Overslaan en naar de inhoud gaan

RBROT 201218 verzoek vergoeding bgk afgewezen; geen breekpunt in onderhandelingstraject

RBROT 201218 verzoek vergoeding bgk afgewezen; geen breekpunt in onderhandelingstraject
- deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht; vooral ingesteld met het doel betaling van facturen te verkrijgen

2
De feiten

In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende feiten:

2.1
Op 9 april 2015 heeft een aanrijding plaatsgevonden tussen de auto die [verzoeker] op dat moment bestuurde en een auto die door [verweerster] verzekerd was.

2.2
[verzoeker] heeft via zijn voormalige belangenbehartiger [verzekeringsmaatschappij] aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden schade als gevolg van dat verkeersongeval. [verweerster] heeft aansprakelijkheid erkend.

2.3
Op 22 juni 2015 is aan [verzoeker] de schade aan de auto ad € 1.159,71 vergoed.

2.4
Aan [verzekeringsmaatschappij] is een bedrag ad € 850,00 betaald als vergoeding voor de buitengerechtelijke kosten.

2.5
Op 7 november 2016 heeft [verzoeker] zich via zijn huidige belangenbehartiger, althans het kantoor waar zijn gemachtigde werkzaam is, [letselschadebedrijf] , gewend tot [verweerster] voor afwikkeling van zijn schade.

2.6
Op 15 augustus 2017 heeft een huisbezoek aan [verzoeker] plaatsgevonden bij [verzoeker] thuis. Namens [letselschadebedrijf] was daarbij aanwezig mr. [naam 2] en namens [verweerster] was de door haar ingeschakelde schadebehandelaar aanwezig tijdens dat huisbezoek.

2.7
Vervolgens is aan [verzoeker] een bedrag ad € 2.500,00 aan voorschotten op de schadevergoeding betaald door [verweerster] .

2.8
Door [letselschadebedrijf] zijn in verband met buitengerechtelijke werkzaamheden voor [verzoeker] de volgende facturen aan [verweerster] verzonden:

Declaratienummer Declaratiedatum Bedrag
20180156 16 april 2018 € 8.040,75
20180461 4 juli 2018 € 952,78
20180571 8 augustus 2018 € 542,54

2.9
[verweerster] heeft aan [letselschadebedrijf] een totaalbedrag ad € 5.250,00 voldaan ter zake van buitengerechtelijke werkzaamheden die door [letselschadebedrijf] voor [verzoeker] zijn verricht.


Het verzoek en de grondslag daarvan

3.1
[verzoeker] heeft verzocht om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
- te verklaren voor recht dat [verweerster] op adequate wijze, d.w.z. maandelijks, [verzoeker] dient te bevoorschotten met een redelijk bedrag tot aan het moment dat een eindregeling is bereikt;
- te verklaren voor recht dat [verweerster] alle buitengerechtelijke kosten van [verzoeker] dient te vergoeden/voldoen;
- [verweerster] te veroordelen tot betaling van de tot op heden gedeclareerde en onbetaald gebleven buitengerechtelijke kosten ter hoogte van € 4.286,07 plus P.M., te voldoen binnen vijf dagen na datum van de beschikking op onderhavig verzoek;
- begroting respectievelijk veroordeling van [verweerster] in de kosten van de onderhavige procedure, te weten € 2.712,70, te vermeerderen met het griffierecht en een bedrag ad € 1.205,64 voor de verdere behandeling van de procedure.

3.2
[verzoeker] heeft aan zijn verzoek naast de hiervoor genoemde vaststaande feiten het volgende – zakelijk en verkort weergegeven – ten grondslag gelegd.

3.2.1
[verweerster] is in gebreke gebleven met (tijdige) betaling van het openstaande bedrag ad € 4.286,07 aan vergoeding voor de buitengerechtelijke kosten. [verweerster] is gehouden om deze buitengerechtelijke kosten van [verzoeker] te vergoeden. De kosten die tot op heden zijn gemaakt doorstaan de dubbele redelijkheidstoets. Het is voor de belangenbehartiger van [verzoeker] niet doenlijk om de kosten ex artikel 6:96 lid 2 sub b en sub c te voorfinancieren. [verzoeker] wordt door de houding van [verweerster] (extra) benadeeld in zijn status als rechtshulpzoekende.

3.2.2
Het geschil hierover tussen partijen leent zich voor beoordeling in een deelgeschilprocedure. Oplossing van dit deelgeschil zal zeker bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst en zeker aan de voortgang in de behandeling van het dossier. Een beslissing over tussentijdse vergoeding van de buitengerechtelijke kosten kan immers een belemmering wegnemen voor de voor een reële vaststellingsovereenkomst noodzakelijke verdere rechtshulpverlening.


Het verweer

4.1
Het verweer strekt tot niet ontvankelijk verklaring van [verzoeker] in zijn verzoeken, althans afwijzing van deze verzoeken, zonder begroting en/of toekenning van de aan de zijde van [verzoeker] gevallen kosten.

4.2
[verweerster] heeft hiertoe het volgende – zakelijk en verkort weergegeven – aangevoerd:

4.2.1
Het verzoek van [verzoeker] leent zich niet voor behandeling in een deelgeschil. [verzoeker] onderbouwt niet hoe onderhavig deelgeschil een bijdrage kan leveren aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Er is geen sprake van dat de belangenbehartiger van [verzoeker] de buitengerechtelijke kosten zou voorfinancieren. [letselschadebedrijf] heeft voor de zaak van [verzoeker] een toevoeging aangevraagd. Die toevoeging is verleend, op basis waarvan [letselschadebedrijf] een bedrag van € 1.161,71 heeft ontvangen. Daarmee is [letselschadebedrijf] vooraf betaald voor de bijstand aan [verzoeker] . Daar komt bij dat door [verweerster] reeds een totaalbedrag van € 6.100,00 heeft voldaan en zij daarbovenop nog een aanvullend bedrag ad € 1.750,00 heeft aangeboden. Van enig obstakel aan de zijde van [verzoeker] om zich te laten bijstaan is dan ook geen sprake.

4.2.2
[verzoeker] heeft geen belang bij de verzochte verklaringen voor recht. Deze verzoeken zijn algemeen en niet specifiek, terwijl een verklaring voor recht duidelijkheid moet creëren over het bestaan of de inhoud van een rechtsverhouding. Daar komt bij dat [verzoeker] uit artikel 6:96 BW niet het recht kan ontlenen om maandelijks betaald te worden.

4.2.3
De door [verzoeker] gestelde buitengerechtelijke kosten kunnen de dubbele redelijkheidstoets niet doorstaan. [verweerster] betwist de redelijkheid van het door [letselschadebedrijf] specialistentarief in de zaak van [verzoeker] . [verweerster] betwist daarnaast de redelijkheid van de omvang van de gestelde buitengerechtelijke werkzaamheden. Bovendien zijn de redelijke buitengerechtelijke kosten reeds ruimschoots vergoed. Daarbij moet meegewogen worden dat [verweerster] aangeboden heeft een aanvullend bedrag van € 1.750,00 te voldoen.

4.2.4
[verweerster] is van mening dat de kosten van het deelgeschil niet moeten worden begroot of toegekend, omdat sprake is van een volstrekt onnodig en onterecht deelgeschil.


De beoordeling

5.1
[verzoeker] heeft zijn verzoek gebaseerd op de Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade (artikel 1019w-1019cc). Indien een persoon een ander aansprakelijk houdt voor schade die hij lijdt door dood of letsel kan op grond van artikel 1019w lid 1 Rv de rechter worden verzocht te beslissen over een geschil omtrent of in verband met een deel van hetgeen ter zake tussen hen rechtens geldt en waarvan de beëindiging kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Daarbij wordt vooropgesteld dat de deelgeschilprocedure partijen een eenvoudige, snelle en ten opzichte van een bodemprocedure (doorgaans) aanmerkelijk goedkopere toegang tot de rechter biedt ter oplossing van een (of meerdere) deelgeschil(len) in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase.

5.2
De procedure heeft tot doel dat partijen met behulp van de interventie van de deelgeschilrechter dichter bij een buitengerechtelijke oplossing komen en de uitspraak moet partijen in staat stellen om de buitengerechtelijke onderhandelingen weer op te pakken en mogelijk definitief af te ronden.

5.3
In de memorie van toelichting bij de totstandkoming van de Wet deelgeschil is benadrukt dat het toepassingsgebied van de deelgeschilregeling ruim is en in de parlementaire geschiedenis is een geschil over de tussentijdse (aanvullende) bevoorschotting van de buitengerechtelijke kosten uitdrukkelijk als voorbeeld van een mogelijk deelgeschil genoemd. In beginsel kan een verzoek tot toekenning van een voorschot op de buitengerechtelijke kosten dan ook in een deelgeschil aan de orde komen. Afhankelijk van de omstandigheden van het geval zal beoordeeld moeten worden of wordt voldaan aan de voorwaarde dat de verzochte beslissing voldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst (vgl. ECLI:NL:RBROT:2016:9274).

5.4
De verzochte verklaringen voor recht worden als onvoldoende specifiek afgewezen.

5.5
Derhalve rijst thans de vraag of de verzochte beslissing over de buitengerechtelijke kosten voldoende kan bijdragen aan een vaststellingsovereenkomst. De kantonrechter is met [verweerster] van oordeel dat [verzoeker] niet, althans onvoldoende, heeft onderbouwd hoe en waarom een dergelijke beslissing een bijdrage kan leveren aan de totstandkoming van een vaststellingovereenkomst. Daarbij betrekt de kantonrechter dat, zoals ter zitting is gebleken, door [verweerster] geen definitief standpunt is ingenomen over de vraag of alle buitengerechtelijke werkzaamheden die door de belangenbehartiger van [verzoeker] zijn verricht/opgevoerd voor een vergoeding in aanmerking zouden kunnen komen, maar dat [verweerster] er de voorkeur aan geeft dit discussiepunt uit te stellen. De gemachtigde van [verzoeker] heeft ter zitting in algemene bewoordingen naar voren gebracht dat als het slachtoffer de buitengerechtelijke kosten niet kan betalen en de verzekeraar de kosten niet wil betalen, de belangenbehartiging beëindigd moet worden. Die gemachtigde van [verzoeker] heeft (hiermee) niet gesteld dat hij, althans [letselschadebedrijf] , [verzoeker] niet meer zal bijstaan in de onderhavige kwestie, indien [verweerster] niet binnen korte termijn tot de volledige door haar gewenste vergoeding over zal gaan, hetgeen overigens op gespannen voet zou staan met een zorgvuldige belangenbehartiging. Gelet hierop is de kantonrechter van oordeel dat de discussie over de bevoorschotting geen breekpunt kan zijn in het onderhandelingstraject. Hierbij wordt mede in aanmerking genomen dat [verweerster] aan de gemachtigde van [verzoeker] heeft aangeboden een bedrag ad € 1.750,00 te voldoen bovenop het reeds betaalde bedrag, waarvan de gemachtigde van [verzoeker] ter zitting heeft verklaard dit geen onredelijk bedrag te vinden.

Bovendien is de kantonrechter van oordeel dat, gelet op het feit dat het in deze procedure behoudens de ongespecificeerde verklaring voor recht uitsluitend gaat over de buitengerechtelijke kosten, terwijl onvoldoende inzichtelijk is gemaakt hoever partijen in de onderhandelingen met betrekking tot de letselschade van [verzoeker] zijn, het doel van de deelgeschilprocedure wordt voorbij geschoten. Eén en ander leidt tot de conclusie dat de verzochte beslissing over de buitengerechtelijke kosten eveneens wordt afgewezen, zulks nog afgezien van de onvoldoende onderbouwing van de gevorderde kosten tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door [verweerster] .

5.6
Op grond van artikel 1019aa Rv dient in beginsel begroting plaats te vinden van de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt. Hierbij dient de dubbele redelijkheidstoets gehanteerd te worden.

Dit betekent dat indien een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen. Deze situatie doet zich voor.

Het deelgeschil is vooral ingesteld met het doel betaling van facturen te verkrijgen en niet om een vaststellingsovereenkomst tot stand of dichterbij te brengen. Er is dan ook geen sprake van in redelijkheid gemaakte kosten. De kantonrechter zal afzien van een kostenbegroting.

ECLI:NL:RBROT:2018:10471