Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof Amsterdam 210114 vordering verjaard als verwijdering milt als aparte schadeveroorzakende gebeurtenis wordt beschouwd, alleen gestuit mbt slokdarmperforatie

Hof Amsterdam 210114 slokdarmperforatie en het missen van de diagnose waren geen medische kunstfouten;
- vordering verjaard als verwijdering milt als aparte schadeveroorzakende gebeurtenis wordt beschouwd, alleen gestuit mbt slokdarmperforatie

eerder: rb-haarlem-020408-slokdarmperforatie-bij-dilatatie-is-complicatie-deskundigenbericht-ivm-nasleep

3.8.

Vermeerderde eis
3.8.1.
In hoger beroep heeft [appellante], naast de reeds in eerste aanleg ingestelde vorderingen, tevens gevorderd dat voor recht wordt verklaard dat Kennemer Gasthuis aansprakelijk is voor de onterechte verwijdering van de milt op 27 april 1998, met veroordeling van Kennemer Gasthuis tot betaling van de daardoor geleden schade, op te maken bij staat.
3.8.2.
[appellante] heeft in eerste aanleg gesteld dat het verwijderen van de milt zijn oorzaak vindt in het niet onderkennen van de slokdarmperforatie op 23 april 1998. Daaruit valt af te leiden dat [appellante] het beschadigen en verwijderen van de milt beschouwt als gevolgschade en niet als aparte schadeveroorzakende gebeurtenis. Nu op 23 april 1998 geen kunstfout is gemaakt, is de in hoger beroep bij vermeerdering van eis gevorderde verklaring voor recht niet toewijsbaar.

3.8.3.
Voor zover [appellante] het beschadigen en verwijderen van de milt als aparte schadeveroorzakende gebeurtenis beschouwt en voor zover haar brief van 9 augustus 2001 in zoverre al als stuitingshandeling kan worden aangemerkt, dan nog slaagt het beroep van Kennemer Gasthuis op verjaring. De brief van de raadsman van [appellante] van 17 februari 2006 betreft immers de aansprakelijkheid voor de gevolgen van de slokdarmperforatie. Uit de tekst van deze brief blijkt niet ondubbelzinnig dat [appellante] de beschadiging en de verwijdering van de milt als aparte schadeveroorzakende gebeurtenis beschouwt. Ten overvloede overweegt het hof dat [appellante] geen concrete feiten of omstandigheden heeft gesteld waaruit kan worden afgeleid dat de beschadiging en verwijdering van de milt een kunstfout was in plaats van een complicatie bij de operatie op 27 april 1998, die niet vermijdbaar en niet verwijtbaar was. Haar stellingen dat zij voor die operatie een gezonde milt had, dat zij geen toestemming heeft gegeven voor het verwijderen van de milt en dat de verwijdering niet met haar is besproken zijn daartoe onvoldoende.

3.9.
Bewijsaanbod
[appellante] heeft weliswaar bewijs aangeboden, maar geen feiten of omstandigheden aangevoerd die, indien bewezen, tot een andere beoordeling van het geschil zouden kunnen leiden. Dat bewijsaanbod wordt daarom gepasseerd.

3.10.
Slotsom
De grieven falen. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. [appellante] zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in appel. ECLI:NL:GHAMS:2014:101