Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Amsterdam 220115 plafondplaten op hoofd; verzoek aanvullend voorschot van € 10.000 afgewezen vanwege onzekerheid over causaal verband

Rb Amsterdam 220115 plafondplaten op hoofd; verzoek aanvullend voorschot van € 10.000 afgewezen vanwege onzekerheid over causaal verband;
- kosten gevorderd en toegewezen obv 7 x € 240,00 + 7% + 21% + griffierecht, totaal € 2.457,00

2 De feiten
2.1.
Op 6 januari 2011 was [verzoekster] aan het werk voor AD Consultancy B.V. in het WTC Amsterdam. Omstreeks 18.30 heeft [verzoekster] daar twee metalen (systeem-) plafondplaten op haar hoofd gekregen (hierna: het ongeval).

2.2.
ING Real Estate is de beheerder van het WTC Amsterdam en uit dien hoofde aansprakelijk voor de schade die [verzoekster] als gevolg van het ongeval heeft geleden, hetgeen ING Real Estate bij brief van 11 juli 2012 heeft erkend.

2.3.
Bij brief van 24 januari 2013 heeft de advocaat van [verzoekster] een voorlopig schadeoverzicht aan de zijdens ING Real Estate betrokken schadebehandelaar bij Groeneveld & Partners [naam 1] (hierna: [naam 1]) gestuurd met het verzoek een voorschot van € 10.000,00 beschikbaar te stellen voor [verzoekster]. [naam 1] heeft daarop bij brief van 14 mei 2013 – voor zover thans van belang – als volgt gereageerd:
“(…)
Vriendelijk verzoek ik u ter attentie van mijn medisch adviseur de bij uw medisch adviseur beschikbare medische informatie toe te zenden. Tevens verzoek ik u ter attentie van mijn medisch adviseur informatie van de bedrijfsartsen toe te zenden.
Voorts verneem ik graag de stand van zaken betreffende de arbeids(on)geschiktheid van uw cliënte.
Zoals in voorgaande e-mailberichten vermeld, is opdrachtgeefster bereid tot betaling van een voorschot (…)”

2.4.
Op 30 mei 2013 heeft ING Real Estate aan [verzoekster] een voorschot van € 5.000,00 betaald.

2.5.
Op 4 juli 2013 heeft [verzoekster] aan ING Real Estate medische informatie verstrekt. Op basis daarvan heeft de medisch adviseur van ING Real Estate op 23 juli 2013 een medisch advies opgesteld. Dit advies, gericht aan [naam 1], luidt – voor zover thans van belang – als volgt:
“(…)’
Medische informatie
De medische informatie is erg summier en onvolledig.
In de eerste plaats trof ik een brief aan van 16-10-2009, afkomstig van neuroloog (…) die dus handelt over de situatie vóór het ons regarderende incident.
In oktober 2009 werd betrokkene op de afdeling Spoedeisende hulp van het Lucas Andreas Ziekenhuis gezien met sedert 10 dagen bestaande misselijkheid en braken en een licht gevoel in het hoofd.
Daarnaast wordt gesproken over hoofdpijn; deze is echter minder hevig dan de bij betrokkene bekende migraine.
Voorts is zij een aantal malen gecollabeerd.
Neurologisch onderzoek laat geen bijzonderheden zien.
(…)
De conclusie van neuroloog (…) op dat moment luidt: algehele malaise met tweemaal flauwvallen, geen neurologische aanknopingspunten.
(…)
Ook ontving (…) ik twee berichten van huisarts [naam 2] en [naam 3].
Op 27-04-2011 stuurde collega [naam 2] een brief met het uittreksel van het patiëntenjournaal aan, naar ik aanneem, de belangenbehartiger.
Tevens vermeldt hij dat de laatste werkdiagnose spanningshoofdpijn luidde.
(…)
Bespreking
De informatie is zeer summier en bestaat alleen uit informatie van de huisarts, terwijl betrokkene toch diverse malen door de neuroloog is gezien en ook een bezoek aan de afdeling Spoedeisende hulp heeft plaatsgevonden.
Informatie hierover ontbreekt volledig evenals informatie over het beeldvormend onderzoek dat is verricht.
Wel blijkt dat het klachtenpatroon veel gelijkenis vertoont met de klachten die in 2009, dus vóór het ons regarderende incident, in het spel waren.
Ik ben van mening dat we eerst nader geïnformeerd dienen te worden (…) zowel over de periode rond het ons regarderende incident als over de latere periode (…).
Op dit moment kan ik alleen concluderen dat er blijkbaar sprake is van spanningshoofdpijn en extreme stress, zoals uit de informatie van de huisarts naar voren komt.
Daadwerkelijke neurologische afwijkingen zijn nimmer aangetoond.
Normaliter zou inmiddels een eindsituatie moeten zijn ontstaan.
Echter we hebben geen informatie van na december 2011, zodat ik erop aandring dat we informatie over de laatste 1 ½ jaar verkrijgen alvorens ik een adequaat advies kan opstellen.
(…)”

2.6.
Na diverse verzoeken om aanvullende medische informatie heeft de advocaat van [verzoekster] op 28 mei 2014 een e-mail gestuurd aan [naam 1], waarin – voor zover thans van belang – het volgende staat:
“(…)
Cliënte deelde mij mede dat zij deze maand is begonnen met een revalidatietraject bij Reade te Amsterdam; de behandeling bestaat uit fysiotherapie, gesprekken en begeleiding, twee à drie keer per week, gedurende een periode van zes maanden. Reade heeft een plan van aanpak gemaakt, om toe te (kunnen) werken naar herstel.
Cliënte heeft van oktober 2013 tot (in) februari 2014 via een uitzendbureau administratief werk verricht bij KLM, op basis van 32 uur per week (à € 11 per uur). Zij kon dat vanwege de terugkerende en aanhoudende fysieke klachten niet volhouden en is weer werkloos (geworden).
Cliënte had de afgelopen twee maanden een WW-uitkering van 751 euro netto per maand; wegens de behandeling bij Reade heeft zij weliswaar een sollicitatie-ontheffing, maar de uitkering is verlaagd naar 70% (van het bedrag van € 751).
Op grond van het vorenstaande dring ik er bij u op aan ten spoedigste (…) een aanvullend voorschot (onder algemene titel) van 10.000 euro betaalbaar te (doen) stellen. (…)”

2.7.
Na diverse e-mails over en weer heeft [naam 1] op 1 juli 2014 per e-mail aan de advocaat van [verzoekster] – voor zover thans van belang – het volgende geschreven:
“(…)
Ik merk op dat opdrachtgever niet onwelwillend is een aanvullend voorschot te betalen. Wel wijs ik erop dat uit hoofde van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering uw cliënte het bewijs dient te leveren van de klachten, beperkingen en de daaruit voortvloeiende schade. De schade dient te worden onderbouwd door een gedocumenteerde schadestaat.
Deze gedocumenteerde schadestaat zie ik graag tegemoet. Na beoordeling waarvan aanvullende bevoorschotting betaalbaar zal worden gesteld.
Kunt u ter attentie van mijn medisch adviseur tevens aanvullende medische informatie verstrekken? Thans beschikt mijn medisch adviseur over slechts een brief van de neuroloog van 16 oktober 2009, een brief van de huisarts van 27 april 2011 en een brief van een andere huisarts van 6 december 2011. (…)”

2.8.
Op 29 augustus 2014 heeft ING Real Estate vervolgens aanvullende medische informatie ontvangen van de huisarts van [verzoekster]. Aan de hand daarvan heeft de medisch adviseur van ING Real Estate op 10 oktober 2014 een tweede medisch advies opgesteld, dat – voor zover thans van belang – als volgt luidt:
“(…)
In dit dossier adviseerde ik u eerder op 23-07-2013.
(…)
Aanvullende medische informatie
Uit het gedeeltelijke huisartsenjournaal, lopend van 18-06-2006 tot 06-12-2011 is op te maken dat er in 2005 sprake was van een achteropaanrijding en in februari 2008 van een val van een trap.
Er wordt gesproken van een verhoogde spanning van de nekspieren en nekklachten zonder uitstraling, met daarnaast migraine, flauwvallen, duizeligheid, obstipatie en andersoortige buikklachten.
(…)
In het huisartsenjournaal loopt (…) een rode draad van duizeligheid, hoofdpijn, misselijkheid, buikpijn, in elk geval vanaf het begin van dit uittreksel, 18-01-2006, tot en met eind 2010, kort vóór het ons regarderende incident.
Er spelen ook psychische problemen, waarbij sprake is van posttraumatische stressachtige klachten, waardoor betrokkene het advies krijgt psychologische begeleiding te zoeken, hetgeen zij echter afwijst.
(…)
Bespreking
Het huisartsenjournaal is doorspekt van identieke klachten als betrokkene na het ons regarderende incident zegt te hebben opgelopen.
Het gaat om misselijkheid, duizeligheid, flauwvallen en hoofdpijnklachten. (…)
Deze klachten recidiveren in het gehele journaal, zodat een eenduidig medisch causaal verband met het ons regarderende incident voor mij moeilijk vast te stellen is.
In elk geval heeft betrokkene meer dan alleen de schijn tegen.
Ik begrijp van u dat er nog informatie over de verdere begeleiding van de fysiotherapeut en het Revalidatiecentrum Reade zal volgen.
Laten wij deze in eerste instantie afwachten.
Echter het huisartsenjournaal maakt duidelijk dat het klachtenpatroon van betrokkene al veel langer speelt dan sinds het incident (…)”

2.9.
Bij brief van 29 december 2014 heeft Reade, centrum voor revalidatie en reumatologie in Amsterdam, aan de advocaat van [verzoekster] – voor zover thans van belang – het volgende over [verzoekster] geschreven:
“(…)
Diagnose
Status na trauma capitis (bedrijfsongeval) januari 2011 met als gevolg postcommotionele klachten, te weten aandachtsproblemen, geheugenproblemen en hoofdpijn.
Huidige situatie
Als gevolg van de postcommotionele klachten is patiënte beperkt in belastbaarheid, zowel fysiek als mentaal. Patiënte moet haar dag structureren, de energie die zij heeft verdelen over de dag en voldoende rust nemen.
Behandeling
Patiënte is in poliklinische behandeling gericht op analyse en voorlichting over de factoren die de klachten doen toenemen. En hoe hier mee om te gaan in het dagelijks leven. Patiënte zal eerdaags beginnen op arbeidstherapeutische basis te werken.
Prognose
Te verwachten is [dat] patiënte voor een lange periode beperkt zal zijn in haar belastbaarheid. Te zijner tijd zal duidelijk zijn in welke mate zij belastbaar is.
(…)”

3 Het deelgeschil
3.1.
[verzoekster] verzoekt de rechtbank ING Real Estate te veroordelen een (nader) voorschot van € 10.000,00 aan [verzoekster] te betalen. Voorts verzoekt [verzoekster] de rechtbank de kosten van de deelgeschilprocedure te begroten en ING Real Estate te veroordelen tot betaling daarvan.

3.2.
[verzoekster] legt aan haar verzoek kort gezegd ten grondslag dat de schade die zij tengevolge van het ongeval heeft geleden en nog zal lijden in elk geval het reeds betaalde voorschot van € 5.000,00 overschrijdt. Het thans gevorderde aanvullende voorschot dekt nog steeds haar schade niet. Nu ING Real Estate aansprakelijk is voor de schade die [verzoekster] als gevolg van het ongeval lijdt, is de weigering van ING Real Estate om tot betaling van een aanvullend voorschot over te gaan ten onrechte en dit staat in de weg aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst, aldus nog steeds [verzoekster].

3.3.
ING Real Estate voert kort gezegd als verweer dat het op basis van de thans beschikbaar gestelde medische informatie niet mogelijk is om een beeld te vormen over het causaal verband tussen het ongeval en de door [verzoekster] gestelde schade. Bovendien ontbreekt een financiële onderbouwing van de door [verzoekster] gestelde schade. Dit alles maakt dat het voor ING Real Estate in dit stadium bij gebreke van voornoemde onderbouwing niet mogelijk het gevorderde aanvullende voorschot te betalen, zo stelt zij.

4 De beoordeling
Leent het verzoek zich voor behandeling in een deelgeschilprocedure?
4.1.
De deelgeschilprocedure is bedoeld voor de situatie waarin partijen in het buitengerechtelijke onderhandelingstraject stuiten op geschilpunten die de buitengerechtelijke afwikkeling belemmeren. Partijen kunnen in een deelgeschilprocedure de rechter vragen om op die geschilpunten te beslissen, zodat zij vervolgens verder kunnen met de buitengerechtelijke onderhandelingen, met als doel het sluiten van een vaststellingsovereenkomst (artikel 1019w Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)).

4.2.
Partijen zijn verdeeld over de vraag of de schade die [verzoekster] als gevolg van het ongeval heeft geleden zodanig is, dat ING Real Estate aan haar een nader voorschot van € 10.000,00 dient te voldoen. De rechtbank is van oordeel dat de aard van dit geschil zich leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure en dat de beslechting van dit deelgeschil de weg vrij zal kunnen maken voor verdere schikkingsonderhandelingen en aldus zal kunnen bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst tussen partijen. De rechtbank zal dan ook overgaan tot een inhoudelijke beoordeling van het verzoek.

Voldoende grond voor nader voorschot?
4.3.
Vooropgesteld wordt dat tussen partijen niet in geschil is dat ING Real Estate aansprakelijk is voor de schadelijke gevolgen van het ongeval voor [verzoekster]. In dit deelgeschil gaat het uitsluitend om de vraag of thans kan worden vastgesteld dat voldoende grond bestaat om ING Real Estate te veroordelen tot betaling van een aanvullend voorschot van € 10.000,00 over te gaan.

4.4.
[verzoekster] stelt dat zij voldoende heeft onderbouwd dat de schade die zij als gevolg van het ongeval heeft geleden en nog lijdt, het thans gevorderde bedrag aan voorschot van € 10.000,00 in elk geval overschrijdt. ING Real Estate betwist dit. Volgens haar is nog onvoldoende informatie beschikbaar om tot die conclusie te komen.

4.5.
De rechtbank overweegt als volgt. Anders dan [verzoekster] stelt, is op basis van de thans beschikbare medische informatie niet zonder meer vast te stellen dat de klachten en beperkingen van [verzoekster] (volledig) zijn toe te schrijven aan het ongeval. In aanmerking nemend hetgeen in het huisartsenjournaal staat beschreven over de periode van vóór het ongeval en de zijdens ING Real Estate op grond daarvan geformuleerde behoefte aan nadere informatie (zie hiervoor in 2.5 en 2.8), is de rechtbank met ING Real Estate van oordeel dat zonder nader onderzoek waarbij ook de medische voorgeschiedenis van [verzoekster] betrokken wordt, geen eenduidig oordeel is te geven over het causaal verband tussen de klachten en beperkingen die [verzoekster] ervaart en het ongeval. Daarmee is geenszins gezegd dat de oprechtheid van [verzoekster] bij de formulering van haar verzoek in twijfel wordt getrokken of dat de beperkingen die [verzoekster] ondervindt niet serieus worden genomen. Op basis van de thans voorhanden stukken bestaat echter bij ING Real Estate voorstelbare behoefte aan meer inzicht in het verband tussen die beperkingen en het ongeval. Daarover moet, in het belang van beide partijen, meer duidelijkheid komen. De rechtbank benadrukt dat van beide partijen wordt verwacht dat zij, nadat de hiervoor beschreven duidelijkheid zal zijn verkregen, de schadeafwikkeling voortvarend ter hand zullen nemen. Daarbij wordt opgemerkt dat voor een voortvarende schadeafwikkeling, zoals ook van de zijde van ING Real Estate is aangevoerd, tevens een adequate berekening van de schade van [verzoekster] nodig zal zijn, waarbij inzichtelijk wordt gemaakt wat het verschil is tussen de financiële situatie waarin [verzoekster] zich zonder ongeval had bevonden, met die waarin zij thans verkeert.

4.6.
Gelet op de nu nog bestaande onzekerheid ten aanzien van het causaal verband komt de rechtbank tot een afwijzing van het verzoek van [verzoekster] om een aanvullend voorschot van € 10.000,00.

ECLI:NL:RBAMS:2015:271