Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Alkmaar 220409 legionellebesmetting Westfriese flora; smartengeld € 5000,00

Rb Alkmaar 220409 legionellebesmetting Westfriese flora; smartengeld € 5000,00
4.5. De immateriële schadevergoeding van [euro] 25.000,-
4.5.1. [eiser] heeft gesteld dat de kwaliteit van zijn leven sinds de besmetting ernstig achteruit is gegaan. Hij verwijst naar de klachten die de neuroloog heeft vastgesteld en voegt daaraan toe dat deze sterke aanwijzingen ziet voor het psychiatrisch syndroom PTSS. Voorts heeft [eiser] gesteld dat als er bij hem al sprake was van de longziekte COPD, hij daar vóór de besmetting geen hinder van ondervond. Ook heeft hij zijn hobby biljarten moeten opgeven en zijn werk moeten staken. Daarnaast stelt [eiser] in doodsangst te hebben verkeerd omdat ten tijde van zijn ziekenhuisopname tientallen mensen bezweken aan de besmetting. Uit de medische informatie blijkt volgens [eiser] dat ook bij hem reëel gevaar van overlijden heeft bestaan. Hij heeft dus niet alleen met lichamelijke maar ook met geestelijke klachten te maken en moet rekening houden met voortijdig overlijden vanwege de besmetting. [eiser] vordert daarom een vergoeding voor immateriële schade van [euro] 25.000,-.

4.5.2. [gedaagde] heeft zich hiertegen verweerd door aan te voeren dat de klachten die
[eiser] uit niet gerelateerd zijn aan de legionellabesmetting. Uit het rapport van de longarts blijkt dat de klachten en symptomen er ook zouden zijn geweest als er geen legionellabesmetting was opgetreden. [gedaagde] wijst er verder op dat het volgens de neuroloog onmogelijk is om specifieke beperkingen aan te geven op de onderdelen van het dagelijks leven, vrije tijdsbesteding, huishoudelijke werkzaamheden of lopende arbeid.
Daarnaast voert [gedaagde] aan dat het rapport van de neuroloog niet voldoet aan de laatste richtlijnen voor de bepaling van functieverlies en beperkingen bij neurologische aandoeningen. Voorts betwist [gedaagde] dat de kwaliteit van het leven van [eiser] ernstig achteruit is gegaan vanwege de legionellabesmetting. Ten slotte wordt volgens [gedaagde] niet door een medicus bevestigd dat [eiser] rekening moet houden met voortijdig overlijden vanwege bedoelde besmetting.

4.5.3. [gedaagde] heeft in het kader van de betwisting van de medische rapporten de 42 pagina's tellende "Nederlandse richtlijnen voor de bepaling van functieverlies en beperkingen bij neurologische aandoeningen" overgelegd. Waarom het rapport van de neuroloog niet aan deze richtlijnen zou voldoen heeft [gedaagde] niet toegelicht, hetgeen zeker bij informatie van een dergelijke omvang wel op haar weg had gelegen. Daarom en nu de rechtbank ook overigens niet is gebleken dat het onderzoek van de neuroloog onjuist dan wel onvolledig is geweest, gaat de rechtbank uit van de conclusies van de neuroloog en maakt deze tot de hare. Ook de conclusies uit het deskundigenbericht van de longarts, wiens rapport [gedaagde] niet heeft betwist, maakt de rechtbank tot de hare.

4.5.4. De longarts heeft vastgesteld dat [eiser] ten tijde van zijn onderzoek lijdt aan een COPD GOLD klasse II. Dit is een progressieve longziekte. De longarts is van oordeel dat de (bijbehorende) klachten en symptomen er op termijn ook in zekere mate zouden zijn geweest als er geen legionellabesmetting bij [eiser] was opgetreden. De longarts is verder van oordeel dat klachten en symptomen als gevolg van een legionellabesmetting ten tijde van het onderzoek hierbij geen rol spelen. Ten slotte stelt de longarts:"Het is bekend dat patiënten die COPD hebben, heel lang zonder klachten goed kunnen functioneren. Vaak is er een trigger nodig om klachten te veroorzaken. Dit kan een simpele griep zijn, dit kan stress zijn, dit zou ook de Legionella pneumonie kunnen zijn. Het geheel van het verhaal lijkt er inderdaad op dat patiënt al langer een beginnende COPD heeft zonder dat hij daar subjectief veel last van had. De longfunctiewaarden uit de brief van P. de Vries, longarts Westfries Gasthuis dd 10-04-2000 laat reeds een geringe obstructie zien met een normale diffusie, dus toen was er reeds een COPD GOLD klasse I aanwezig. Na de Legionella pneumonie heeft hij veel meer last van zijn ziekte gekregen. Het is niet aannemelijk dat de Legionella pneumonie de COPD verergerd heeft en het is niet bekend dat een pneumonie, ook Legionella pneumonie, COPD kan veroorzaken.
Ik ga er dus vanuit dat de COPD reeds veel langer bestaan heeft, maar dat de trigger voor het krijgen van klachten, de Legionella pneumonie geweest is."
De rechtbank concludeert hieruit dat de legionellabesmetting weliswaar niet de progressieve longziekte heeft veroorzaakt waaraan [eiser] lijdt maar dat deze besmetting wel de aanleiding is geweest voor het optreden van de bij deze longziekte horende klachten.

4.5.5. Uit het rapport van de neuroloog blijkt dat bij [eiser] sprake is van inprentingsstoornissen die zijn ontstaan als gevolg van de legionellabesmetting.
De neuroloog stelt dat [eiser] hierdoor wordt gehinderd in zijn dagelijks leven en bij het verrichten van loonvormende arbeid, maar het benoemen van specifieke beperkingen op de onderdelen dagelijks leven, vrijetijdsbesteding, huishoudelijke werkzaamheden of loonvormende arbeid is volgens de neuroloog onmogelijk. De neuroloog schat het percentage blijvende invaliditeit als gevolg van de legionellabesmetting op 5% van de gehele mens. Volgens de aanvullende richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Neurologen is bij [eiser] sprake van een (milde) stoornis van het geïntegreerde mentale functioneren.

4.5.6. Uit de aantekeningen gemaakt op 12 maart 1999 in de hiervoor onder 4.3.1 al genoemde "Verpleegkundige rapportage" begrijpt de rechtbank dat de toestand van [eiser] op die datum aanleiding gaf zijn familie in te lichten die vervolgens naar het ziekenhuis is gekomen. De rechtbank begrijpt hieruit dat werd gevreesd voor het overlijden van [eiser] als gevolg van de legionellabesmetting.
Dat [eiser], zoals hij heeft gesteld, rekening heeft te houden met vroegtijdig overlijden als gevolg van de legionellabesmetting, blijkt echter niet uit de rapporten van de longarts en de neuroloog en [eiser] heeft deze stelling verder niet onderbouwd.

4.5.7. Alle hiervoor onder 4.5.4 tot en met 4.5.6 genoemde omstandigheden in aanmerking nemend, komt de rechtbank een schadevergoeding van [euro] 5.000,- als redelijk voor. De gevorderde wettelijke rente over het bedrag aan immateriële schadevergoeding vanaf 1 maart 1999 zal de rechtbank, als zijnde onvoldoende gemotiveerd betwist, toewijzen. LJN BI1927