Overslaan en naar de inhoud gaan

RvT 2006/20 Mo Verzekeraar reageert traag, achterstand verlies verdienvermogen en KBR: ongegrond

RvT 2006/20 Mo Klacht: Verzekeraar reageert traag, achterstand verlies verdienvermogen en KBR: niet klachtwaardig.
Het oordeel van de Raad
1. Klaagster verwijt verzekeraar in de eerste plaats dat hij zich op het moment van het indienen van de klacht op 14 januari 2005 (verzekeraar wekt in zijn verweer ten onrechte de indruk dat klager zich voor het eerst op 22 februari 2005 tot de Raad heeft gewend) nog niet concreet had uitgelaten over de door het Nederlands Rekencentrum Letselschade opgestelde letselschadeberekening van 22 juli 2004.
2. Uit de aan de Raad overgelegde stukken volgt dat klaagsters advocaat deze letselschadeberekening op 2 september 2004 aan de advocaat van verzekeraar heeft verzonden en dat de advocaat van verzekeraar bij faxbericht van 20 januari 2005 klaagsters advocaat aanvullende informatie heeft gevraagd om de uitgangspunten die als basis voor de letselschadeberekening dienden, te beoordelen. De Raad is van oordeel dat de vertraging is te betreuren maar dat niet sprake is van een zodanige trage behandeling dat verzekeraar daardoor de goede naam van het verzekeringsbedrijf heeft geschaad. De Raad neemt hierbij mede in aanmerking dat de advocaat van verzekeraar in genoemde periode wegens ziekte was uitgevallen waardoor een kantoorgenoot zich in het dossier heeft moeten inwerken. In zoverre is de klacht ongegrond.
3. Voorts beklaagt klaagster zich over de onvoldoende bevoorschotting van het verlies aan verdienvermogen en van de kosten buiten rechte, waaronder de kosten van de in onderling overleg ingeschakelde arbeidsdeskundige.
4. Klaagster heeft in haar commentaar niet de juistheid bestreden van de opgave door verzekeraar in zijn verweerschrift van door hem betaalde voorschotten op de door klaagster geleden schade en op de buitengerechtelijke kosten, zodat de Raad van de juistheid van deze opgave zal uitgaan. Blijkens de opgave van verzekeraar heeft hij aan voorschotten onder algemene titel een bedrag van € 91.966,24 en aan voorschotten op de buitengerechtelijke kosten een bedrag van € 22.146,71 betaald. Verzekeraar heeft voorts onweersproken aangevoerd dat door klaagsters advocaat tot 1 januari 2005 totaal een bedrag ad € 129.296,94 aan schade is geclaimd, waarvan € 125.055,- aan verlies van verdienvermogen, en totaal € 29.376,33 aan buitengerechtelijke kosten.
5. Hetgeen verzekeraar blijkens zijn opgave heeft betaald als voorschotten op de door klaagster geleden schade komt de Raad op grond van de door partijen overgelegde stukken niet onverdedigbaar voor. Daarbij neemt de Raad mede in aanmerking dat het door klaagster geleden verlies aan verdienvermogen volgens de letselschadeberekening tot en met 2004 € 89.626,31 bedraagt en tussen partijen nog onenigheid bestaat over onder meer de mate van arbeidsongeschiktheid en de benutting van de resterende verdiencapaciteit.
6. Gelet op de omstandigheden van het geval, voorzover blijkend uit de door partijen overgelegde stukken, acht de Raad voorts niet onverdedigbaar het standpunt van verzekeraar dat hij voorshands, in afwachting van een definitieve regeling, kan volstaan een bedrag van € 22.146,71 als voorschot uit te keren op het tot dat moment door de advocaat van klaagster totaal gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke kosten van € 29.376,33. Voorzover klaagster verzekeraar verwijt dat hij niet de kosten van de in onderling overleg ingeschakelde arbeidsdeskundige heeft betaald - welke kosten in voornoemd bedrag ad € 29.376,33 zijn opgenomen - merkt de Raad op dat, nu verzekeraar heeft ontkend dat de arbeidsdeskundige in onderling overleg is ingeschakeld en hiervan uit de overgelegde stukken ook niet is gebleken, de Raad in het kader van de onderhavige tuchtrechtelijke procedure niet kan vaststellen of van dit één en ander sprake is geweest. Ook in zoverre is de klacht ongegrond.
7. De slotsom van hetgeen hiervoor is overwogen is dat de klacht in al zijn onderdelen ongegrond moet worden verklaard.
Klachteninstituut