Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Utrecht 080807 wrongful birth; kosten ivm geboorte, opvoeding en verzorging, w.o. verlies verdien

Rb Utrecht 080807 wrongful birth; kosten ivm geboorte, opvoeding en verzorging, w.o. verlies verdienvermogen
4.5.  Eisers vorderen verschillende bedragen als vergoeding van extra kosten die zij hebben gemaakt of nog zullen gaan maken in verband met de geboorte, opvoeding en verzorging van [naam kind]. Onder die noemer kunnen de posten 2, 3, 5 en 6 worden gebracht. Zij baseren zich daarbij onder meer op berekeningen die zijn opgenomen in de door het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (“Nibud”) gepubliceerde “Geldwijzer”.

4.6.  Voor wat betreft de post “kosten in verband met opvoeding/verzorging [naam kind]” zijn eisers uitgegaan van de door het Nibud gepubliceerde “Geldwijzer, kinderen tot 12 jaar” en “Geldwijzer Scholieren”. In deze publicaties is opgenomen wat de gemiddelde kosten zijn die in een gezin worden gemaakt ten behoeve van kinderen tot 12, respectievelijk 18 jaar. Uitgaande van het netto gezinsinkomen per maand en het aantal kinderen, is berekend hoeveel gemiddeld in totaal aan de kinderen wordt besteed. De tabellen gaan op voor gezinnen tot en met vier kinderen. Uit die overzichten blijkt dat bij een maximuminkomen van EUR 4.000,00, gemiddeld EUR 1.600,00 per maand aan vier kinderen wordt besteed. Dat betekent volgens eisers een bedrag van ongeveer EUR 400,00 per kind. Uitgaande van enig extra voordeel bij een vijfde kind, komen zij vervolgens op een bedrag van EUR 350,00 per maand aan kosten voor hun zoon [naam kind].

4.7.  Hoewel het door eisers bij de berekeningen gehanteerde gezinsinkomen boven het in het overzicht van het Nibud opgenomen maximum ligt, kan het Diakonessenhuis zich erin vinden dat van het in dat overzicht opgenomen maximum wordt uitgegaan. Het Diakonessenhuis kan zich echter niet vinden in de berekening van de kosten van het vijfde kind zoals eisers die voorstaan. Het Diakonessenhuis heeft er in dat verband op gewezen dat uit dezelfde Nibud-normen blijkt dat de kosten per kind relatief gezien afnemen naarmate het gezin groter wordt. Partijen zijn het erover eens dat de tabellen in de Geldwijzer geen berekening geven van de gemiddelde kosten van vijf kinderen. Het Diakonessenhuis heeft bij conclusie van antwoord gewezen op een rapport van het Nibud uit 2003 naar aanleiding van onderzoek naar de kosten van kinderen in grote gezinnen, waarin staat dat de kosten van vier inwonende kinderen gemiddeld 39% van het totaal besteedbare inkomen innemen en de kosten van vijf inwonende kinderen gemiddeld 41%. Het Diakonessenhuis meent dan ook dat de gemiddelde extra kosten van het vijfde kind 2% van het gezinsinkomen belopen. Uitgaande van het door eisers gestelde netto gezinsinkomen van EUR 4.700,00, komen zij op een bedrag van EUR 94,00 per maand aan extra kosten.
Eisers hebben in reactie hierop aangevoerd dat het schaalvoordeel waardoor de extra kosten van een vijfde kind relatief lager zouden zijn, in hun geval niet opgaat omdat hun vijfde kind slechts ruim een jaar jonger is dan het vierde kind zodat zij niet alle “babyspullen” van het vierde kind voor het vijfde hebben kunnen gebruiken. Zij stellen zich voorts op het standpunt dat hun gezinsinkomen niet goed vergelijkbaar is met het inkomen waar de Nibud-berekeningen op gebaseerd zijn en dat daarbij onvoldoende rekening is gehouden met een eventuele latere wijziging van het inkomen.

4.8.  Het standpunt van eisers komt er op neer dat in hun concrete situatie de kosten hoger zijn dan gemiddeld omdat hun vijfde kind kort na het vierde is geboren, zodat niet van de gemiddelde (extra) kosten van een vijfde kind moet worden uitgegaan. De rechtbank volgt hen niet in dit betoog. Dat hun berekening, die evenzeer is gebaseerd op door het Nibud berekende gemiddeldes, beter aansluit bij de in hun geval in concreto geleden schade, is naar het oordeel van de rechtbank niet voldoende duidelijk geworden. Eisers hebben een paar voorbeelden gegeven van kosten die zij (opnieuw) voor hun vijfde kind hebben moeten maken, maar daaruit kan niet worden afgeleid dat in zijn algemeenheid de berekende gemiddelde totalen – en in het bijzonder de relatieve afname in extra kosten – niet opgaan indien kinderen niet veel in leeftijd schelen.

4.9.  Eisers hebben de door het Diakonessenhuis aan de hand van het Nibud rapport over de kosten van kinderen in grote gezinnen aangevoerde percentages niet betwist. Uit de overgelegde stukken blijkt voorts dat het genoemde percentage van 39% van het netto gezinsinkomen bij een gezin van vier kinderen aansluit bij de in de geldwijzer genoemde bedragen. De rechtbank zal het er daarom op houden dat – zoals het Diakonessenhuis heeft gesteld – de gemiddelde kosten van vier kinderen per maand neerkomen op 39% van het netto gezinsinkomen per maand, en van vijf kinderen op 41% van het netto gezinsinkomen per maand, bij een gezinsinkomen van maximaal EUR 4.000,00 netto per maand.

4.10.  Tussen partijen is niet in geschil dat het netto gezinsinkomen van eisers EUR 4.700,00 per maand bedraagt. Het Diakonessenhuis heeft gesteld dat bij een hoger gezinsinkomen dan het in de Geldwijzer gehanteerde maximale netto inkomen van EUR 4.000,00, het aan de kinderen bestede percentage van het inkomen verhoudingsgewijs afneemt. Dit standpunt – dat er voor dit geval op neerkomt dat de gemiddelde kosten voor het vijfde kind minder zijn dan 2%, nu het inkomen van eisers hoger is dan EUR 4.000,00 – hebben eisers niet weersproken en komt de rechtbank overigens ook aannemelijk voor. Nu het Diakonessenhuis er – zoals hiervoor reeds is overwogen – mee instemt dat in het voordeel van eisers desondanks wordt uitgegaan van 2% van het netto inkomen van eisers zal de rechtbank van dat percentage bij de schadeberekening uitgaan.
Dit komt neer op een bedrag van EUR 94,00 per maand aan extra kosten, zijnde EUR 1.128,00 per jaar. Over 18 jaar is de schade dan EUR 20.304,00, waarvan de kinderbijslag moet worden afgetrokken. Het Diakonessenhuis heeft onbetwist gesteld dat deze over 18 jaar EUR 17.704,48 zal bedragen. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de schade in verband met de kosten die eisers extra maken voor hun vijfde kind in redelijkheid kunnen worden begroot op EUR 20.304,00 – EUR 17.704,48 = EUR 2.599,52.

4.11.  Voor wat betreft de kosten die eisers moeten maken als [roepnaam] 18 en ouder is, hebben eisers aansluiting gezocht bij de Geldwijzer Studenten. Daarin is opgenomen dat de kosten van een thuiswonende MBO-student gemiddeld EUR 503,35 per maand zijn, terwijl de kosten van een uitwonende HBO/WO-student gemiddeld EUR 733,20 bedragen. Eisers gaan er op basis hiervan van uit dat zij gedurende zes jaar EUR 700,00 per maand zullen moeten betalen aan/ten behoeve van [naam kind].

4.12.  De rechtbank acht het aannemelijk dat eisers ook vanaf zijn 18de nog enige tijd kosten zullen maken voor [naam kind]’s levensonderhoud. In de Geldwijzer Studenten zijn echter niet de kosten opgenomen die ouders gemiddeld maken ten behoeve van een studerend kind, maar is een gemiddelde opgenomen van de kosten die studenten zelf maandelijks hebben. Daartegenover ontvangen studenten studiefinanciering en kunnen zij zelf geld bijverdienen of een lening afsluiten ter financiering van een studie. Het is dus niet zonder meer vanzelfsprekend dat eisers alle kosten die een student volgens de Geldwijzer Studenten maakt, voor [naam kind] zouden betalen. Voorts is niet vanzelfsprekend dat [naam kind] tot zijn 24ste zal studeren en dat eisers tot die leeftijd kosten zullen hebben. Feiten en omstandigheden die die conclusies zouden rechtvaardigen zijn ook niet gesteld of gebleken. Gezien al het hiervoor overwogene begroot de rechtbank de schade die eisers lijden thans – rekening houdende met de kapitalisatie van het schadebedrag – op EUR 7.500,00.

4.13.  Het Diakonessenhuis stelt zich op het standpunt dat de door eisers gevorderde posten 2 (kosten direct na de bevalling) en 3 (kosten baby-uitzet) reeds bij de Nibud-normen zijn inbegrepen. Eisers hebben dit niet betwist. De rechtbank zal deze posten daarom bij de schadeberekening buiten beschouwing laten.

4.14.  Ook voor wat betreft de kosten die eisers onder post 5 hebben gevorderd, heeft het Diakonessenhuis zich op het standpunt gesteld dat die reeds zijn verdisconteerd in de gehanteerde Nibud-normen. Het gaat om de extra kosten die verband houden met het maken van een eigen kamer voor [naam kind] en de extra kosten van de grotere auto.
De rechtbank stelt voorop dat uit de overgelegde Geldwijzers niet is af te leiden dat in de daarin opgenomen berekeningen mede de kosten van het verbouwen van een huis of de aanschaf van een grotere auto naar aanleiding van de geboorte van een kind omvatten.
De rechtbank is daarom van oordeel dat voorzover komt vast te staan dat dergelijke kosten in dit geval daadwerkelijk zijn of zullen worden gemaakt vanwege de geboorte van [naam kind], die kosten voor vergoeding in aanmerking komen.

4.15.  Het Diakonessenhuis heeft niet betwist dat eisers kosten hebben gemaakt aan de verbouwing van hun huis, noch dat die kosten EUR 2.600,00 hebben bedragen. Deze kosten komen de rechtbank – voor de door eisers beschreven en door het Diakonessenhuis niet betwiste – werkzaamheden niet onredelijk voor. De rechtbank zal deze post derhalve toewijzen.

4.16.   Eisers stellen voor wat betreft de autokosten dat zij op jaarbasis EUR 939,00 meer betalen dan als zij geen vijfde kind zouden hebben gekregen. Dat bedrag is gebaseerd op een vergelijking tussen de gemiddelde kosten op jaarbasis van de auto die zij inmiddels hebben aangeschaft en de kosten van een lichtere auto waarvan zij kennelijk menen dat die zou hebben volstaan bij vier kinderen. Zij vorderen deze kosten (gekapitaliseerd) over 10 jaar en voegen daar nog als schadecomponent aan toe dat zij hun vorige auto eerder hebben moeten verkopen dan zonder de geboorte van [roepnaam] nodig was geweest. In totaal vorderen zij daarom EUR 10.000,00 aan extra autokosten.
Het Diakonessenhuis heeft deze post betwist en aangevoerd dat bij een eventuele berekening rekening moet worden gehouden met het feit dat de door eisers gekochte Renault Espace ten tijde van de aanschaf slechts drie jaar oud was, terwijl de ingeruilde Volvo op dat moment reeds 14 jaar oud was.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben eisers deze post onvoldoende onderbouwd. Het is de rechtbank zonder nadere onderbouwing die ontbreekt, immers niet duidelijk waarom een gezin van 2 volwassenen en 4 kinderen met een lichtere (en daardoor goedkopere) auto zou kunnen volstaan dan een gezin van 2 volwassenen en 5 kinderen. Ook de schadecomponent dat eisers hun vorige auto eerder hebben moeten verkopen dan zonder de geboorte van [naam kind] nodig was geweest hebben zij onvoldoende nader onderbouwd. De rechtbank zal die kostenpost daarom afwijzen.

Post 4 (verlies van arbeidsvermogen [eiseres sub 2])

4.17.  Eisers onderbouwen deze post als volgt. [eiseres sub 2] heeft samen met mevrouw [naam] een praktijk voor kinderpsychologie. In het jaar 2004 is [eiseres sub 2] gedurende drie maanden niet werkzaam geweest. In dat jaar is een omzet gerealiseerd van EUR 17.865,00. Nu [eiseres sub 2] in dat jaar 9 maanden heeft gewerkt en [naam] 12, dient het bedrag van EUR 17.865,00 gedeeld te worden door (12+9 =) 21 om de omzet per maand te berekenen. Die omzet per maand is EUR 850,71. [eiseres sub 2] heeft die omzet gedurende drie maanden gemist, waardoor zij 3 x EUR 850,71 = EUR 2.552,13 is misgelopen.
Volgens het Diakonessenhuis staat niet vast dat [eiseres sub 2] op grond van de samenwerkingsovereenkomst geen aanspraak kan maken op winstverdeling, al dan niet tijdens zwangerschap. Voorts is geen informatie overgelegd waaruit blijkt of [eiseres sub 2] voorzieningen/verzekeringen heeft afgesloten ingeval van omzet-/winstderving bij zwangerschap. Verder zou de omzet over 2003 als uitgangspunt moeten worden genomen omdat [eiseres sub 2] ook in 2003 tenminste een maand niet zal hebben gewerkt, en stelt het Diakonessenhuis dat niet van de omzet maar van het nettoresultaat moet worden uitgegaan.

4.18.  Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Diakonessenhuis onvoldoende gemotiveerd betwist dat [eiseres sub 2] inkomsten is misgelopen doordat zij enige maanden haar werkzaamheden als kinderpsycholoog niet heeft kunnen uitvoeren. Dat [eiseres sub 2] op grond van afspraken met mevrouw [naam] of een voorziening/verzekeringsovereenkomst aanspraak zou kunnen maken op enige betaling, is weliswaar door het Diakonessenhuis als mogelijkheid geopperd, maar dat dit ook daadwerkelijk het geval was, het het Diakonessenhuis niet nader onderbouwd. Voorts heeft [eiseres sub 2] onbetwist gesteld dat zij in het jaar 2004 drie maanden niet gewerkt heeft, zodat de rechtbank het resultaat over dat jaar als uitgangspunt zal nemen. Met het Diakonessenhuis is de rechtbank evenwel van oordeel dat voor de vaststelling van de schade die [eiseres sub 2] heeft geleden moet worden uitgegaan van het netto resultaat over 2004, zijnde EUR 11.714,00. Berekend als hiervoor, bedraagt het netto resultaat per maand EUR 557,81. Over de drie maanden dat [eiseres sub 2] in 2004 niet heeft gewerkt is zij derhalve EUR 1.673,43 misgelopen. Nu de overige door het Diakonessenhuis aangevoerde punten niet tot een ander oordeel kunnen leiden, zal de rechtbank dit bedrag toewijzen. (...)

4.23.  Uit het vorenstaande volgt dat de rechtbank de volgende posten zal toewijzen:

Kosten in verband met opvoeding/verzorging [naam kind]  EUR  10.099,52
Verlies arbeidsvermogen [eiseres sub 2]    EUR  1.673,43
Verbouwing huis      EUR  2.600,00
Extra kosten in verband met zwangerschap    EUR  285,00
Telefoon/portokosten      EUR  100,00
Subtotaal        EUR  14.757,95
Buitengerechtelijke kosten       EUR  15.445,93
Totaal        EUR  30.203,88
LJN BB1420