Overslaan en naar de inhoud gaan

RBAMS 200120 geen letsel; afhandeling claim Schadecoach; door Kifid uitgesproken veroordeling valt niet onder cessieakte

RBAMS 200120 geen letsel; afhandeling claim Schadecoach; door Kifid uitgesproken veroordeling valt niet onder cessieakte

Feiten

1.
Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast.

1.1.
Vivat Schadeverzekeringen heeft als schadeverzekeraar een schadeclaim inzake een gestolen bromfiets behandeld die door haar verzekerde [naam verzekerde] (hierna te noemen: de verzekerde) bij haar is neergelegd.

1.2.
Op 30 april 2015 heeft de verzekerde een formulier van Schadecoach genaamd ‘opdrachtbevestiging / machtiging / cessieakte’ ondertekend. Hierin staat, voor zover relevant:
Hierbij verleent ondergetekende opdracht en machtiging aan Schadecoach.com om namens ondergetekende als eigen schade-expert op te treden in verband met een diefstalschade. ( ... )
Tevens cedeert ondergetekende met betrekking tot dit schadegeval de uitkering aan Schadecoach.com, zodat deze uitkering door verzekeraar op de rekening van Schadecoach.com gestort dient te worden.
Verrekening met ondergetekende zal door Schadecoach.com plaats hebben onmiddellijk na eventuele ontvangst van betreffende uitkering. ( ... )

1.3.
Op 1 oktober 2015 heeft Vivat Schadeverzekeringen conform cessie € 181,50 aan Schadecoach betaald voor kosten van een contra-expertise.

1.4.
Op 22 oktober 2015 heeft Vivat Schadeverzekeringen conform cessie € 925,00 aan Schadecoach betaald. Dit bedrag ziet op de schade zoals die door Schadecoach is vastgesteld, verminderd met € 100,00 eigen risico van de verzekerde.

1.5.
Op 10 maart 2016 heeft de verzekerde een klacht bij de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening (verder: KiFiD) ingediend. Op 11 juli 2017 heeft KiFiD een niet bindende uitspraak gedaan. Hierin staat, voor zover relevant:
De Commissie stelt vast dat Consument heeft gekozen voor een niet-bindend advies. De uitspraak is daardoor niet-bindend.
( ... )
Uitgangspunt is hetgeen partijen zijn overeengekomen en hetgeen bepaald is in de wettelijke bepalingen. Op grond van de destijds geldende voorwaarden komen de kosten voor contra-expertise voor rekening van Verzekeraar. Verzekeraar stelt zich in dit kader op het standpunt dat het via internet vaststellen van een relatief eenvoudige schade door de contra-expert geen declaratie wettigt van uiteindelijk € 1.173,70. De Commissie kan Verzekeraar hierin volgen. ( ... ) Een bedrag van € 1.173,70 aan kosten voor contra-expertise is naar het oordeel van de Commissie buitensporig hoog en niet redelijk ( ... ). De Commissie stelt de vergoeding voor de contra-expertise ex aequo et bono vast op € 400.
( ... )
De door Consument gemaakte kosten voor bijstand van Schadecoach in de interne klachtenprocedure komen wel voor vergoeding in aanmerking ( ... ) nu de bijstand van Schadecoach uiteindelijk heeft geleid tot een uitkering van de gevorderde schade. Voor dit onderdeel wijst de Commissie ( ... ) een bedrag toe van € 50,00.
In het kader van de rechtstreekse uitbetaling van de schadevergoeding van Consument aan Schadecoach wenst de Commissie nog op te merken dat, hoewel Verzekeraar hier heeft gehandeld conform de cessieovereenkomst tussen Consument en Schadecoach, deze handelswijze van Schadecoach twijfelachtig is. Het kan immers niet de bedoeling zijn dat Consument wel zijn schade aan de fiets vergoed krijgt, maar daarvan een (groot) deel, op grond van de door hem ondertekende cessieovereenkomst met Schadecoach, aan Schadecoach dient af te dragen.
( ... )
Beslissing
De Commissie beslist dat Verzekeraar binnen vier weken na de dag waarop een afschrift van deze beslissing aan partijen is verstuurd, aan Consument vergoedt een bedrag van € 450,00
.“

1.6.
Vivat Schadeverzekeringen heeft na de uitspraak van KiFiD € 450,00 overgemaakt aan de verzekerde.

Geschil
2.
Schadecoach vordert bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeling van Vivat Schadeverzekeringen tot betaling van € 450,00 binnen twee weken na dit vonnis, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 24 april 2017 tot de dag van de voldoening, met veroordeling van Vivat Schadeverzekering in de proceskosten.

3.
Schadecoach stelt dat Vivat Schadeverzekeringen een schadeclaim heeft afgewikkeld met de verzekerde, terwijl de uitkering door de verzekerde aan Schadecoach was gecedeerd. Vivat Schadeverzekeringen had aanvankelijk wel de cessie gevolgd door de schadepenningen aan Schadecoach uit te betalen, maar na de uitspraak van KiFiD volgde zij de cessie niet meer. Schadecoach legt artikel 3:94 BW ten grondslag aan haar vordering.

4.
Vivat Schadeverzekeringen heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Het verweer zal, voor zover voor de beoordeling relevant, hierna aan de orde komen.

Beoordeling

5.
Vastgesteld wordt dat de dagvaarding niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Ter toelichting geldt het volgende. Schadecoach heeft haar identiteit tot op heden onvoldoende aan zowel Vivat Schadeverzekeringen als aan de kantonrechter kenbaar gemaakt. Voorts heeft Schadecoach in strijd met artikel 21 Rv gehandeld door niet alle voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. In de dagvaarding stelt Schadecoach bijvoorbeeld dat in de uitspraak van KiFiD is geoordeeld dat de cessieakte rechtsgeldig is, maar dat is niet in de betreffende uitspraak aan de orde gekomen. Schadecoach heeft tevens in strijd gehandeld met artikel 85 Rv door niet alle gedingstukken waarop zij zich beroept, zoals de KiFiD uitspraak, te overleggen. Verder heeft Schadecoach niet voldaan aan haar substantiëringsplicht door het verweer van Vivat Schadeverzekeringen, dat haar bekend was, niet in de dagvaarding op te nemen. Ten slotte heeft Schadecoach bij dagvaarding onvoldoende gesteld over de grondslag van de vordering. De kantonrechter zal hieraan de gevolgtrekking verbinden die hij geraden acht.

6.
Het voorgaande heeft naar het oordeel van de kantonrechter niet tot gevolg dat niet aan een inhoudelijke beoordeling kan worden toegekomen.

7.
Aan de vordering legt Schadecoach artikel 3:94 BW ten grondslag. Dit artikel werkt het krachtens artikel 3:84 BW gestelde vereiste van levering nader uit, voor zover het de overdracht van tegen een of meer bepaalde personen uit te oefenen rechten betreft en artikel 3:93 BW daarop niet reeds van toepassing is. Artikel 3:94 BW is dus een wetsartikel dat vormvoorschriften inhoudt. Het is de kantonrechter niet duidelijk geworden waarom Schadecoach meent dit artikel aan haar vordering ten grondslag te kunnen leggen. Schadecoach stelt hierover niets.

8.
Schadecoach vordert betaling van € 450,00, klaarblijkelijk op grond van de KiFiD uitspraak. De KiFiD uitspraak betreft een niet-bindende uitspraak. Vivat Schadeverzekeringen had dus geen gevolg hoeven geven aan de uitspraak, maar heeft ervoor gekozen dit wel te doen. Vivat Schadeverzekeringen heeft conform de uitspraak van KiFiD gehandeld nu zij is veroordeeld € 450,00 te voldoen aan de verzekerde. Het bedrag ziet op kosten die de verzekerde heeft moeten maken aan bijstand. De verzekerde is [naam verzekerde] , niet Schadecoach.

9. Dan komt vervolgens de vraag aan de orde of het uitgekeerde bedrag onder de cessie valt. Geoordeeld wordt dat dat niet het geval is. Gecedeerd is immers de uitkering met betrekking tot dit schadegeval. De uitkering met betrekking tot dit schadegeval is reeds door Vivat Schadeverzekeringen op 1 en 22 oktober 2015 aan Schadecoach betaald. Die uitkering bestond uit de dagwaarde van de gestolen bromfiets, bezorgkosten, daggeldvergoeding en kosten voor contra-expertise. Gesteld noch gebleken is dat álle uitkeringen zijn gecedeerd. Dat volgt niet uitdrukkelijk uit de cessie. Bovendien gaat het in deze procedure om een niet bindende uitspraak van een na afhandeling van het schadegeval ingediende klacht. Niet is gebleken dat dit eveneens kan worden geschaard onder ‘het schadegeval’. Deze lezing volgt ook uit het vonnis van 7 maart 2018 dat Schadecoach bij repliek heeft overgelegd. Daar overweegt de kantonrechter: “dat de (zelfde, ktr) cessie voldoende bepaalbaar is, nu aan Schadecoach is gecedeerd “de uitkering met betrekking tot dit schadegeval”. Niet anders kan bedoeld zijn dan dat in ieder geval de uitkering zelf, het schadebedrag ten gevolge van het voorval, werd overgedragen”. De kantonrechter verenigt zich met deze overweging en maakt deze tot de zijne.

10. Daar komt nog bij dat Vivat Schadeverzekeringen heeft aangevoerd dat de reeds uitgekeerde bedragen op 1 en 22 oktober 2015 ruimschoots voldoende waren om de vergoeding uit te voldoen waar Schadecoach volgens de uitspraak van KiFiD aanspraak op kon maken. Het resterende deel behoort derhalve aan de verzekerde toe te komen en niet aan Schadecoach, aldus Vivat Schadeverzekeringen. Schadecoach heeft dit verweer bij dupliek niet bestreden. Het verweer treft naar het oordeel van de kantonrechter ook doel. Vivat Schadeverzekeringen merkt terecht op dat indien zij het bedrag van € 450,00 aan Schadecoach zou hebben betaald in plaats van aan de verzekerde, hetgeen dus in strijd zou zijn met de uitspraak van KiFiD, Schadecoach dit bedrag op grond van de KiFiD uitspraak één op één zou hebben moeten doorbetalen aan de verzekerde, waardoor vraagtekens kunnen worden gezet bij het belang van Schadecoach bij de onderhavige vordering.

11. Op grond van het voorgaande wordt de vordering van Schadecoach afgewezen.

12. Ten overvloede merkt de kantonrechter los van het bovenstaande op dat hij met KiFiD en Vivat Schadeverzekeringen van oordeel is dat de handelswijze van Schadecoach twijfelachtig is. Niet transparant is of Schadecoach überhaupt een bedrag aan de verzekerde uitkeert en zo dat het geval zijn, hoeveel. Mogelijk ziet de verzekerde door de cessie niets terug van zijn (hogere) schade-uitkering, terwijl deze uitkering juist voor de verzekerde is bedoeld.

13. Schadecoach wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, met dien verstande dat in navolging van overweging 5 aanleiding wordt gezien een hoger bedrag aan salaris gemachtigde per punt toe te kennen dan gebruikelijk bij een vordering van deze omvang. Een bedrag van € 240,00 per salarispunt komt de kantonrechter redelijk voor. Er bestaat geen grond voor een integrale proceskostenveroordeling zoals door Vivat Schadeverzekeringen verzocht, omdat van misbruik van procesrecht niet is gebleken. ECLI:NL:RBAMS:2020:284