Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Amsterdam 190717 mishandeling; smartengeld € 7.000 (gevorderd € 70.000)

Rb Amsterdam 190717 mishandeling door buurvrouw en minderjarige zoon; hoofdelijke aansprakelijkheid; beoordeling diverse schadeposten; smartengeld € 7.000 (gevorderd € 70.000) 

4.9.

Over het door [eiseres] gevorderde bedrag aan smartengeld van € 70.000,00 wordt als volgt geoordeeld. [eiseres] heeft lichamelijk letsel opgelopen en is op andere wijze in haar persoon aangetast doordat zij een psychische beschadiging heeft opgelopen als gevolg van de mishandeling. Daarom heeft [eiseres] aanspraak op smartengeld op grond van artikel 6:106 aanhef en sub b en c BW. Dat smartengeld wordt aan [eiseres] toegekend om tegemoet te komen aan haar gevoel van boosheid, verdriet, frustraties na de mishandeling, haar sterke behoefte om gerechtigheid te krijgen voor het leed dat haar door de mishandeling is aangedaan en het gevoel van onveiligheid dat [eiseres] na de mishandeling rondom haar woning heeft ervaren. Dat gevoel van onveiligheid was voor [eiseres] reëel, wat blijkt uit de vele aangiftes die zij na de mishandeling tegen [gedaagden gezamenlijk] heeft gedaan. Dat sprake was van een reëel gevoel van onveiligheid volstaat naar het oordeel van de rechtbank. In het midden kan daarom blijven in hoeverre gedrag van [gedaagden gezamenlijk] na de mishandeling heeft bijgedragen aan dat gevoel.

4.10.
De rechter heeft bij de begroting van het bedrag aan smartengeld de vrijheid rekening te houden met alle omstandigheden van het geval. [eiseres] heeft als gevolg van de mishandeling lichamelijk letsel opgelopen als omschreven in de letselverklaring. Als vaststaand dient daarbij te worden aangenomen dat de rechter wijsvinger van [eiseres] blijvend krom zal staan, hetgeen haar dagelijkse functioneren belemmert omdat zij rechtshandig is. Daarnaast is door de mishandeling bij [eiseres] een psychische beschadiging ontstaan waarbij naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel is vastgesteld dat haar dagelijkse functioneren belemmert en waarvan het eindstadium op dit moment nog niet is bereikt. Gelet op deze feiten en omstandigheden, die worden gestaafd door de feiten die in r.o. 2 van dit vonnis zijn vermeld, is de rechtbank van oordeel dat een bedrag aan smartengeld van € 7.000,00 in overeenstemming is met het leed dat [eiseres] heeft ondervonden en met eerdere uitspraken van rechters. Bij het vonnis van 20 januari 2015 is al een bedrag van € 750,00 smartengeld toegewezen en dat bedrag is ook betaald. De rechtbank zal derhalve het smartengeld toewijzen voor een bedrag van € 6.250,00.

4.11.
Er zijn geen feiten of omstandigheden komen vast te staan die toewijzing van een hoger bedrag aan smartengeld rechtvaardigen. Anderzijds dwingt, anders dan [gedaagden gezamenlijk] menen, de brief van de regisseur Treiteraanpak niet tot toewijzing van een lager bedrag aan smartengeld, alleen al omdat deze brief niet ziet op de dag van de mishandeling en de gevolgen die [eiseres] daarvan heeft ondervonden maar op de periode daarna.

4.12.
De gevorderde rente over de hoofdsom kan slechts worden toegewezen met ingang van de datum van dagvaarding, omdat deze niet met ingang van een eerdere datum is gevorderd. ECLI:NL:RBAMS:2017:7444