Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb R.dam 141107 specialisatiefactor; eiser is niet gerechtigd met twk verhoogde decl te vorderen

Rb R.dam 141107 specialisatiefactor; eiser is niet gerechtigd met twk verhoogde declaraties te vorderen
(IV)  Kosten betreffende werkzaamheden van de raadsvrouwe van [eiser] over de periode van 1 januari 2000 tot en met 16 september 2003
2.40  Bij tussenvonnis van 27 september 2006 onder 2.13 heeft de rechtbank [eiser] in de gelegenheid gesteld kenbaar te maken welk bedrag hij ter zake van (nog niet vergoede) buitengerechtelijke kosten vordert. Achmea is in de gelegenheid gesteld, voor zover zij de gespecificeerde opgave van de buitengerechtelijke kosten betwist, haar betwisting van die opgave (per specificatie) te motiveren.
2.41  [eiser] stelt dat hij in totaal over de periode van 1 januari 2000 tot en met 16 september 2003, op basis van een specialistentarief van 125 procent van het uurtarief, € 19.742,23 vordert, exclusief wettelijke rente. [eiser] stelt voorts dat het gezien het belang van de zaak redelijk is het specialistentarief alsnog te stellen op 150 procent van het uurtarief. Daarom vermeerdert [eiser] zijn vordering met een bedrag van € 5.091,66. Ter zake van door Achmea gedane betalingen betreffende de buitengerechtelijke kosten verwijst de [eiser] naar de als productie 23 en 24 bij akte overgelegde renteberekeningen.
2.42  De rechtbank is van oordeel dat toepassing van een specialisatiefactor in het kader van de aan te leggen redelijkheidstoets gerechtvaardigd kan zijn indien en voor zover daadwerkelijk sprake is geweest van op efficiënte wijze toegepaste specialistische kennis en mits de totaal in rekening te brengen kosten van buitengerechtelijke rechtsbijstand in een reële verhouding staan tot het werkelijke belang van de zaak. Of daarvan sprake is geweest, hoeft voor wat betreft de vermeerdering van eis echter niet te worden beoordeeld. De raadsvrouwe van [eiser] is uiteraard niet gerechtigd om de over de periode van 1 januari 2000 tot en met 16 september 2003 aan [eiser] in rekening gebrachte kosten van rechtsbijstand in 2007 alsnog met terugwerkende kracht te verhogen. Daarom is [eiser] evenmin gerechtigd vergoeding van dergelijke met terugwerkende kracht verhoogde declaraties te vorderen van Achmea. Voor zover de vordering is vermeerderd door toepassing achteraf van een hoger tarief zal de vordering derhalve worden afgewezen.
2.43  Achmea heeft de gespecificeerde opgave van de buitengerechtelijke kosten niet betwist en geen bezwaar gemaakt tegen de hoogte van het oorspronkelijk toegepaste tarief. Niettemin heeft zij die kosten niet volledig voldaan. Bij conclusie van antwoord onder 6.1.1 stelt zij daaromtrent dat zij een bedrag van € 12.715,18 aan voorschotten op de buitengerechtelijke kosten heeft betaald. Het meerdere stelt zij niet te hebben voldaan omdat gelet op de discussie over de omvang van de schade nog niet te beoordelen was of de omvang van de kosten ook redelijk was.
2.44  Het komt de rechtbank voor dat de omvang van de (oorspronkelijk) gevorderde vergoeding ter zake van buitengerechtelijke kosten afgezet tegen de omvang van de door [eiser] geleden en te lijden ongevalsgerelateerde schade niet onredelijk was. Dat brengt mee dat de (oorspronkelijk) gevorderde vergoeding ter zake van buitengerechtelijke kosten ad € 19.742,23, verminderd met de daarop reeds betaalde voorschotten, in beginsel toewijsbaar is.
2.45  Achmea voert aan dat de wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten eerst ingaat op het moment dat [eiser] de kosten daadwerkelijk voor zijn rekening heeft genomen. Nu is gesteld noch gebleken dat de declaraties van de raadsvrouwe van [eiser] door [eiser] zijn voldaan, is in de visie van Achmea de dag van dagvaarding de ingangsdatum van de wettelijke rente.
2.46  De rechtbank acht de redenering van Achmea onjuist. De schade ter zake van gefactureerde buitengerechtelijke kosten verschijnt op het moment dat de debiteur rechtens verplicht wordt die gefactureerde kosten te betalen, derhalve vanaf het verstrijken van de overeengekomen betalingstermijn en ongeacht de vraag of hij de declaraties op dat moment feitelijk heeft voldaan. LJN BG4777