Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Arnhem 080807 ass. € 10.000, eiser vordert € 30000,00 Rb acht € 4.000,- passend;

Rb Arnhem 080807 ass. keerde € 10.000,- uit ter minnelijke regeling; Rb acht € 4.000,- passend; afwijzing vordering
4.11.  [eiser] vordert € 30.000,-- aan smartengeld. Daaraan legt hij ten grondslag dat dat bedrag in verhouding is met de mate van blijvende invaliditeit - volgens hem 25% - en het verminderde perspectief als gevolg van het ongeval. Glaverbel daarentegen meent dat een immateriële schadevergoeding van hooguit EUR 5.000,00 adequaat is.

4.12.  Zoals hiervoor is beslist, gelden de conclusies en bevindingen van dr. Van Dijk als uitgangspunt en dient te worden uitgegaan van een percentage blijvende invaliditeit van de gehele mens van 6%. [eiser] voert wel aan dat zijn perspectief als gevolg van het ongeval wezenlijk is verminderd, maar daarvan is in concrete zin niet althans niet in wezenlijke mate gebleken. [eiser] heeft ook niet gesteld welk perspectief hij had of wat hij voor zichzelf voor ogen had (al dan niet in carrièretechnische zin) voor het ongeval en ook niet in hoeverre de - lichte - ongevalsgerelateerde beperkingen daarbij roet in het eten hebben gegooid. Indien rekening wordt gehouden met het voorgaande, met de aard van de aansprakelijkheid en met hetgeen Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen aan smartengeld hebben toegewezen, zou de rechtbank een smartengeld van EUR 4.000,00 passend hebben geacht. Aangezien Glaverbel [eiser] ter minnelijke regeling al een bedrag van EUR 10.000,00 aan smartengeld heeft uitgekeerd, valt er echter ook ten aanzien van deze schadepost niets meer toe te wijzen.
LJN BB2000