Overslaan en naar de inhoud gaan

RBROT 130722 straf; smartengeld vanwege dwarsleasie met verlamming van 4e borstwervel tot tenen € 280.000,00

RBROT 130722 straf; smartengeld vanwege dwarsleasie met verlamming van 4e borstwervel tot tenen € 280.000,00


8.Vorderingen benadeelde partijen/schadevergoedingsmaatregelen
[naam benadeelde 1]

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 1] , ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij heeft zich in deze procedure laten bijstaan en vertegenwoordigen door mr. R.L.I. Jansen, advocaat te Dordrecht. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 4047,10 aan materiële schade en een vergoeding van € 280.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

De gevorderde materiële schade bestaat uit kosten die gemaakt zijn in verband met de opname in het ziekenhuis (daggeld), verblijf in het revalidatiecentrum (daggeld), het eigen risico voor de zorgverzekering over de jaren 2021 en 2022 en kosten voor het opvragen van medische informatie. De gevorderde immateriële schade ziet op de (levenslange) gevolgen waar de benadeelde partij door het tenlastegelegde feit mee wordt geconfronteerd en de gederfde levensvreugde. De benadeelde partij heeft door de schietpartij een hoge dwarslaesie opgelopen en heeft daardoor langdurig in het ziekenhuis en in een revalidatiecentrum moeten verblijven. Door de dwarslaesie is hij onder meer vanaf de tepellijn verlamd, zijn de lichaamsfuncties in het onderlichaam ernstig gestoord en is hij blijvend afhankelijk van een rolstoel dagelijkse medische hulp en een hoge dosering medicatie. Bovendien heeft de benadeelde partij als gevolg van de hoge dwarslaesie een verhoogde kans op secundaire medische problemen en zal hij levenslang onder controle moeten blijven van een revalidatiearts.

Standpunt officier van justitie

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Standpunt verdediging

De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat - gelet op het gevoerde vrijspraakverweer - de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering.

De verdediging heeft zich subsidiair – indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit – gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de gevorderde materiële en immateriële schade.

Beoordeling

De rechtbank heeft bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de poging tot doodslag op de benadeelde partij [naam benadeelde 1] zodat de verdachte jegens de benadeelde partij volgens het burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die is toegebracht door het strafbare feit. Nu de vordering door de verdediging inhoudelijk niet is betwist en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt zal de rechtbank de vordering integraal toewijzen.

De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 25 augustus 2021.

Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

(.... red. LSA LM)

De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 1] een schadevergoeding betalen van € 284.047,10, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 augustus 2021 en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.

Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. ECLI:NL:RBROT:2022:5727