Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Zutphen 240107 Rapport Voorwerk nvt. zaak geregeld tegen 1/3 deel van de vordering; RBK ook 1/3?

Rb Zutphen 240107 Rapport Voorwerk nvt. zaak geregeld tegen 1/3 deel van de vordering; RBK ook 1/3?
2.1. [eiseres] heeft als gevolg van een verkeersongeval, dat op 9 september 1998 heeft plaatsgevonden, whiplashletsel opgelopen. ABN AMRO heeft als WAM-Assuradeur van de veroorzaker van het ongeval, aansprakelijkheid jegens [eiseres] erkend. Nadat onderhandelingen over de schadeafwikkeling waren vastgelopen, heeft [eiseres] bij dagvaarding van 25 januari 2006 ABN AMRO in rechte betrokken en gevorderd om ABN AMRO te veroordelen om aan haar onder meer een voorschot op de schadevergoeding van
€ 119.806,-- te betalen alsmede een bedrag van € 15.849, -- ter zake van buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met wettelijke rente over laatstgemeld bedrag vanaf de dag der dagvaarding.

2.2. Na de comparitie van partijen is tussen partijen een minnelijke regeling tot stand gekomen, met uitzondering van de buitengerechtelijke kosten. [eiseres] heeft daarop bij akte haar vordering verminderd tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten als voormeld, kosten rechtens.

2.3. ABN AMRO voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3. De beoordeling
3.1. De door [eiseres] gevorderde buitengerechtelijke kosten bestaan uit twee onderdelen:
a. werkzaamheden van haar advocaat (vanaf oktober 2001 tot en met november 2005, 55 uren): € 13.182,-- (inclusief kantoorkosten en BTW);
b. kosten ter zake van medisch advies en het opvragen van medische informatie: € 2.667,--.

3.2. ABN AMRO heeft de aansprakelijkheid voor het aan [eiseres] overkomen ongeval ook in rechte niet bestreden, zodat zij in beginsel gehouden is om de door [eiseres] gemaakte buitengerechtelijke kosten te vergoeden.

3.3. Vast staat dat [eiseres] een rechtsbijstandsverzekering heeft bij Achmea. ABN AMRO heeft aangevoerd dat gesteld noch gebleken is dat [eiseres] de buitengerechtelijke kosten zelf moet voldoen of heeft voldaan, zodat ABN AMRO aanneemt dat de kosten van de advocaat van [eiseres] worden vergoed op basis van de rechtsbijstandsverzekering. In dat geval lijdt [eiseres] geen schade, aldus ABN AMRO.

3.4. [eiseres] heeft onder verwijzing naar aanbeveling 16.1 van het rapport Voor-werk II gesteld dat het aspect van de rechtsbijstandverzekering in deze buiten beschouwing dient te worden gelaten. Dit betoog gaat niet op. Daargelaten dat rapport Voor-werk II een niet bindende richtlijn is, is dat rapport geschreven met het oog op buitengerechtelijke kosten in het kader van geschillen over zakelijke overeenkomsten, maar niet tevens met het oog op buitengerechtelijke kosten in het kader van de afwikkeling van -veelal op onrechtmatige daad gebaseerde- letselschadezaken. Bij letselschadezaken zijn buitengerechtelijke kosten bovendien veelal van een geheel andere aard en omvang dan bij de handelszaken waarop aanbeveling 16.1 van rapport Voor-werk II betrekking heeft.

3.5. [eiseres] heeft voorts aangevoerd dat het niet relevant is dat zij een rechtsbijstandsverzekering heeft, omdat de kosten slechts worden vergoed indien het niet zou lukken om de kosten te verhalen op de aansprakelijke partij. [eiseres] heeft die -op zichzelf niet door ABN AMRO weersproken- stelling evenwel niet nader onderbouwd door het overleggen van de polisvoorwaarden van de met Achmea gesloten verzekering. [eiseres] zal daartoe bij akte in de gelegenheid worden gesteld.

3.6. Indien uit de inhoud van de met Achmea gesloten overeenkomst mocht blijken dat de dekking voor buitengerechtelijke kosten voorwaardelijk is, zoals in het standpunt van [eiseres] besloten ligt, wordt reeds nu het volgende overwogen.

3.7. Bij de beoordeling van de vraag naar de omvang van de vergoedingsplicht ter zake van buitengerechtelijke kosten speelt de dubbele redelijkheidstoets een rol. Uit het door [eiseres] aangehaalde arrest van de Hoge Raad d.d. 11 juli 2003, NJ 2005,50 (in welk arrest overigens de hier niet aan de orde zijnde vraag wordt beantwoord of buitengerechtelijke kosten ook voor vergoeding in aanmerking komen, indien, gegeven de aansprakelijkheid voor een ongeval, blijkt dat geen schade is geleden dan wel dat causaal verband tussen schade en ongeval ontbreekt) volgt -anders dan [eiseres] kennelijk meent- niet dat de dubbele redelijkheidstoets in het onderhavige geval niet zou mogen worden gehanteerd.

3.8. De medische kosten voldoen aan de dubbele redelijkheidstoets, zodat ter zake in beginsel een bedrag van € 2.667,-- voor toewijzing vatbaar is.

3.9. Met betrekking tot de buiten rechte gemaakte advocaatkosten ligt dit evenwel anders. De inzet van de procedure (exclusief buitengerechtelijke kosten) bedroeg immers een voorschotbedrag van € 119.806,--, terwijl partijen de schade uiteindelijk hebben geregeld voor een bedrag van ongeveer € 39.000,--, hetgeen ongeveer 1/3 deel is van eerstgenoemd bedrag, nog daargelaten dat het een voorschot op de gehele schade betrof. In redelijkheid komen de advocaatkosten dan ook slechts in beginsel voor vergoeding in aanmerking voor een naar boven afgerond bedrag van € 4.500,--.

3.10. Partijen hebben nog gedebatteerd over de vraag of in deze de “Regeling Buitengerechtelijke Kosten-Letsel” (hierna: de Nora-regeling) van toepassing is. De Nora-regeling is vastgesteld op grond van een op 28 juni 2006 tussen de afdelingscommissies Rechtsbijstand, Algemene Aansprakelijkheid en Motorrijtuigen van het Verbond van Verzekeraars tot stand gekomen “Convenant Buitengerechtelijke Kosten- Materieel (BGK-M).” Zowel Achmea als ABN AMRO zijn deelnemende verzekeraars. In het convenant is bepaald dat andere dan deelnemende verzekeraars aan de regeling geen rechten kunnen ontlenen. ABN AMRO heeft met een beroep op artikel 4 onder b. lid 2 van de Nora-regeling betoogd dat [eiseres] ter zake van buitengerechtelijke kosten slechts aanspraak heeft op een vergoeding van een bedrag van € 1.581,--

3.11. Dit verweer van ABN AMRO gaat niet op. Artikel 4 onder b. lid 2 van de Nora-Regeling luidt: “Indien de rechtsbijstandassuradeur zelf een civiele procedure start, of de zaak door de rechtsbijstandverzekeraar is overgedragen aan een advocaat die vervolgens een civiele procedure start, beperkt de rechtsbijstandverzekeraar zijn vordering tot verhaal van de door hem vóór het starten van de procedure resp. het inschakelen van de advocaat gemaakte kosten, tot het bedrag van de lumpsum, eventueel vermeerderd met de kosten terzake van arbeidsreïntegratie en voertuigexpertise.” Daar waar in artikel 4. onder b. lid 1 is bepaald: “Indien de zaak door de rechtsbijstandverzekeraar is overgedragen aan een advocaat en deze advocaat zonder een civiele procedure gestart te hebben alsnog een minnelijke regeling met de aansprakelijkheidsassuradeur bereikt, dan beperkt de rechtsbijstandverzekeraar zijn gehele vordering tot verhaal van kosten van rechtsbijstand tot een bedrag gelijk aan de lumpsum, eventueel vermeerderd met de kosten terzake van arbeidsreïntegratie en voertuigexpertise”, kan ABN AMRO in het onderhavige geval, waarin de minnelijke regeling tot stand is gekomen na het starten van een civiele procedure, aan artikel 4. onder b. lid 2 geen rechtens te honoreren argument ontlenen om de door de advocaat van [eiseres] voor het starten van de civiele procedure gemaakte buitengerechtelijke kosten onder het -beperkende- bereik van de Nora-regeling te brengen. Het convenant biedt steun voor deze uitleg. Immers, met het convenant wordt beoogd de kosten van verhaal in het kader van buitengerechtelijke afdoening van schade tussen voormelde assuradeuren te beperken, door ter zake van de post buitengerechtelijke kosten van een lumpsumvergoeding uit te gaan, waarvan de hoogte ieder jaar opnieuw wordt vastgesteld. In het spoor daarvan bepaalt artikel 3. onder b. van het convenant dat de [Nora-] regeling niet van toepassing is, indien er geen minnelijke regeling wordt bereikt en een civiele procedure wordt gestart.

3.12. Indien uit de inhoud van de met Achmea gesloten overeenkomst niet mocht blijken dat de dekking voor buitengerechtelijke kosten voorwaardelijk is dan wordt als volgt overwogen.

3.13. Het moet er voor gehouden worden dat Achmea de kosten van rechtsbijstand heeft voldaan. Nu niet anders is gebleken, moet dit ook gelden voor de medische onderzoekskosten. Dit brengt met zich dat [eiseres] geen schade ex artikel 6:96 lid 2 BW heeft geleden. Achmea heeft als gesubrogeerd verzekeraar ter zake van bedoelde kosten een zelfstandig vorderingsrecht op ABN AMRO, maar Achmea is in de onderhavige procedure geen partij. Gesteld noch gebleken is dat Achmea bedoelde vordering op ABN AMRO aan [eiseres] heeft gecedeerd. Bij deze stand is er geen deugdelijke grondslag om ABN AMRO te veroordelen om de buitengerechtelijke kosten, voor zover voor toewijzing vatbaar, aan [eiseres] te betalen.

3.14. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
LJN BA7315