorlopige deskundigenberichtprocedure daarin zijn begrepen. Wat betreft het uurtarief heeft X naar voren gebracht dat een tarief van € 265,00 tot 2015 en vanaf 2016 € 270,00 exclusief 6% kantoorkosten en BTW is gehanteerd. Uit het overzicht blijkt verder dat ASR over voormelde periode in totaal een bedrag van € 10.067,29 heeft bevoorschot. 

4.20. ASR voert als verweer dat het urenaantal dat volgens X aan de zaak is besteed in geen verhouding staat tot de werkzaamheden, met name ook vanwege de combinatie met het hoge/specialistische uurtarief. Volgens ASR heeft X de uren bovendien onvoldoende gespecificeerd. Het door haar in totaal betaalde bedrag (daaronder begrepen de bedragen die aan vorige advocaten van ASR zijn betaald) aan buitengerechtelijke kosten ad € 29.878,78 acht zij ruimschoots toereikend. 

4.21. Gelet op de discussie die in dit dossier, meer in het bijzonder over het causaliteitsvraagstuk, bestaat, is voldoende aannemelijk dat er werkzaamheden zijn verricht die tijd hebben gekost en voor vergoeding in aanmerking komen. X heeft een gedetailleerde specificatie overgelegd waaruit de tijdsbesteding voor elke handeling blijkt. 

Het betreft een overzicht gedurende een aantal jaren. X heeft gesteld dat zij deze overzichten telkens bij de facturen heeft gevoegd die naar ASR zijn gestuurd. Naar het oordeel van de rechtbank kon ASR hier tegenover niet volstaan met de enkele stelling dat het aantal bestede uren in combinatie met het uurtarief buitensporig hoog is. Het gehanteerde uurtarief van € 265,00 en € 270,00 exclusief 6% kantoorkosten en BTW is naar het oordeel van de rechtbank gezien de aard van een deel van de werkzaamheden wel te hoog. De rechtbank zal voor mr. Roth van een uurtarief van € 250,00 exclusief BTW uitgaan en voor de kantoorgenoten respectievelijk € 150,00 en € 195,00, waar ook de kantoorkosten inbegrepen worden geacht. Gelet op een totaal aan uren van 75,88 (mr. Roth) en 4,5 uur (kantoorgenoten) en de informatiekosten van € 99,49 komt het bedrag aan buitengerechtelijke kosten dan in totaal op € 24.001,71. Het door ASR in totaal betaalde bedrag van € 10.067,29 in aanmerking genomen zal de rechtbank een bedrag van € 13.934,42 toewijzen.

4.22. De rechtbank dient op grond van artikel 1019aa lid 1 Rv de kosten van de procedure te begroten en daarbij de redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking te nemen, ook indien een verzoek niet wordt toegewezen. Bij de begroting van de kosten dient de rechtbank de dubbele redelijkheidstoest te hanteren; zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn. Dit betekent dat indien een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen. 

4.23. De kosten van het deelgeschil heeft X - na matiging ter zitting - begroot op 23 uren (13 uur + 10 uur) van € 270,00 vermeerderd met 6 kantoorkosten en 21 BTW, in totaal een bedrag van € 7.964,95. 

4.24. ASR heeft bezwaar gemaakt tegen het aantal uren dat aan de zaak is besteed. In het bijzonder voert zij aan dat het, gelet op het hoge specialistische uurtarief, de overeenkomsten tussen het verzoekschrift tot het gelasten van een voorlopige 
deskundigenberichten onderhavig verzoekschrift en de vele citaten (uit de deskundigenberichten, getuigenverklaringen, jurisprudentie en literatuur) die in het verzoekschrift zijn opgenomen, niet aannemelijk dat in totaal 13 uur aan de voorbereiding van de procedure is besteed. Ook de 10 uur die aan het verder vervolg daarvan is besteed is volgens haar te hoog. 

4.25. Naar het oordeel van de rechtbank treft het verweer van ASR doel. De rechtbank acht gezien de inhoud van het verzoekschrift in dit geval een tijdsbesteding van in totaal 16 uur in verhouding met de aard en complexiteit, het voortraject en specialistisch tarief, van dit deelgeschil. Uitgaande van het uurtarief als hiervoor overwogen van € 250,00 worden de kosten van het deelgeschil daarom begroot op € 4.000,00 te vermeerderen met BTW dus een bedrag van € 4.840,00. ASR zal ook worden veroordeeld in de door X betaalde griffierechten van € 883,00. Uit een en ander volgt dat dat de totale proceskosten van X zullen worden begroot op € 5.723,00. ASR zal tot betaling daarvan aan X worden veroordeeld. 

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2017/rb-midden-nederland-070617

Met dank aan mr. J.F. Roth, SAP Advocaten, voor het inzenden van deze uitspraak