Overslaan en naar de inhoud gaan

RBMNE 010323 verjaring tijdig gestuit, met brieven heeft eiser voldoende duidelijk gemaakt vordering te handhaven

RBMNE 010323 mw. geeft dhr. klap met vlakke hand, dhr. geeft vuistslag; geen ES; dhr. aansprakelijk voor tandletsel, niet voor parodontitis, schadevergoeding € 828,63
- verjaring tijdig gestuit, met brieven heeft eiser voldoende duidelijk gemaakt vordering te handhaven

2
De feiten

2.1.
Op 10 juli 2017 is [eiseres] door [gedaagde] mishandeld.

2.2.
Op 10 juli 2017 heeft de politie Eenheid Midden-Nederland een proces‑verbaal van aangifte opgemaakt van een incident dat zich op 10 juli 2017 op het [straat] [nummer] te [plaats] tussen [eiseres] enerzijds en [gedaagde] anderzijds heeft voorgedaan. In het proces‑verbaal staat:

Vandaag maandag 10 juli 2017 was ik omstreeks 17:00 uur aan het boodschappen doen bij de [supermarkt] aan het [straat] in [plaats] . Ik was daar samen met mijn 2 kinderen, [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] . [minderjarige 1 (voornaam)] is 12 jaar oud en [minderjarige 2 (voornaam)] is 7 jaar oud.

Op het moment dat ik boodschappen aan het doen was, waren de kinderen door de winkel aan het lopen. Op een gegeven moment kwamen de kinderen naar mij toe en die zeiden tegen mij dat [minderjarige 2 (voornaam)] geslagen was door een man. Ik vroeg natuurlijk wie [minderjarige 2 (voornaam)] dan geslagen zou hebben. Ik zag dat ze allebei in de richting van een man wezen.( ... )

Hij was daar samen met een vrouw, later hoorde ik dat dit zijn vrouw was. Ik ben naar die man toegelopen. Ik vroeg aan hem: "Waarom slaat u mij kind?" Ik hoorde hem zeggen: "Jouw kind slaat mijn vrouw". Ik zei toen tegen hem dat het me vreemd leek dat een kind van 7 een vrouw/zijn vrouw zou slaan. De man kwam een beetje opgefokt op mij over, niet dat hij erg agressief was, maar wel opgefokt. Ik kreeg dit gevoel door zijn houding, hij kwam echt niet ontspannen over. Het leek ook wel of hij het normaal vond dat hij een kind had geslagen.

Ik zei vervolgens tegen hem: "Zal ik u eens slaan?". Ik was boos op de man omdat hij mijn kind had geslagen. Ik hoorde hem antwoorden: "Ja doe maar". Ik sloeg vervolgens zachtjes met mijn vlakke hand op zijn wang. Ik deed dit niet hard, ik weet ook niet waarom ik dit deed. Dit gebeurde gewoon in een fractie van een seconde. Ik haalde echt niet vol uit, het ging vrij zachtjes.

Direct erop zag ik de man mij met gebalde vuist in mijn gezicht sloeg. Ik weet niet meer met welke hand hij dit deed. Ik zag en voelde dat hij mij op mijn lippen en kin raakte. Voor mijn gevoel ging dit hard, dit voelde ik ook heel duidelijk. Ik voelde direct een pijnscheut. Ik heb de man verder niets horen zeggen of iets anders zien doen. De vrouw van de man heb ik verder ook niets horen zeggen of iets zien doen.

Ik had op het moment van de klap nog boodschappen vast en deze vielen op de grond. Ik hoorde van mijn kinderen dat ik bloed aan mijn lip had. Op dat moment voelde en proefde ik ook dat ik bloed had aan mijn mond en mijn lip. Mijn oudste zoon, [minderjarige 1 (voornaam)] , was daardoor ook geschrokken, want ik zag dat hij aan het huilen was. Ik zag dat de jongste er een beetje verbaasd bij stond, alsof hij het niet echt kon snappen.

( ... )

Op dit moment bloed mij lip niet meer, maar hij is nog wel dik en gevoelig. Ik heb ook last van mijn hoektand, links boven. Het voelt alsof er een hele erge druk op staat, het is vrij pijnlijk. Dit is 100 % zeker veroorzaakt door die klap, hiervoor had ik namelijk geen pijn en/of letsel.

2.3.
Op 10 juli 2017 heeft de politie Eenheid Midden-Nederland een proces‑verbaal van verhoor getuige opgemaakt. In het proces‑verbaal staat:

Op maandag 10 juli 2017 was ik, ( ... ) om 17.25 uur boodschappen aan het doen in de [supermarkt] gevestigd aan de [straat] nummer [nummer] te [plaats] . Om genoemd tijdstip was ik achterin de winkel ter hoogte bij de koelproducten waar voornamelijk vlees en zuivelproducten stonden. Ik zag dat er twee jonge kinderen door het gangpad liepen. Deze twee jongens hadden de leeftijd van ongeveer 11 en 7 jaar oud. Ik zag dat de twee jongens langs een man liepen verder het naast gelegen gangpad in.

Bij het passeren van de man zag ik dat deze zich omdraaide in de richting van de jongens. Ik zag dat hij vervolgens met kracht met zijn linkerhand een slaande beweging maakte in de richting van één van de jongens weet niet precies welke jongen het nu was volgens mij de jongste. Ik zag dat hij deze met de vlakke linker hand één van de jongens raakte in het gezicht.

Ik stond op een meter of 5 afstand. Ik hoorde aan de klap dat het best hard ging. Ik zag dat de jongens vervolgens snel verder liepen in de richting van de groenten afdeling. Daar stopten ze bij een vrouw. Kennelijk was dat hun moeder. Ik kon niet zien of één van de jongens aan het huilen was.

Ik weet dat de jongens beiden een korte broek aan hadden en dat de jongen van 11 een licht kleurige T-Shirt aanhad en kort blond haar had.

De jongen van zeven had volgens mij een zalmroze T-Shirt aan en blond haar in een staartje.

( ... )

Ik ben vervolgens een ander gangpad in gelopen en heb het vervolg niet meer meegekregen.

2.4.
Op 10 juli 2017 heeft de politie Eenheid Midden-Nederland een proces‑verbaal van verhoor getuige opgemaakt. In het proces‑verbaal staat:

Op maandag 10 juli 2017 was ik samen met mijn man boodschappen aan het doen bij de [supermarkt] op het [straat] . Mijn man is genaamd ( ... )

We liepen in de winkel en ongeveer ter hoogte van koelschap zag ik twee jongens bezig. Ze waren wild aan het doen. Een van de jongens die schoot weg en in zijn loop knalde hij tegen mij aan. In de loop zag en voelde ik een arm van deze jongen tegen mijn arm aankomen. Ik zag en voelde dat de arm tegen mij aan knalde en in de richting van mijn gezicht kwam. Ik hield de arm van de jongen tegen met mijn rechterhand om zo niet in mijn gezicht geraakt te worden en mijn bril hierdoor te beschermen.

Ik kan me niet herinneren of ik iets tegen de jongen heb gezegd. De jongen liep vervolgens langs mij heen. Ik liep op dat moment verder.

Ik hoorde plotseling achter mij iemand zeggen: "mama hij slaat me". Ik bedacht me dat het de jongen was die tegen mij aan was gelopen. Ik dacht bij mezelf ik heb hem helemaal niet geslagen. Ik draaide me om, om te kijken wat er nu aan de hand was.

Op dat moment zag ik dat de moeder van het jongen op ons af kwam lopen. Ik zag dat ze in de richting van [gedaagde (voornaam)] liep. Ik hoorde de moeder van de jongens zeggen: "je moet mijn kinderen niet slaan" of woorden van gelijke strekking. Ik hoorde [gedaagde (voornaam)] zeggen: “ik heb je kind niet geslagen, ik sla geen kinderen".

Ik zag dat de vrouw tegenover [gedaagde (voornaam)] stond. Ik hoorde de vrouw zeggen “Zal ik jou slaan” of woorden van gelijke strekking . Ik zag dat de vrouw, [gedaagde (voornaam)] in het gezicht sloeg. Ik zag dat de vrouw de klap uit deelde met een vlakke hand. Ik weet niet met welke hand ze heeft geslagen . Het klonk in ieder geval als een klets.

Ik zag dat [gedaagde (voornaam)] de vrouw uit reactie op de klap die hij had gekregen terug sloeg. Ik zag dat [gedaagde (voornaam)] de klap gaf met zijn vlakke hand. Ik weet niet meer precies welke hand het is geweest. Ik weet dat hij rechtshandig is, dus dat is voor de hand liggend.

Ik zag dat de vrouw nadat ze was geslagen dat ze [gedaagde (voornaam)] weer wilde slaan. Ik ben toen tussen beide gesprongen en heb hun armen vast gepakt. Ik heb ze uit elkaar geduwd. Ik hoorde vervolgens dat er allerlei dingen om ons heen op de grond vielen. Het waren boodschappen. Ik weet niet waar het vandaan kwam. Ik kan me zo voorstellen dat de vrouw dit vast gehad zou kunnen hebben.

Kort erna zag ik dat er iemand naar ons toe kwam lopen. Ik dacht dat het de bedrijfsleider was. Deze vertelde ons dat we moesten wachten. Wij stonden in een ander gangpad als de vrouw met haar kinderen. Even later kwam de politie. Deze hebben ons mee genomen naar een magazijn waar we ons verhaal hebben gedaan. Even later kwam er een agent bij ons en die vertelde ons dat de vrouw aangifte had gedaan van mishandeling en dat [gedaagde (voornaam)] mee moest. Ik heb aangegeven dat ik graag een getuige verklaring af wilde leggen.”

2.5.
Op 10 juli 2017 heeft de politie Eenheid Midden-Nederland een proces‑verbaal van verhoor verdacht opgemaakt. In het proces‑verbaal staat:

V: = Vraag verbalisant
A: = Antwoord verdachte

Soms begint een alinea met de letter 0. Deze staat voor:
0: = opmerking verbalisant

( ... )

Strafrechtelijk verhoor

V: Ik heb je medegedeeld waarvan je wordt verdacht, wat kun je hierover vertellen?
A: Ik en mijn vrouw liepen in de [supermarkt] boodschappen te doen. Helemaal achter in de winkel. Het was druk. Er liepen 2 jongens ik neem aan broertjes, die liepen te dollen met elkaar, de ene was met zijn armen aan het zwaaien en sloeg zowat de bril mijn vrouw haar hoofd. Mijn vrouw maakte een afwegende beweging. Ik probeerde die jongen bij zijn schouder te pakken. om te zeggen dat ze rustig moeten doen. Ik ben misschien in de bewegingen tegen zijn oor of haar gekomen, ik wilde het gewoon tot bedaren krijgen. Ik heb had niet de bedoeling hem te slaan.
V: maar een getuige verklaard dat u hem een klap in zijn gezicht geeft. Waarom zou dat gezegd worden dan?
A: Geen idee, ik weet niet hoe die mensen dat beleven, misschien lijkt het erop omdat ik hem bij zijn schouder wil pakken. Ik zei tegen dat jongetje dat hij rustig moest doen, het waren net twee stuiterballen door de winkel heen.

De jongens gingen daarna het gangpad in, en wij lopen een stukje verder. Vervolgens komt kennelijk de moeder van de jongens naar ons toe en zei "waarom sla je mijn kind. Ik zei tegen haar dat als je zelf op haar kinderen zou letten, ik ze niet tot bedaren hoefde te brengen. Hierop zei de vrouw tegen mij: Zal ik jou eens slaan" Ik stond daar echt perplex, met mijn handen naar beneden.

V: wat zei u dan toen ze dat zei?
A: Ik zei "ja uuh" ik had niet verwachte dat ze dat zou doen. Ze gaf mij vervolgens een harde klap tegen mijn gezicht, dit deed ze met vlakke hand. Ze raakte mij vol op de zijkant van met gezicht.
O: Ik zie geen zichtbaar letsel bij verdachte.
V: Hoe reageerde u erop?
A: Nou ik was een beetje verbaast, ze wilde met haar andere hand nog een keer slaan dus ik dacht dit moet stoppen. Uit reactie sloeg ik haar in haar gezicht.
V: Hoe sloeg u haar?
A: Ik weerde eerst haar arm af en sloeg toen met mijn rechtervuist in haar gezicht.
V: Hoe regeerde zij erop?
A: Ik denk niet dat ze het verwachte had, ik denk dat ik iets op haar lip heb geraakt, ik zag een druppeltje bloed ofzo.
V: Wat vind u van dit alles?
A: Drama, dit gebeurd allemaal zo snel.
V: Waarom regeerde u zo door te slaan?
A: Ja het was meer een reactie, zij sloeg mij eerst in mijn gezicht. Het was meer een reactie.
V. Hoe voelde u zich dan waarom haalt u uit met een vuistslag?
A: Ja het gaat zo snel, ik weet het eigenlijk niet, ik voelde mij wel rustig.

2.6.
Op 4 augustus 2017 constateert [A] , tandarts onder meer:

Spoedafspraak:

Patiënt vertelde mij dat ze een klap in haar gezicht heeft gekregen, waardoor zij last begon te voelen aan 23 (Hoektand van de bovenkaak links ) voornamelijk met de koude lucht en koud drinken. Het element 42 ( De laterale incisieve van de onderkaak rechts ) is ook gevoelig geworden.

In de mond ziet de 23 er gaaf uit, maar met percussie is het element erg pijnlijk. De percussietest van het element 22 ( De laterale incisieve van de bovenkaak links ) is ook positief.

Patiënt voelt pijn bij het tikken met een instrument op de 22 en 23. Het gevoel bij het element 22 is minder pijnlijk, dan bij de 23.

De elementen 41 en 42 zijn licht mobiel en naar binnen gemigreerd.

Ter onderzoek van het kaakbot en de desbetreffende elementen heb ik een overzichtsfoto gemaakt (OPT ). Ik heb geen breuklijnen waargenomen in het bot of aan de wortels van de desbetreffende elementen, wel is er een bot aantasting ter gevolge van een parodontitis geconstateerd.

Het element 23 is onder controle gehouden, er is sprake van een zenuwontsteking.

Na een week blijkt dat de zenuwontsteking ( pulptis ) irreversibel te zijn met een verergering van de klachten, daarom is het besloten een zenuwbehandeling uit te voeren bij 23, wat ter zijne tijd een kroon moet worden doordat de tand zwak is door de wortelkanaalbehandeling.

Conclusie: Er is een pulpa onrust geconcludeerd aan het element 22 ( De laterale incisieve van de bovenkaak links ).

De elementen 41 en 42 zijn licht mobiel en naar binnen gemigreerd.

Daarvoor is een ortho behandeling gepland.

Het element 23 is inmiddels ontzenuwd in verband met een ontsteking van de zenuw.

De bovenstaande waarnemingen zouden een mogelijk gevolg kunnen zijn van een klap in het gezicht van patiënt.

2.7.
Op 7 november 2017 bericht het Openbaar Ministerie aan [eiseres] onder meer:

Ik heb besloten dat er geen strafzaak komt tegen de verdachte. ( ... )

Waarom komt er geen strafzaak?

Het slachtoffer heeft zelf ook schuld aan de gebeurtenis. Ik keur het gedrag van de verdachte af, maar vind een strafzaak niet nodig. Ik vind dat uw gedrag en/of houding mede de oorzaak is van het handelen van de verdachte.

Verdachte krijgt een proeftijd

De verdachte hoeft niet voor de rechter te komen. Maar ik heb wel een proeftijd met verdachte afgesproken.

2.8.
Op 1 maart 2020 stuurt [orthodontistenpraktijk] een offerte voor orthodontische behandeling naar [eiseres] voor een bedrag van € 3.192,74.

2.9.
Op 11 maart 2020 stuurt [orthodontistenpraktijk] aan [eiseres] een factuur van € 245,36.

2.10.
Bij brief van 27 mei 2022 en rappelbrief van 10 juli 2020 stelt de gemachtigde van [eiseres] [gedaagde] aansprakelijk voor de schade wegens onrechtmatig handelen. De gemachtigde van [eiseres] schrijft onder meer:

Cliënte is van oordeel dat u onrechtmatig gehandeld heeft en dat u voor de daaruit voortvloeiende schade aansprakelijk bent. De schade is zowel materieel als immaterieel van aard. Langs deze weg stel ik u formeel aansprakelijk voor deze onrechtmatige daad, alsmede voor de daaruit voortvloeiende schade.

Als gevolg van de onrechtmatige daad heeft cliënte tandartskosten gemaakt. Deze tandartskosten bedragen vooralsnog € 526,64 over 2017. ( ... ) Inmiddels blijkt dat cliënte voor € 3.634,20 (inclusief btw) aan schade lijdt vanwege de omstandigheid dat zij een orthodontiebehandelingen dient te ondergaan (bijlage 2). Daarnaast lijdt cliënte materiële schade bestaande uit buitengerechtelijke kosten, te weten voor een bedrag ad € 196,00 (inclusief btw, cliënte is btw plichtig). Deze schade staat in causaal verband met uw onrechtmatig handelen. Cliente zou zonder uw onrechtmatig handelen namelijk geen tandarts- en orthodontiekosten hebben moeten maken.

Los van het voorgaande lijdt cliënte immateriële schade, bestaande uit gederfde levensvreugde als gevolg van het feit dat zij ruim twee weken met hoofd- en kaakpijn is geconfronteerd. Tel daarbij op de blijvende schade aan haar gebit, hetgeen tot schade aan het aangezicht van cliënte leidt. Cliënte is van oordeel dat - gegeven de omstandigheden - een immateriële schadevergoeding van € 1.000,00 redelijk en billijk is.

( ... )

Langs deze weg verzoek - en waar nodig sommeer - ik u om - binnen 14 dagen na heden aan mij schriftelijke te bevestigen dat u aansprakelijkheid voor uw onrechtmatig handelen erkent. Daarnaast verzoek ik u om - eveneens binnen 14 dagen na heden - een bedrag van € 5.359,43 te doen bijschrijven op mijn derdengeldenrekening, ( ... )”.

2.11.
Bij brief van 20 juli 2020 bericht de gemachtigde van [gedaagde] onder meer:

De aansprakelijkstelling refereert aan een incident dat alweer 3 jaar gelden plaatsvond. ( ... )

Cliënt spreekt over een voorwaardelijke strafoplegging. Uw cliënte ontving tevens een strafoplegging.

( ... )

Zoals ook de heer [gedaagde] aangeeft in zijn relaas zag uw cliënte aanleiding de heer [gedaagde] in het gezicht te slaan. Deze geweldshandeling valt aan te merken als mishandeling en uitlokking.”

2.12.
Op 20 februari 2021 bericht [B (voornaam)] van [tandartspraktijk] aan mevr. [eiseres (voornaam)] @gmail.com onder meer:

Beste,

I.v.m drukte ben ik niet in de gelegenheid geweest om eerder jullie een respons te geven excuses daarvoor!

De bevindingen die destijds zijn gegeven door de tandarts ga ik voor uw op een rijtje zetten:
1) element 23 (hoektand linksbovenkaak) en het element 42 (onderkaak links)
2) nee het kan niet ontstaan door een klap! Door een harde klap kunnen de tanden/kiezen scheef staan en bloeden waardoor er een ontsteking kan komen.
4) de hoektanden 21,22,23 links bovenkaak en het onderfront ( 41,42,43)
5) ja! Door de harde klap is er beweging ontstaan in de elementen waardoor ze niet meer stabiel zijn en daardoor scheef gaan staan
6) ja zie vorige antwoord.

Mocht u nog naar aanleiding hier van vragen hebben dan hoor ik dat van u.

Met vriendelijke groet,

[tandartspraktijk]

[B (voornaam)]

( ... )

1) [A] geeft in zijn rapport van 11 april 2018 aan dat sprake is van botaantasting ten gevolge van parodontitis. Ten aanzien van welke elementen is deze aantasting geconstateerd?
2) Kan parodontitis ontstaan als gevolg van de klap op het gezicht/gebit van cliënte?
3) Zo ja, op welke wijze?
4) [A] geeft aan dat de elementen scheef naast elkaar staan. Er is orthodontie geadviseerd. Op welke elementen doelt u?
5) Zijn de onder 4) bedoelde elementen scheef komen te staan door de klap op het gezicht/gebit van cliënte, althans acht u dit aannemelijk?
6) Er wordt door [A] omschreven dat element 41 en 42 licht mobiel zijn en naar binnen geëmigreerd. Komt dit naar uw oordeel door de klap?

2.13.
De zorgverzekeraar van [eiseres] heeft over de periode 25 juli 2017 tot en met 6 december 2017 een bedrag van € 526,64 aan medische kosten niet vergoed.

2.14.
Op 22 oktober 2022 bericht drs. [C] , naar aanleiding van een opgevraagd medisch advies, onder meer als volgt:

“ H. Conclusie en beantwoording vraagstelling:

1. Kunt u mij op basis van de overgelegde stukken, verklaringen van de tandarts en nota's, berichten of de klap van 10 juli 2017 oorzaak is geweest van de geclaimde tandheelkundige behandelingen.

Het is plausibel, dat de toegediende klap geleid heeft tot tandheelkundige schade, alleen niet in die mate, welke geclaimd wordt.

2) Zijn alle nota's volledig toe te rekenen aan de mishandeling? Zo nee, kunt u mij gemotiveerd aangeven welke wel en welke niet en zo niet, waarom niet?

Niet alle nota's zijn toe te schrijven aan de mishandeling. ( … ). Alleen de eerste onderzoeks- en behandelkosten op d.d. 25-07-2017 en de uitvoering van een wortelkanaalbehandeling in de hoektand 23 zijn toe te schrijven aan het vooral. De overige problemen als verhoogde gevoeligheid en scheefstand van de ondertanden en boventanden waren reeds voor het ongeval aanwezig. Een volledige en uitgebreide orthodontische behandeling van zowel onder-als bovenkaak staat in geen verhouding met de aangerichte schade in de vorm van verhoogde mobiliteit van de ondertanden 41 en 42. Deze verhoogde mobiliteit als gevolg van een trauma is tijdelijk tenzij er iets anders meespeelt zoals aanhechtingsverlies als gevolg van parodontitis. Parodontitis ontstaat niet door een klap in het gezicht.

De volgende nota's komen in aanmerking voor vergoeding:

Nota nummer 1787 à € 100,04
Nota nummer 1883 à € 228,59 ( betreft een gedeelte van het totale notabedrag ).

Totaal € 328,63

3) Kunt u op basis van deze stukken inschatten hoe het gebit van de tegenpartij er voor de klap uitzag?

Er was een probleem met een overgevoeligheid van alle gebitselementen. Warme en koude dranken konden slecht verdragen worden. Deels was dit te wijten aan bruxisme ( = tandenknarsen ), waar voor ook myografisch onderzoek werd verricht ( meet de spier-activiteit van de kauwspieren deels zal dit verweten kunnen worden aan blootliggende tandhalzen. Mogelijk houdt dit laatste verband met een geconstateerde parodontitis, waardoor het tandvlees terugtrekt. Reeds voor het ongeval moet er al sprake zijn geweest van enige mate van scheefstand van de onder- en boventanden.

4) Zouden deze kosten eventueel toch al gemaakt moeten worden?

Inderdaad, de kosten van de overige nota's buiten de nota nummers 1787 en 1883 waren ook gemaakt zonder het vooral.”

2.15.
Op 9 december 2022 bericht de gemachtigde van [eiseres] aan mw. [D] van [tandartspraktijk] onder meer:

Bijgevoegd de patiëntenkaart van mevrouw [eiseres] van de periode voorafgaand aan het voorval op 10 juli 2017. De patientenkaart ziet op de periode 11 februari 2015 tot en met 26 juni 2017.

De medisch adviseur van de tegenpartij suggereert dat de waarnemingen van tandarts [A] mogelijk te wijten zijn aan de klachten zoals aangegeven op bijgevoegde kaart, althans niet uit te sluiten is dat de waarnemingen ook aan een andere omstandigheid dan de klap toegeschreven kunnen worden. Hoe kijkt u hiertegen?

Mevrouw [eiseres] is uiteindelijk een beugel geadviseerd door tandarts [A] c.q. uw praktijk. Waarom is dit advies gegeven?

2.16.
Op 17 december 2022 antwoordt [B (voornaam)] van [tandartspraktijk] onder meer:

Heb de dossier bekeken van mevr. [eiseres] van de oude tandarts, ik kan daar niet uithalen dat het gebit van mevr. destijds problemen gaf.

Mijn collega heeft inderdaad een beugel geadviseerd i.v.m. de tanden en kiezen die scheef begonnen te staan. Deze zelfde collega heeft ook een wortelkanaalbehandeling gedaan in het element 23 (hier was de wortelpunt van ontstoken door de klap)

3
Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – samengevat en na wijziging van eis – voor recht te verklaren dat [gedaagde] jegens [eiseres] onrechtmatig heeft gehandeld en veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 4.104,49 aan materiele schadevergoeding vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 juli 2017, dan wel vanaf 11 juni 2020 dan wel vanaf een nader te bepalen datum en € 2.500,00 aan immateriële schadevergoeding vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 juli 2017, vermeerderd met de kosten van dit geding. [eiseres] legt aan de vordering ten grondslag dat [gedaagde] een onrechtmatige daad jegens haar heeft gepleegd door haar op 10 juli 2017 te mishandelen. [gedaagde] is verplicht de schade te vergoeden die [eiseres] daardoor heeft geleden.

3.2.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] stelt zich primair op het standpunt dat de vordering is verjaard. Subsidiair erkent [gedaagde] dat hij [eiseres] op 10 juli 2017 heeft geslagen. Dit handgemeen is door toedoen van [eiseres] ontstaan. Nadat [gedaagde] een van de kinderen van [eiseres] bij de schouder heeft gepakt om het te vermanen wat rustiger aan te doen, kwam [eiseres] op hem aflopen en heeft zij [gedaagde] met kracht in het gezicht geslagen. [gedaagde] heeft teruggeslagen. Omdat het terugslaan het gevolg was van het slaan van [eiseres] , is sprake van eigen schuld aan de zijde van [eiseres] , aldus [gedaagde] .

3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4
De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is in geschil of [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld op 10 juli 2017. Verder betwist [gedaagde] de hoogte van de door [eiseres] gestelde schade.

Verjaring

4.2.
[gedaagde] stelt zich primair op het standpunt dat er sprake is van verjaring. Volgens [gedaagde] heeft het betreffende incident plaatsgevonden op 10 juli 2017 en is de dagvaarding op 23 september 2022, meer dan 5 jaar na dato, aan hem betekend. De verjaring is niet tijdig gestuit, aldus [gedaagde] .

4.3.
Een rechtsvordering tot vergoeding van schade verjaart vijf jaar na de dag, volgende op die waarop de benadeelde zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden (artikel 3:310 lid 1 BW). Een verjaringstermijn kan worden “gestuit”. Dat betekent dat de verjaring wordt onderbroken. Daarna begint een nieuwe verjaringstermijn van vijf jaar te lopen. Stuiting kan onder andere plaatsvinden doordat de schuldenaar de schuld erkent (artikel 3:318 BW), door een schriftelijke aanmaning of mededeling dat de schuldenaar ondubbelzinnig zijn recht op nakoming voorbehoudt (artikel 3:317 lid 1 BW) en door een daad van rechtsvervolging (artikel 3:316 lid 1BW).

4.4.
[eiseres] heeft gewezen op een brief van 27 mei 2020 en de rappelbrief van 10 juli 2020. Dit kan niet anders worden opgevat dan als een mededeling van [eiseres] dat zij wil dat [gedaagde] de schade vergoedt die volgens [eiseres] het gevolg is van het onrechtmatig handelen op 10 juli 2017. Uit de brief van 20 juli 2020 van de gemachtigde van [gedaagde] moet ook worden opgemaakt dat [gedaagde] de brief van 10 juli 2020 met daaraan toegevoegd de brief van 27 mei 2020 heeft ontvangen en deze heeft verstrekt aan zijn gemachtigde. Met deze brieven heeft [eiseres] voldoende duidelijk gemaakt dat zij haar rechtsvordering handhaaft. Daarmee is voldaan aan het vereiste dat zij ondubbelzinnig haar recht op nakoming voorbehoudt en is de verjaring tijdig gestuit. Een nieuwe verjaringstermijn is aangevangen en die was op 23 september 2022 nog niet verstreken.

4.5.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] de verjaring tijdig heeft gestuit, zodat het beroep op verjaring niet opgaat.

Onrechtmatig handelen en aansprakelijkheid

4.6.
Tussen partijen staat vast dat [gedaagde] [eiseres] heeft mishandeld door in haar gezicht te stompen. Een dergelijk handelen is onrechtmatig jegens [eiseres] en verplicht [gedaagde] in beginsel om de schade die [eiseres] daardoor lijdt, te vergoeden.

Omvang van de aansprakelijkheid

4.7.
[eiseres] maakt aanspraak op vergoeding van materiële en immateriële schade, die zij als volgt heeft becijferd:
Niet door de verzekeraar van [eiseres] vergoede kosten over 2017 € 526,64
Orthodontiewerkzaamheden € 245,36
Offerte ortodontische behandeling € 3.332,49 +
€ 4.104,49
Immateriële schadevergoeding € 2.500,00 +
Totaal: € 6.604,49.

4.8.
De kantonrechter overweegt als volgt.

Niet door de verzekeraar vergoede kosten over 2017 en orthodontische kosten

4.9.
[eiseres] maakt aanspraak op vergoeding van de kosten die zij heeft moeten maken voor tandheelkundige behandelingen welke niet door de verzekeraar zijn vergoed. Ter onderbouwing van de vordering heeft [eiseres] een overzicht van de niet vergoede kosten in het geding gebracht.

4.10.
[gedaagde] erkent op basis van een door hem ingeschakeld tandheelkundig adviseur dat de kosten die voor het eerste onderzoek en behandelkosten op 25 juli 2017 ad € 100,04 aan de mishandeling is toe te schrijven, alsook de wortelkanaalbehandeling voor wat betreft een bedrag van € 228,59. Voor de overige kosten ontkent [gedaagde] dat er sprake is van causaliteit, hetgeen ook geldt voor de ortodontische werkzaamheden en de offerte voor de ortodontische behandeling. Het vullen van gaatjes is niet het gevolg van de klap die hij heeft gegeven. Door de klap konden element 41 en 42 enige mobiliteit vertonen, maar niet van plaats veranderen. Dat is alleen mogelijk als het bot gebroken is en daarvan was hier geen sprake. De ingezette orthodontische behandeling is niet toe te schrijven aan het voorval, aldus [gedaagde] .

4.11.
Op grond van artikel 6:98 BW komt voor vergoeding slechts in aanmerking schade die in zodanig verband staat met de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid van de schuldenaar berust, dat zij hem, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de schade als een gevolg van deze gebeurtenis kan worden toegerekend. De stelplicht en de bewijslast van feiten en omstandigheden die voor de toepassing van voornoemd wetsartikel relevant zijn rusten in beginsel op de benadeelde. De kantonrechter ziet geen aanleiding om in onderhavige zaak hiervan af te wijken.

4.12.
Als door [gedaagde] erkent komt van de niet door de verzekeraar vergoede kosten in beginsel een bedrag van € 328,63 voor toewijzing in aanmerking.

4.13.
De overige kosten die niet door de verzekeraar zijn vergoed alsmede de kosten voor orthodontische werkzaamheden en de geplande behandeling komen niet voor vergoeding in aanmerking, omdat onduidelijk is of causaal verband bestaat tussen de mishandeling en de ondergane of nog noodzakelijke behandeling.

4.14.
[gedaagde] heeft een medisch advies van drs. [C] in het geding gebracht. Drs. [C] komt tot de conclusie dat de toegediende klap heeft geleid tot tandheelkundige schade, maar dat de scheefstand van de tanden al reeds voor het ongeval aanwezig moeten zijn geweest. Als gevolg van de klap kan er sprake zijn van verhoogde mobiliteit, maar deze is tijdelijk tenzij er sprake is van aanhechtingsverlies als gevolg van parodontitis. De parodontitis is niet ontstaan door de klap. De gemaakte kosten zouden ook gemaakt moeten worden zonder het voorval, aldus drs. [C] .

4.15.
[eiseres] legt over een verklaring van tandarts [A] van 4 augustus 2017 waarin hij aangeeft dat de elementen 41 en 42 licht mobiel zijn en naar binnen zijn gemigreerd. Hij heeft daarvoor een ortho behandeling gepland. Deze waarneming zou een mogelijk gevolg kunnen zijn van een klap in het gezicht, aldus [A] . [A] stelt niet met zekerheid dat dit het gevolg is van de klap. [eiseres] legt verder over een mail aan mevr. [eiseres (voornaam)] @gmail.com. Wie dit is wordt door [eiseres] niet verduidelijkt. De mail wordt beantwoord door [B (voornaam)] van [tandartspraktijk] . Wie [B (voornaam)] is en wat haar functie is bij [tandartspraktijk] wordt uit de stukken van [eiseres] niet duidelijk. [B (voornaam)] geeft in de mail antwoord op een aantal vragen. Of dit de vragen zijn die onderaan de mail zijn bijgevoegd kan uit de mail niet zonder meer worden vastgesteld.

Voor zover dat wel het geval is geeft zij aan dat tandarts [A] op 11 april 2018 heeft vastgesteld dat sprake is van botaantasting ten gevolge van parodontitis. De parodontitis kan niet zijn ontstaan door de klap. Wel kan er een ontsteking door zijn ontstaan. Door de klap is er beweging ontstaan waardoor ze niet meer stabiel zijn en scheef zijn gaan staan.

Naar aanleiding van een mail van 9 december 2020 van de gemachtigde van [eiseres] geeft [eiseres (voornaam)] aan dat een beugel is geadviseerd in verband met de scheefstaande tanden en kiezen. De vraag van de gemachtigde van [eiseres] hoe zij tegen het oordeel van drs. [C] aankijkt dat niet uit te sluiten is dat de waarnemingen ook aan een andere omstandigheid dan de klap toegeschreven kan worden en de vraag waarom het advies van een beugel is gegeven, heeft [eiseres (voornaam)] onbeantwoord gelaten.

4.16.
Gelet op het vorenstaande moet worden vastgesteld dat er sprake is van parodontitis wat maakt dat de tanden van [eiseres] scheef zijn komen te staan. Beide partijen verklaren dat de parodontitis niet kan zijn ontstaan door de klap. De stelling van drs. [C] dat als gevolg van de klap er sprake kan zijn van verhoogde mobiliteit, maar dat deze tijdelijk tenzij er sprake is van parodontitis en dat door de parodontitis de tanden ook zonder klap scheef zouden kunnen komen te staan, is door [eiseres] niet voldoende weersproken. Daarmee is de causaliteit tussen de scheefstand van de tanden van [eiseres] en de klap niet vast komen te staan. Dat geldt eveneens voor zover de nota ziet op het vullen van gaatjes. [eiseres] heeft wat dat betreft helemaal niet onderbouwd waarom dit door [gedaagde] vergoed zou moeten worden. De vordering tot vergoeding van de gestelde overige kosten dienen om die reden te worden afgewezen.

Immateriële schade

4.17.
[eiseres] vordert daarnaast vergoeding van immateriële schade. Zij voert in dit verband aan dat de gedraging van [gedaagde] een flinke psychische impact op haar heeft gehad en dat zij hieraan voortdurend herinnerd wordt. Zij zal onder andere een lange periode een beugel moeten dragen en doet bij de [supermarkt] waar de gedraging zich heeft voorgedaan, regelmatig boodschappen. [eiseres] vordert in dat kader van [gedaagde] een bedrag van € 2.500,00.

4.18.
[gedaagde] betwist dat hij enig bedrag aan immateriële schade verschuldigd is.

4.19.
Smartengeld is, zo is bepaald in artikel 6:106 lid 1 aanhef en onder b BW, een naar billijkheid vast te stellen vergoeding voor het niet in vermogensschade bestaande nadeel dat is geleden door een persoon die als gevolg van een gebeurtenis, hier de onrechtmatige daad, waarvoor een ander aansprakelijk is, lichamelijk letsel heeft opgelopen. Bij de begroting van smartengeld moet rekening worden gehouden met alle omstandigheden van het geval, zoals de aard van de aansprakelijkheid, de aard en de ernst van het toegebrachte letsel en de mate waarin het slachtoffer daardoor is getroffen. Verder zal rekening moeten worden gehouden met de bedragen aan smartengeld die rechters in Nederland in vergelijkbare gevallen hebben toegewezen.

4.20.
De kantonrechter overweegt als volgt. [eiseres] stelt onder meer dat zij, zo begrijpt de kantonrechter, psychische schade heeft geleden, omdat zij zich onveilig voelt door het incident en daarvan thans nog dagelijks hinder ondervindt. De kantonrechter overweegt dat om van persoonsaantasting te kunnen spreken niet voldoende is dat sprake is van meer of minder sterk psychisch onbehagen of een zich gekwetst voelen. Voor toewijsbaarheid van een vordering tot schadevergoeding is uitgangspunt het bestaan van geestelijk letsel, hetgeen in het algemeen slechts het geval zal zijn indien sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. In elk geval dient de benadeelde voldoende concrete gegevens aan te voeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval een psychische beschadiging is ontstaan, waartoe nodig is dat het bestaan van geestelijk letsel naar objectieve maatstaven is vastgesteld. [eiseres] heeft dit echter in het geheel niet onderbouwd.

4.21.
Resteert dus de vraag of de aard en de ernst van de normschending kunnen meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen dat een aantasting van de persoon kan worden aangenomen. Niet valt uit te sluiten dat, ook ingeval van geestelijk letsel geen sprake is, de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor ‘de benadeelde’ meebrengen dat van de in artikel 6:106 lid 1 sub b BW bedoelde ‘aantasting in de persoon op andere wijze’ sprake is. Wil van aantasting in de persoon echter sprake zijn dan is de enkele normschending onvoldoende; de gevolgen daarvan moeten voldoende ernstig zijn. De kantonrechter is van oordeel dat aangenomen moet worden dat bij het toebrengen van een vuistslag in het gezicht daarvan sprake is. De kantonrechter stelt die schade naar redelijkheid en billijkheid vast op een bedrag van € 500,00.

Eigen schuld

4.22.
[gedaagde] heeft zich beroepen op eigen schuld, in de zin van artikel 6:102 lid 2 jo 6:101 BW, van [eiseres] omdat [eiseres] op [gedaagde] is afgelopen, heeft gevraagd “zal ik jou slaan”, waarna zij [gedaagde] met vlakke hand heeft geslagen. Volgens [gedaagde] is [eiseres] begonnen. [gedaagde] erkent dat hij niet had moeten terugslaan, maar dit is in een reflex gebeurt, aldus [gedaagde] .

4.23.
[eiseres] erkent dat zij verhaal is gaan halen bij [gedaagde] . Op de vraag van [eiseres] aan [gedaagde] of zij “hem eens zal slaan” is door [gedaagde] bevestigend geantwoord, aldus [eiseres] . Volgens [eiseres] heeft zij, nadat [gedaagde] had ingestemd, [gedaagde] zachtjes op de wang geraakt.

4.24.
In artikel 6:101 BW is bepaald dat wanneer de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend, de vergoedingsplicht wordt verminderd door de schade over de benadeelde en de vergoedingsplichtige te verdelen evenredig met de mate waarin ieder heeft bijgedragen aan de schade. Een andere verdeling vindt plaats als de billijkheid dit wegens de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten of andere omstandigheden van het geval eist. In dit geval moet dus worden beoordeeld of [eiseres] zelf in de gegeven omstandigheden fout heeft gehandeld en daardoor zelf heeft bijgedragen aan de totstandkoming van haar schade.

4.25.
De kantonrechter constateert dat [eiseres] en [gedaagde] weliswaar een andere beleving hebben van hetgeen op 10 juli 2017 heeft plaatsgevonden, maar dat beiden het standpunt betrekken dat [eiseres] naar [gedaagde] is toegegaan en dat het conflict tussen [eiseres] en [gedaagde] is ontstaan naar aanleiding van het gedrag van de zoontjes van [eiseres] en de reactie daarop van [gedaagde] . Weliswaar heeft [eiseres] [gedaagde] ter verantwoording geroepen en geslagen maar dat rechtvaardigt geenszins de door [gedaagde] aan [eiseres] toegebrachte vuistslag. [gedaagde] heeft zich voorafgaand aan (of tijdens) het escaleren van het conflict niet aan het conflict proberen te onttrekken door bijvoorbeeld weg te lopen. De kantonrechter is onder die omstandigheden van oordeel dat ook al heeft [eiseres] [gedaagde] geslagen, dit geen grond vormt om te oordelen dat [eiseres] wegens eigen schuld haar schade geheel of gedeeltelijk zelf dient te dragen. Het beroep op eigen schuld zijdens [eiseres] wordt dan ook verworpen.

Slotsom

4.26.
De conclusie is dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld en aansprakelijk is voor de schade van [eiseres] . Het verzoek van [eiseres] kan in zoverre worden toegewezen dat voor recht wordt verklaard dat [gedaagde] aansprakelijk is voor dit onrechtmatig handelen.

4.27.
De kantonrechter heeft in het voorgaande overwogen dat [gedaagde] als gevolg van de mishandeling door [gedaagde] voor € 328,63 aan materiële schade lijdt en € 500,00 aan immateriële schadevergoeding. Deze bedragen komen voor vergoeding door [gedaagde] in aanmerking.

Wettelijke rente

4.28.
Naast schadevergoeding heeft [eiseres] ook wettelijke rente gevorderd over het toe te wijzen schadebedrag. Bij een schadevergoedingsverbintenis op grond van onrechtmatige daad treedt het verzuim in zonder ingebrekestelling. Dit betekent dat [eiseres] vanaf het moment van de mishandeling een opeisbare vordering heeft. De wettelijke rente zal derhalve worden toegewezen vanaf 10 juli 2017 over het bedrag van € 328,63 en over het bedrag van € 500,00.

Proceskosten

4.29.
Nu zowel [eiseres] als [gedaagde] in het gelijk zijn gesteld, ziet de kantonrechter aanleiding de proceskosten te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt. ECLI:NL:RBMNE:2023:810