Overslaan en naar de inhoud gaan

RBROT 230323  rb acht percentages Aanbevelingen rekenrente van maart 2022 niet meer reëel en gaat uit van 2% rente en 5% inflatie

RBROT 230323  rb acht percentages Aanbevelingen rekenrente van maart 2022 niet meer reëel en gaat uit van 2% rente en 5% inflatie
- rb kort VAV met 30% vanwege geschatte inkomsten waarover niet naar waarheid is verklaard;

- eiser onderbouwt niet dat gemeente Haarlem verstrekte PW-uitkering zal terugvorderen; rb neemt aan dat niet gaat gebeuren

in vervolg op
RBROT 070422 Wg aansprakelijk vanwege niet afsluiten ongevallenverz.; 25% ES vanwege niet dragen gordel; bewijsopdracht tav VAV

2.24.
Heerhugowaard Bewindvoering en [gedaagden01] refereren zich voor wat betreft te hanteren rekenrente aan de Aanbevelingen rekenrente in Personenschadezaken. Volgens Heerhugowaard Bewindvoering is de rekenrente nihil en zelfs negatief en [gedaagden01] licht niet nader toe waar de Aanbevelingen volgens hem toe zouden moeten leiden. De kantonrechter gaat uit van een peildatum voor de kapitalisatie van 1 januari 2022 (de datum met ingang waarvan [naam01] een WIA-uitkering in combinatie met een PW-uitkering ontvangt, omdat de schade tot die datum met een redelijke mate van zekerheid concreet kan worden begroot) en een einddatum van 1 oktober 2025 (de datum tot wanneer [naam01] schade lijdt, zeven jaar na de vermoedelijke einddatum, zonder ongeval, van de arbeidsovereenkomst met [gedaagden01] ). De huidige Aanbevelingen rekenrente in Personenschadezaken, die dateren van maart 2022, gaan voor de eerste vijf jaren uit van 0% rente en 2% inflatie. Gelet op de huidige rente- en inflatieontwikkelingen acht de kantonrechter deze percentages inmiddels niet meer reëel. Zij zal daarom uitgaan van 2% rente en 5% inflatie voor de drie jaar en negen maanden tot de einddatum. Het gekapitaliseerde bedrag komt dan (afgerond) neer op € 41.900,-. Dit is het bedrag dat [gedaagden01] aan [naam01] moet betalen.

Proceskosten

2.25.
[gedaagden01] krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [naam01] tot vandaag vast op€ 108,19 aan dagvaardingskosten, € 85,- aan griffierecht en € 2.380,50 aan salaris voor de gemachtigde (4,5 punten x € 529,-). Dit is totaal € 2.573,69. Voor kosten die [naam01] maakt na deze uitspraak moet [gedaagden01] een bedrag betalen van € 132,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853).

Uitvoerbaarheid bij voorraad

2.26.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv). ECLI:NL:RBROT:2023:2382

1Bijlage 17 bij dagvaarding
2Bijlage 16 bij dagvaarding: de brief van het UWV van 4 september 2017
3Bijlage 1 bij de akte van Heerhugowaard Bewindvoering van 12 mei 2022: de brief van het UWV van 15 februari 2019
4Zie de transcriptie van het gesprek op 19 januari 2018, bijlage 10 bij antwoord
5Artikel 6:97 BW
6Zie de transcriptie van het gesprek op 19 januari 2018, bijlage 10 bij antwoord
7Zie de transcriptie van het gesprek op 19 januari 2018, bijlage 10 bij antwoord
8Beslissing UWV van 11 oktober 2019, bijlage 23 bij dagvaarding